De in Roemenië geboren Mira heeft inmiddels zes boeken op haar naam staan, twee in het Roemeens en vier in het Nederlands. Haar meest recente roman heet Al mijn vaders en verscheen in februari bij Uitgeverij Jurgen Maas. Tascha. De roof uit de kunsthal, haar in 2015 verschenen boek, schreef ze opgesloten in een gehuurde kamer zonder verwarming. Daar ontdekte ze dat schrijven ‘eigenlijk kut is’, als je in de kou schrijft.

Mira: ‘Ik had geen verwarming en zat op een stoel met mijn jas aan, urenlang. Aan de muur hingen artikelen over de roof. Heel de wereld schreef erover. Ik las alles en in mijn hoofd maakte ik een pasta. Na de pasta heb je structuur nodig. Ik had die structuur nodig, maar alleen om te kunnen beginnen; daarna neemt het personage het over. En het personage weet het ook altijd beter.’

Ze denkt na: ‘Weet je, de structuur bij een boek is als de man bij het maken van een kind. Daarna heb je de man negen maanden niet meer nodig. Zo is het ook bij een boek: als basis is er beginstructuur, maar daarna kun je die opzij zetten. Het boek gaat vanzelf verder, het personage doet daarna wat het wil. Je hebt geen controle meer en dan voel je dat literatuur een soort religie is. De literatuur is altijd groter dan de schrijver. Dat wonder maak je altijd mee met een boek.’

Een wonder?
‘Ik geloof in bellettrie, hoog niveau literatuur. Ik heb een klassieke cultuur. Ik heb een PhD in de literatuurwetenschap, niet dat dat iets uitmaakt voor het schrijver worden, maar het kan wel nuttig zijn. Ik geloof dat we altijd op de schouders van onze voorgangers staan.’

Zei Newton dat niet over wetenschap?
‘Ja, precies. Maar de metafoor wordt ook in de literatuur gebruikt. Ik geloof heilig dat boeken uit boeken voortkomen. Toen ik mijn jongste roman, Al mijn vaders, schreef, wilde ik geen waargebeurd verhaal schrijven, ik wilde laten zien dat ik meer ben dan de pech die ik heb gehad. Dat ik gered werd door boeken. Dat ik meer geloof in boeken dan in mensen. Boeken kunnen menselijker zijn dan de mensen.’

‘Ik geloof dat we altijd op de schouders van onze voorgangers staan.’

Meer geloven in boeken dan in mensen?
‘Boeken vertrouw ik sneller…’

Maar een boek hoeft niet de waarheid te zijn?
Resoluut: ‘Een boek is altijd de waarheid. Als je het schrijft, geloof je in de waarheid ervan, dus dé waarheid zit in mijn boek. Ik noem het geen autobiografie, terwijl iemand op internet schreef dat het wel een autobiografie is. Nou, dat is dan zíjn waarheid. De lezer heeft ook een waarheid. Een boek is een wisselwerking tussen lezer en schrijver.’

Terug naar de kamer, in de kou. Je zit er en dan?
‘Inmiddels heb ik een schrijfschuur in de tuin.’ Lachend: ‘Ik zeg daar altijd over: vanuit Roemenië heb ik een grote reis gemaakt om hier te komen, maar uiteindelijk ben ik geëindigd zoals ik woonde in Roemenië: in een kleine kamer met twee tafels op een paar vierkante meter.’ Berustend: ‘Maar ja, daar ben ik gelukkig. Daarmee wil ik niet zeggen dat het schrijven leuk is, integendeel: het is kut. Het is hard werken, maar ik zou niets anders willen. Ik kan niets anders. Ik ben geen geweldige moeder, ik ben geen ideale vrouw voor mijn man…’

Moeten schrijvers niet een beetje raar zijn?
‘Ik denk dat je tussen schrijvers ook normale mensen hebt, maar ik vraag me wel af of zij eerlijk zijn naar de wereld. Je draagt altijd iets met je mee; anders zou je niet schrijven. Schrijven is voor mij als een drug. Ik zonder me af van de wereld om naar de schuur te gaan. Als ik klaar ben, voel ik me opgelucht en gelukkig: ik heb het gedaan.’

Hoe begin je?
‘Ik zit en ik begin gewoon te schrijven. De eerste paar pagina’s zijn stom, gaan moeizaam, maar na de zesde komt er iets wat me opwekt. Ik heb iets beet. Samen met dat ongrijpbare iets, ga ik verder. Ik merk dat datgene wat ik heb, de leiding neemt. Dan hoef ik alleen nog maar te schrijven. Als je in deze status komt, weet je dat het goed is, want dan ligt het niet meer aan mij, het ligt boven mij.’

Maar je hebt toch wel een bepaald idee over wat je gaat schrijven?
‘Ik heb wel ideeën over hoofdstukken, maar het kan anders lopen. Er kan een personage bijkomen of een idee, daar moet ruimte voor zijn. Dus geloof me: je hebt als architect van je verhaal niet al te veel controle over je eigen bouwwerk.’

En dat is de literatuur, maar heb je ook wel eens gehad dat dat niet kwam?
Ze drinkt haar thee op: ‘Ja, dat kan natuurlijk. Maar literatuur is als een religie, als je haar blijft beoefenen komt het altijd weer. Je moet loyaal zijn aan jezelf en als je gelooft in de literatuur dan komt het. Het is net als in de liefde. Je wordt verliefd en hebt geen idee waar het toe leidt, maar je wilt door, je gelooft erin. Dat is de kern: je moet erin geloven.’