Er moet iets gebeuren, dacht burgemeester Michael Unterguggenberger van het dorp Wörgl in Oostenrijk. Het was 1931, midden in de Grote Depressie. Al een paar jaar zat het dorp in het slop, net als de rest van Europa en de Verenigde Staten. De beurzen waren in 1929 ingestort, faillissementen en werkloosheid waren aan de orde van de dag. Wat de zaken nog verergerde, was dat banken geen leningen meer durfden uit te geven. Er waren bankruns op spaargeld en verschillende banken gingen over de kop. De schrik zat er goed in, ook in Wörgl, en de burgemeester stond voor een schier onmogelijke opgave.

Op het dieptepunt van de Grote Depressie was een kwart van de bevolking van Oostenrijk werkloos. Minder uitbetaalde lonen betekende nog minder geld en dus nog minder schillingen, de munteenheid van Oostenrijk destijds, in omloop. Ook in de gemeente Wörgl was de Grote Depressie voelbaar: de belastinginkomsten daalden naar een historisch dieptepunt waardoor ook de publieke investeringen...