Zin om lekker te luisteren? Jonah leest zijn reportage zelf voor. 

New York

Op zijn 29ste verjaardag stapte een jongen uit Enschede in een taxi in New York. Hij was voor het grote geld naar Amerika gekomen. Hij wilde de wereld verbeteren. Zijn naam: Bas Timmer. Inmiddels is hij 31. Hij heeft rood haar en een onbevreesde blik, en zijn Twentse accent is hij nooit verloren.

In New York is het gebruikelijk om een taxi te delen, vertelt hij. Er stapte een flamboyante man bij hem in. ‘Lila zonnebrilletje, strakgetrokken huidje en zonnebankbruin. Wie weet is het een miljonair, dacht ik, dus ik deed mijn verhaal, liet de taxi stoppen, haalde een slaapzak uit de kofferbak en rolde dat ding midden in Manhattan uit. Die man werd helemaal lijp en zei: “I’m the ex-husband of Diana Ross. Come to Universal Records tomorrow, then we will arrange some money”.’ In die taxi kreeg Timmer het idee dat in Amerika ineens kon gebeuren waar hij in Nederland vijf jaar over deed.

In 2014 stierf de dakloze vader van vrienden van Timmer op de stoep voor de gesloten nachtopvang in Enschede. Bas Timmer had een eigen kledingmerkje en besloot een paar dikke truien en slaapzakken in elkaar te naaien. Hij deelde ze uit in Enschede, zodat er geen mensen meer zouden sterven op bankjes. De eerste Sheltersuit was in een paar uur geboren. In de jaren die volgden, zocht hij naar geld om zijn slaapzakken te produceren en overal ter wereld te kunnen uitdelen. Er waren naaiateliers in Enschede en Zuid-Afrika, en nu was ook Amerika aan de beurt.

De volgende dag ging Timmer een logge wolkenkrabber op Broadway binnen met op de gevel in vergulde letters Universal Music Group. De man met de paarse zonnebril wilde alle grote platenlabels vragen om 50.000 dollar te doneren voor Sheltersuits, en zei: ‘So Bas, what’s in it for us?’ ‘Ik begon te zweten. We zouden toch niet gaan krijgen dat ze er iets van die 50.000 tussenuit wilden pikken? Wat kregen we nou dan?’

Timmer ging niet met de paarse zonnebril in zee.

Bas Timmer
Bas Timmer: ‘Het mag wel wat meer impact hebben’
‘Alles to uplift humanity’

Inmiddels praat hij wel met de échte rijken van Amerika: de Rockefellers en de familie achter de Hearst Foundation. ‘Filantropie is heel wat anders dan zakendoen.’ Maar voor die grote Amerikaanse filantropen is Bas Timmers Sheltersuit Foundation momenteel nog net iets te klein, zij zoeken naar een minimum uitgave van 1 miljoen per jaar. Het kan Timmer niet schelen. Hij wil gewoon mensen helpen. Als ik vraag of hij naar zo’n grote instelling in Amerika wil toewerken, zegt hij nuchter: ‘Ja, tuul’k. Alles to uplift humanity’.

In 2020 werd Bas Timmer door Time Magazine uitgeroepen tot Next Generation Leader, een jaar eerder viel Greta Thunberg die eer.

Ik spreek hem in Enschede op een kantelpunt. De afgelopen jaren is hij manager of slaaf geweest van zijn eigen goede idee. Maar hij ambieert meer te zijn dan dat: het is tijd om weer kleding te gaan ontwerpen.

Enschede

We lopen door het naaiatelier. De Sheltersuits worden gemaakt door met name ex-vluchtelingen uit Syrië. Je ziet en hoort er de gebruikelijke drukte van een werkplaats: een radio, ratelende machines, gestommel, gelach en het scheuren van stof. De medewerkers zijn niet onder de indruk van zijn aanwezigheid als baas. Ze werken en praten onverstoorbaar door. Timmer wijst op Shasho, achterin het atelier, een van zijn beste vrienden. Hij komt uit Syrië en was analfabeet. Toen Shasho aankwam in Ter Apel, het aanmeldingscentrum voor asielzoekers, informeerde hij meteen naar naaiwerk in Nederland. ‘Twee dagen na zijn aankomst zat hij hier en hij is nooit meer weggegaan. We regelden een alfabetiseringscursus en iemand betaalde zijn rijlessen. Nu heeft hij een goedbetaalde baan en leidt hij de productie. Deze zomer gaan we samen op vakantie naar Normandië.’

Timmer rolt een Shelterbag voor me uit. Dit is geen slaapzak maar een eenpersoonstent met een matras erin. Fronsend kijkt hij naar de tas en zegt dan: ‘Er zit een designfoutje in, die dingen zijn al in productie. Dit moet strakker aangetrokken kunnen worden. Hé, zie je dat?’ roept hij naar een kleermaker. De man komt direct met een meetlint aan. ‘Niet goed. Moet korter. Oké?’ vraagt hij nadrukkelijk.

In de schuur

Net als de daklozen die hij helpt, heeft ook Timmer geen vaste verblijfplaats. Iemand die altijd onderweg is, heeft weinig aan een huis. Als hij in Nederland is, woont hij met zijn vriendin in de schuur van haar vader in Velp. Hij is net terug uit New York en heeft een soort instapkaart waarmee hij altijd heen en weer kan reizen tussen de twee continenten.

Het is niet aan hem te zien, maar hij heeft slecht geslapen vannacht. ‘Mensen zeggen vaak: “Werk je niet teveel?” Maar Van Gogh schilderde ook weleens twintig uur achter elkaar. Die was dan ook niet aan het piep’n. Als je maar iets doet waar je energie van krijgt. Als ik drie dagen de boekhouding moet doen, heb ik een burn-out.’

Timmer stuurt stiekem e-mailtjes als zijn vriendin naast hem slaapt. ‘Moet ze niet zien, maar dan slaap ik gewoon fijner.’ Zorgen dat daklozen beter slapen, daar offert hij zijn eigen slaap soms voor op. ‘Want wie goed slaapt, kan beter iets van zijn leven maken. Toch?’

In het chique warenhuis Printemps is een pop-up store van Chloé met producten van Bas Timmer geopend.
Hipster en zwerver

Iets van je leven maken, jezelf opnieuw uitvinden, dat heeft hij zelf ook gedaan. Hij groeide op in Glanerbrug, een dorpje naast Enschede, als tuig van de richel. Kattenkwaad, trammelant, politie aan de deur, altijd gedoe. ‘Mijn ouders scheidden toen ik twee was. Mijn vader was er nooit en ik was eigenlijk altijd op straat. Op m’n twaalfde ben ik verhuisd naar Lonneker, een keurig dorpje, en werd ik wat bijgeschaafd.’

In de klas kreeg hij te veel prikkels. Als hij eruit werd gestuurd, kon hij zich op de gang wel concentreren. Hij ging naar het vmbo en deed daarna een mbo-modeopleiding met het idee een kledingwinkel te beginnen. Door een vrije opdracht kwam hij erachter dat hij kleding wilde ontwerpen. Bezeten begon hij kleding te maken én te verkopen. Na het mbo volgde de modeacademie van ArtEZ in Arnhem, maar daar vertrok hij snel. ‘Ik voelde me niet lekker bij het idee om alleen nog maar mooie dingen te maken.’

Het leven leerde hem andere lessen dan de school: toen die vader van zijn vrienden stierf, viel alles op een wrange manier samen. ‘Het begin van Sheltersuit Foundation was best lastig. We gingen gewoon met slaapzakken de straat op en spraken mensen aan. Maar het verschil tussen een hipster en een zwerver is soms klein,’ lacht hij. ‘Het gebeurde me laatst ook nog toen ik een man met een baard en heel veel tassen aan zijn fiets zag. Ik zette m’n auto in de berm en vroeg of hij buiten sliep. Daar was hij niet van gediend.’

Na jaren van sociaal ondernemen is hij nu bezig om een eigen kledingmerk op te zetten. Met de winst van dat merk zullen de slaapzakken en andere producten voor daklozen worden gefinancierd. ‘Straks hebben we vierentwintig producten voor daklozen.’ Eind 2022 moet er een wintercollectie te koop zijn.

Machteloos

‘In dit atelier kan ik niet ontwerpen, ik word er glad-gek, er is altijd wel iets dat anders of beter moet. Ik heb het nu wat minder, maar vroeger was ik na een uur helemaal gesloopt. Ik zag zoveel van die gespjes zoals net.’ Timmer is bezig om een atelier op de Veluwe te kunnen huren. Hij laat me een filmpje op zijn telefoon zien van een gigantisch pand middenin de natuur. Een plek waar je alleen vogeltjes hoort en in de avond herten kunt zien. Rust. Net zoals vroeger op de gang.

Het innoveren van zijn producten voor daklozen is noodzakelijk. In Afrika vriezen mensen niet dood. In Los Angeles zijn mensen zo arm en verslaafd dat je ze in gevaar brengt met een slaapzak die zo’n 300 euro waard is. ‘In LA wonen volgens mij 200.000 miljonairs en 70.000 daklozen, daar kan best wat veranderen. Stel je voor dat Angelina Jolie of Miley Cyrus dit project ziet en ons oppikt om wat grote klappers te maken.’

Timmer droomt groot, maar in zijn wereld is dat tot nu toe realistisch gebleken.
Over een week vertrekt hij naar Parijs, waar hij weer echt aan het ontwerpen is. Sheltersuit Foundation is een samenwerking aangegaan met het Franse high-end kledingmerk Chloé, een ‘B-Corp’ (Benefit corporation): met de winst goeddoen voor mens, dier en planeet. Ze werken eraan om alles met restmateriaal te produceren, niks weg te gooien en zo min mogelijk te vervuilen in de toekomst. Op de Fashionweek van maart 2021 in Parijs liepen bleke modellen met strakke gezichten in slaapzakken van Sheltersuit Foundation om aandacht te vestigen op hun maatschappelijke betrokkenheid.

Midden in Parijs heeft Timmer bij Chloé zijn eigen atelier, waar alle materialen zijn en vakmensen paraat staan om aan zijn kleding te werken. Timmer zal een aantal jassen en tassen ontwerpen die een paar duizend euro per stuk gaan kosten. Hij probeert daklozen van warmte te voorzien door ultrarijke vrouwen te kleden. Zo gaan de superrijken de allerarmsten helpen. De bizarre uitersten van deze planeet komen samen in Timmers bestaan. Hij verkeert onder mensen die miljarden bezitten en mensen die niet weten hoe ze de volgende dag moeten halen. Van slaapzakken uitdelen op Lesbos tussen de mensenpoep of op Skid Row in Los Angeles tussen tientallen duizenden die drugs gebruiken en hun lichaam verkopen om rond te komen.

Aan de andere kant komt hij thuis bij Gabriella Hearst in Manhattan met butlers en een zwembad achter het huis, en praat hij met koningen, ministers en Amerikaanse filantropen. Als ik opmerk dat hij een wonderlijk leven heeft, zegt Timmer gelaten: ‘Joa, als je het zo bekijkt. De verschillen zijn groot. Daar kan ik niks aan veranderen. Het enige wat ik kan doen, is wat van die rijkdom afpakken.’

‘Robin Hood.’

‘Zo voelt het wel een beetje, ja. Ik ga natuurlijk met name met hen om zodat ik meer mensen kan helpen. Niet om ze een schouderklopje te geven. Maar weet je wat het is? Ik zie mensen gewoon als gelijke. Zo ben ik opgevoed. Of je nou een dakloze bent of de CEO van Chloé: iedereen heeft zo zijn persoonlijkheid en problemen.’

Bas Timmer
Daklozen onder de Périphérique
Alles moet op de schop

Het vele netwerken om dingen van de grond te krijgen, kost Timmer geen energie. Wat wel vermoeiend is, zijn dingen die niet goed gaan. ‘Zoals zo’n touwtje aan zo’n Shelterbag net. Dat kan toch godverdomme niet waar zijn. Het is allang in productie.’

‘Je bleef wel aardig.’

‘Ik ben ook weleens boos geworden, werkt niet. Hij doet ook z’n best.

We lopen verder door het atelier en Timmer vertelt dat alle materialen die gebruikt worden om de slaapzakken van te maken, gekregen zijn. Hij zucht glimlachend. Het is tropisch warm. ‘Zullen we anders even buiten gaan staan?’ zeg ik. We gaan op plastic stoelen tussen de pallets zitten. ‘Alles moet op de schop. Mensen zitten hier met hun mobiel achter de naaimachine te kletsen, dat is zo inefficiënt als maar kan.’

‘Ze lijken het wel naar hun zin te hebben,’ zeg ik.

‘Dat hebben ze ook nog wel als ze net wat meer daklozen warm kunnen houden. Dan maar eens wat minder zin. Ik heb ook weleens geen zin. Als de sfeer maar goed is.’

Geen gezeik

Zijn slaapzakken bieden geen structurele oplossing. Hij levert er zelfs kritiek mee op falende overheden die niet weten te voorkomen dat mensen doodvriezen. In Nederland hoeft zogenaamd niemand buiten te slapen. Toch doen duizenden mensen dat en sterven sommigen van de kou. ‘Waar is een overheid voor? Zorgen voor burgers? Behalve voor de zwakken? In feite is het allemaal belachelijk geregeld. Doe maar eens wat minder aan de wegen of defensie. Ik zou graag iemand in dienst hebben als lobbyist die dit in de politiek voor elkaar gaat boksen. Want de politiek is echt politiek, snap je? Ik zat eens bij dat praatprogramma Op1. Later die avond belt Paul Blokhuis, de staatssecretaris van Volksgezondheid en Welzijn. “Fantastisch, Timmer, dit moeten we echt voor de daklozen gaan regelen.” Hij beloofde in gesprek te gaan met de federatie landelijke opvang.’

Timmer laat me de appjes van de staatssecretaris zien: ‘“We vinden het een geweldige uitvinding maar dat er een verkeerd signaal vanuit gaat om hier vol op in te zetten, het is geen structurele oplossing.” Nee, dat ís het ook niet.’

Ik scrol verder en zie dat de staatssecretaris niet meer reageert op zijn berichten.
‘Zak er maar in, denk ik dan. Zo gaat dat eigenlijk sinds we begonnen: overheden, en vooral de Nederlandse, doen liever alsof het gewoon niet bestaat. Dan maar niet, dan gaan wij verder met ground work. Die dingen uitdelen via daklozeninstellingen, geen gezeik…’

We lopen het naaiatelier weer in. Timmer laat me een slaapzak voor kinderen zien. Een paar jaar geleden vloog hij met Shasho naar Griekenland om ze in een vluchtelingenkamp uit te delen. ‘We landden op Mitelini en Shasho zei: “Ik ben hier geweest.” Twee jaar daarvoor sliep hij daar op straat. Je vliegt drie uur en ineens ben je daar. Mijn God, daar heb ik een goede tik van gehad. Vooral de geur, die bleef me maanden bij, flashbacks, echt niet chill. Ik ging erin zonder mentale voorbereiding. Je moet je eigenlijk niet op de mensen focussen maar op afstand blijven. Maar ik ben open en enthousiast. Ik praat met iedereen, deed kinderen een pak aan, maar als je een kind optilt dat al een maand niet heeft gedoucht, dat stinkt en dat is kut.’

Na de vierde keer op Lesbos had hij er geen zin meer in. ‘Ik stuur die pakken wel op en klaar. Maar een jaar later stond ik er toch weer. Ik heb toen een paar keer flink lopen huil’n.’

Na dat bezoek aan Lesbos vloog hij terug naar Nederland op oudjaarsdag. Hij snapte even niet meer hoe je vrolijk het glas kon heffen op een nieuw jaar. ‘Ik was in shock. Dat mensen hier zo bang zijn om onze privileges te verliezen en dan maar de deur sluiten voor de buren.’

De nieuwe productieleider is bij ons komen staan en zegt: ‘Ik was eens in Calcutta en daar wilde ik mijn managers stuk voor stuk heen sturen, want dan was ik van een hoop gezeik af. Ik liet ze foto’s zien, maar het meest karakteristieke zie je niet, dat is de geur. Ik dacht steeds: hoe kan het dat dit nog bestaat?’

‘Op een Grieks eiland bestaat het. Om de hoek. In Europa. Daar moeten ze die succesboys als Elon Musk of Jeff Bezos eens heen sturen. Met hun fucking raketten.’

De druk is hoog

Ik wil Timmer een tijdje volgen om te zien hoe hij in al die werelden verkeert. Maar zijn agenda is fluïde, plannen worden vaak weer omgegooid. Hij zou slaapzakken gaan uitdelen in Los Angeles, een werkplaats opzetten in New York, een project doen in Buenos Aires. En als Chloé vraagt om nog meer jassen te ontwerpen, moet ook het atelier op de Veluwe wachten.

Ik ga hem in Parijs bezoeken.

Als ik zijn vriendin Tony Docekal, die ook voor Sheltersuit Foundation werkt, vraag hoe het ontwerpen in Parijs gaat, zegt ze: ‘Gisteravond hadden we een goed gesprek aan de Seine, had hij er weer zin in, maar vanmorgen is dat weer helemaal weg.’ De druk is hoog en de tijd beperkt. De eerste dagen in Parijs lukte het niet om iets goeds te ontwerpen. Pas als hij Shasho laat overkomen om hem te helpen naaien, komt de productie op gang.

Bas Timmer
Daklozen voor de ingang van warenhuis Printemps

Parijs

De deuren van warenhuis Printemps zijn net open. Alles glimt en is van glas of goud, je ruikt parfum, alle medewerkers zijn knap en vrolijk en er speelt opzwepende maar niet té aanwezige muziek. Alles om mensen op hun gemak te stellen en de verkoop aan te jagen. In het warenhuis is er onlangs een pop-up store van Chloé met producten van Timmer geopend en vandaag zal hij een presentatie geven over hun samenwerking.

Timmer kan niet lang in het warenhuis blijven. Over een paar dagen begint Paris Fashion Week en hij moet nu snel naar het hoofdkantoor en zijn atelier in Chloé om de laatste hand te leggen aan een jas. Op weg naar de uitgang stopt hij geregeld bij een jurkje om schaamteloos te kijken wat het kost om zich daar vervolgens over te verbazen. Deze wereld is allerminst gewoon voor hem.

Op straat loopt hij voorop, praat honderduit en wacht voor geen enkel stoplicht. Hij is net terug van vakantie, ‘maar iedere ochtend werd ik wakker met zere kaken van het malen’.Vakantie lijkt niet meer te bestaan. ‘Dan kun je maar beter aan het werk gaan.’
Via een zijingang gaan we het pompeuze gebouw van Chloé in. Timmer lijkt zich thuis te voelen, hier, hij heeft vermoedelijk het talent om zich overal thuis te kunnen voelen. Z’n eigen ontwerpatelier is een rommeltje. Een medewerker zegt knipogend: ‘Timmer took over, as you can see.’ Balen stof, tekeningen, een kist vol gouden ringen en knopen, een opengescheurd pak plakken kaas, koffiekopjes en bananenschillen.

Met Shasho bespreekt hij wat er nog moet gebeuren aan de jas. Shasho blijft altijd glimlachen. Hij pakt de spullen bij elkaar en zegt al wijzend op een van de vele jassen die hier hangen: ‘Dit vind ik echt een mooi jasje. Als ik hier ’s avonds aan het werk was, dan pakte ik zo’n jas en liep ik er mee naar mijn hotel. Dan dacht iedereen dat ik een rijke man was.’

Timmer komt naast me staan en vertelt dat elke keer als hij iets moet ontwerpen, hij de eerste twintig dagen gefrustreerd is. ‘Maar op de twintigste ga ik het atelier in, en dan bam, ineens weet ik het en gaat het als een speer.’

Dan zucht hij en is het alsof hij hardop denkt: ‘Man, ik zou wel een uurtje van de wereld willen verdwijnen nu, even in bed liggen.’ Vervolgens zegt hij weer kwiek: ‘Oké, kom, naar het naaiatelier.’

Hier belanden we in een rustgevende, geconcentreerde werkomgeving die aan een operatiekamer doet denken. Alles is geordend en heeft een functie. Patronen, naaimachines, halve jurken, jassen en tassen en tl-daglichtlampen geven een constante hoeveelheid licht.

De vrouwen die er in stilte aan het werk zijn, kijken ons amper aan als we binnenkomen. Een snauwt in het Frans: ‘In Frankrijk zeggen we hallo als je ergens binnenkomt.’ Timmer verstaat het niet. Hij speelt nerveus met een tang en zegt: ‘Nu komt het engste gedeelte: er moeten gaatjes in de jas. Jonah, heb jij een drukknoop ergens om te kijken hoe zo’n ding zit?’ Hij roept iemand die hem kan helpen, maar geen gehoor. Aan deze jas heeft hij weken gewerkt en hij kan in een seconde verpest worden. ‘Fuck it.’
Het lukt hem.

Gewoon mode

Onderweg naar het warenhuis vraag ik naar zijn toekomstplannen. Hij wil een shelter-labstudio beginnen. ‘Een plek waar we ons kunnen focussen op mooie producten en producten voor mensen in nood. Niet alleen confectie, maar ook systemen, een oplaadbaar lampje, een app, wat dan ook, alles wat mensen kan helpen.’

Over twee dagen gaat hij naar een appartement kijken in Parijs. Na jaren zou hij dan weer een eigen plek hebben. Bij Sheltersuit Foundation wordt een executive director geworven, wat betekent dat hij de toko daar niet meer draaiende hoeft te houden en alleen in het bestuur zit. ‘Het is tijd om een volgende stap te zetten. De afgelopen zeven jaar ben ik in tien vluchtelingenkampen geweest, heb ik duizenden daklozen gesproken dus als ik in een goede creatieve flow terechtkom, zou dat weleens een interessante mix kunnen worden. Ik weet nog niet hoe, maar het frustreert me nu al enorm dat ik maar gewoon een jas maak. Ik ben heel blij met wat ik nu doe, maar het is ook wel weer gewoon mode. Het mag wel wat meer impact hebben.’

Voor een presentatie die hij laatst aan de staf van Chloé gaf, naaide hij een klein kindertruitje, aangezien het nu in Afghanistan koud is. ‘Dan probeer ik zo’n project erdoor te drukken. Daar wordt nu over gediscussieerd, het wordt waarschijnlijk een rugtasje voor Griekenland. Daar doen we dan wat tekenspulletjes en een notitieblokje in. Om er zo’n drieduizend uit te delen aan de kinderen in Lesbos. De ene keer ben ik heel blij, maar de andere keer loop ik bij Printemps binnen en zie ik al die producten en dan denk ik: hebben we niet genoeg? Zo’n 40 procent van alle kleding wordt niet verkocht. Het hangt er voor de show. Want dan is er weer een tuthola die oker mooier vindt dan brique en dan gaat het jurkje terug om vernietigd te worden. Maar Chloé vernietigt geen kleding, hè? Ze verkopen alles.’

Ik vraag hoe het met zijn eigen kledingmerk is. ‘Dat is best een strijd. Eigenlijk heb ik de keuze al gemaakt, deze vakantie. Het gaat onder de naam Sheltersuit gebeuren en niet als Bas Timmer. Dat is mijn onderbuikgevoel. Alle winst kan dan naar de foundation om een groot sociaal kledingmerk te bouwen.’

De keerzijde, waar hij helemaal gek van wordt, is dat je altijd onder een vergrootglas ligt als stichting. Een bedrijf is gericht op winst. ‘Normaal begint een sociale onderneming met de onderneming. Daarna het sociale doel. Wij zijn totaal andersom begonnen. Een rationeel iemand zegt: eerst Nederland perfectioneren en dan een businessplan schrijven en naar Amerika. Ik ga niet drie maanden aan een plan zitten. Ik ga er gewoon heen. Maar je doet het nooit goed. Ik zou ook wel een hypotheek willen of een kind onderhouden, ooit. Kan niet met mijn minimumsalaris. Dat snappen mensen niet. En als je straks een jas van tweeduizend euro verkoopt, dan gaat het overgrote deel naar marketing, materiaalkosten, enzovoorts. Gerrie of Betty uit Enschede zegt dan: “En maar driehonderd euro naar een dakloze?” Een ander begrijpt de constructie wel en zegt: “O, dat is wel heel veel geld naar een dakloze.”’

Ik sta voor de ingang van het warenhuis. Een eindje verderop, op de stoep, ligt een dakloze te slapen: in één oogopslag zie je twee werelden.

Bas Timmer
Timmer in het naaiatelier bij Chloé
Een miljard waard

Midden in het warenhuis zit Shasho achter een naaimachine in de pop-up store. Hij demonstreert hoe je een Sheltersuit in elkaar naait. Rondom hem hangen de jassen en tassen die Timmer voor Chloé ontwierp. Met de rug naar Shasho toe staat een groepje verkopers van het warenhuis. Ze krijgen uitleg over de producten, worden verzocht om rechtop te gaan staan.

Op de zevende verdieping oogt Timmer voor het eerst nerveus. Hij ziet wit en kijkt ernstig – of gewoon geconcentreerd. Als hij begint te spreken, heeft hij meteen de aandacht. Hij vertelt over wat hij probeert te doen voor de mensen. In het publiek zitten influencers te filmen, meisjes met tassen waar voor duizenden euro’s kleding in zit, een vrouw met een trillende chihuahua en een man die zichzelf heeft laten verbouwen om zijn jeugd terug te vinden. Maar niet iedereen is geïnteresseerd in Timmer. Het winkelend publiek slentert langs de presentatie en kijkt tamelijk verveeld naar de producten. We zitten dan ook op de bovenste etage van dit winkelcentrum dat zo groot is als een voetbalstadion. Als je dan nog niet hebt gevonden wat je zoekt, zul je het nooit vinden.

Na de presentatie vertelt Timmer me dat er net een aardige Griekse miljonair op hem afkwam. ‘Hij was net zo oud als wij, maar sprak alsof hij zestig was.’ Met gedragen stem in bekakt Engels doet hij hem na: ‘My sister does all the philanthropy.’ Hij googelt de jongen en zegt dat zijn familie een paar miljoen waard is. ‘Oké dan,’ zegt hij blij. ‘We zoeken nog een partner in Griekenland.’

Dan komt een medewerker van Sheltersuit Foundation vragen of ik al wat te doen heb vanavond. Timmer heeft net met een instelling gepraat die vooral met dakloze kinderen in Parijs werkt. Er schijnen hier zo’n 1800 kinderen op straat te leven. Het plan is om vanavond de straat op te gaan en te helpen een nieuw kamp op te zetten.

Onrecht in de praktijk

De metro rijdt de binnenstad uit. Onder een viaduct van de ring, omsingeld door drie wegen, staan een paar jongens. Een straathoek verder staat Timmer met een paar Sheltersuit en Chloé-medewerkers te wachten. Niemand weet wat de bedoeling is. Pas als er een colonne van zo’n honderd mensen aankomt, begint het te dagen. Je hoort het geluid van een schoolklas. Gezinnen met vrolijk pratende kinderen en baby’s in buggy’s. Het is ze niet aan te zien dat dit de mensen zijn over wie het gaat. Het zijn mensen die je altijd en overal ziet. Het enige zichtbare verschil is dat ze veel bagage bij zich hebben. Ze verzamelen zich onder het viaduct en wachten. Iemand van de organisatie komt aan en vertelt dat ze hier allemaal zullen slapen, voor het eerst. Ze hadden een andere slaapplek, maar het gaat regenen vannacht. Het viaduct houdt ze droog. Zo dadelijk komt er een bus met iglotenten aan. Timmer lijkt het niet te kunnen geloven. Hij kijkt gespannen toe en gromt: ‘We hadden Shelterbags mee moeten nemen voor die kinderen, verdomme.’

Je zou de jongens woke kunnen noemen, maar dat is een veel te keurige en belezen term voor een plek als deze. Dit is gewoon onrecht in de praktijk.

We gaan helpen de tentjes uit te delen en op te zetten. Vrouwen en kinderen eerst. De tenten moeten de volgende ochtend weer worden ingeleverd omdat de politie het tentdoek geregeld kapot steekt. ‘We verwachten dat de politie ook vanavond komt. Dan gaan we onderhandelen.’ Deze hulpverleners zijn gedwongen tot activisme.
Verder kunnen we dekens, brood, luiers en yoghurt uitdelen.

Een jongen praat onverstoorbaar Frans tegen me. Hij lacht me uit omdat ik hem niet versta en aan het hannessen ben met een tentstok. Naast gezinnen zijn er ook veel alleenstaande oude vrouwen, jongens in een groep of eenlingen van een jaar of twintig. Het gehuil van baby’s en het gepraat en geschreeuw van de mensen galmt mee met de honderden auto’s, ambulances, motoren, lijnbussen die hier eindeloos langsrijden. Iedereen ziet dat ze hier slapen en dat mensen hun behoefte achter een muurtje doen. Een straal urine zoekt het laagste punt, loopt de straat op en spat op door de autobanden.

Een jongen wil graag geïnterviewd worden. Hij rookt een joint, mist een voortand en zegt in het Frans: ‘Ze delen tenten uit, maar daar heb je niks aan als de politie komt. De Fransen kwamen bij ons, gebruikten ons als kolonie en gingen.’

Er komt een hele groep jongens om ons heen staan. Van een afstand lijkt het bedreigend, maar dat is het allerminst. ‘Wij komen hier en ze behandelen ons als vuil, tuurlijk hebben mensen last van ons op straat. We willen werken, maar mogen niets. We moeten onzichtbaar zijn.’

De Fransen brachten de taal, namen wat ze konden gebruiken en lieten het land berooid achter. Je zou de jongens woke kunnen noemen, maar dat is een veel te keurige en belezen term voor een plek als deze. Dit is gewoon onrecht in de praktijk. Dan draaien de jongens zich weer om en halen hun tent op. Een jongen ruikt of er urine op de grond ligt en zet dan zijn tent een paar meter verderop neer.

Waanzin

Shasho rookt bedeesd een sigaret terwijl hij tegen een lantaarnpaal leunt en naar het kamp kijkt. Hij heeft een paar jaar terug nog zo geleefd, met niets, op een Grieks eiland.

Ook Timmer mengt zich niet tussen de mensen om te helpen, maar staat naast een lege tent toe te kijken, met zijn handen op de rug, als een opzichter. Misschien heeft hij dit al te vaak gedaan, misschien weet hij te goed wat er dan met je gebeurt. Ik vraag waarom hij niet helpt. Hij zegt: ‘Een vrouw vroeg of ik haar tent kon bewaken, daarom sta ik hier.’ De vrouw komt terug, ze is ongesteld, iemand van Chloé heeft haar naar een toilet gebracht.

Ze blijft naast de tent staan. Ze is de enige Française hier naast alle Afrikanen en Syriërs. Ik dacht dat ze ook een hulpverlener was, maar dit is haar eerste nacht op straat. Ze is voor haar gewelddadige man het huis uit gevlucht. Al maanden probeert ze een ander huis te vinden en weg te komen, maar met haar salaris – ze werkt op een kindercrèche – is dat onmogelijk. Ik heb nog nooit zo’n bang iemand gezien. Het is zaterdagnacht en maandag zal ze gewoon weer aan het werk gaan. Van haar geld heeft ze alleen een garagebox kunnen huren om haar spullen op te slaan. Ze heeft de deur thuis dichtgeslagen om hier te belanden. Een plek die ontdaan is van alle illusies.

De tentjes zijn slecht en dun. Het beton hard en koud. Maar de buitenwereld, deze buurt, lijkt een stuk onveiliger, want er is constant de dreiging dat de politie komt om de boel te ontruimen en de mensen als beesten op te jagen. Ze kunnen geen kant op, alleen naar een drukke weg. Aan de andere kant lijkt het voor velen ook de normaalste zaak van de wereld. De vrouwen en kinderen lachen veel en tonen levenslust, de mannen hangen in hun tenten en zijn bijna onzichtbaar.

Het went snel om brood en luiers uit te delen omdat je dan tenminste iets doet. Maar de vrouw die in een crèche werkt, laat me niet los. Misschien omdat ze alleen is, omdat mijn eigen moeder met kinderen werkt en geen topsalaris verdient, of gewoon omdat er dagelijks vrouwen vermoord worden door hun echtgenoten. Hoe radeloos moet je zijn om je heil hier te zoeken?

Timmer overlegt met iemand van Chloé terwijl de vrouw wacht. Moeten ze haar in een hotel stoppen, of wekt dat verkeerde verwachtingen? Ze besluiten dat als je iemand één nacht kunt helpen, je dat moet doen. Timmer brengt haar naar het hotel en later zegt hij dat hij drie nachten geboekt heeft van zijn eigen geld. ‘Eigenlijk moet ik dat niet zelf betalen, maar ja, dit is toch waanzin?’

Er blijkt nog een vrouw te zijn die alleen is. Ze heeft een master in Arabische talen en had een hoge functie. Maar een hotelkamer wil ze niet. Ze vertrouwt de hulp niet en zegt: ‘Ik moet zeker wat terugdoen voor die kamer.’

Verder is er een meisje dat als een van de ‘gelukkigen’ na het vertrek van de Amerikanen uit Afghanistan op het nippertje naar hier heeft kunnen komen. Ze is modieus gekleed, leest een Russisch boek in haar tentje en hoopt dat er snel iets verandert in haar leven.

Dan ontstaat er rumoer en kijkt iedereen op. Een vrouw met drie kinderen krijgt ruzie om een deken en rent achter een lachende jongen aan. Bij de bus waar het brood wordt uitgedeeld, is een mollige gesluierde Syrische vrouw met haar paspoort aan het zwaaien en ze schreeuwt woest: ‘I’m from Syria!’ Maar niemand geeft thuis. Geen enkel privilege uit een vorig leven heeft hier nog enige waarde.

Antiserum

Als alles is uitgedeeld, staan Timmer en z’n mensen toe te kijken, tot iemand zegt: ‘Does someone know a nice neighbourhood to have a beer?’ We lopen een half uur. Op het terras worden we dronken. Alle mensen aan de tafel zijn jong. Er wordt hard gepraat en gelachen en van een afstandje doen we niet onder voor een stel willekeurige luidruchtige yuppen. Deze verstrooiing is een welkom antiserum na het viaduct.

Binnen in het café wordt gezongen. Er zit een man achter een piano en er hangen een paar knappe dronken meisjes om hem heen. Misschien zijn het modellen, morgen begint de Fashionweek. Ze lallen een nummer dat goed bij hun leven lijkt te passen: ‘Summertime and the living is easy.’

Soms wordt er nog wel over Sheltersuits gesproken op het terras. Ook Rusland lonkt als nieuw werkgebied. De gemiddelde levensverwachting van een dakloze daar is twee jaar. Timmer zegt: ‘Ik moet maar eens een paar avondjes gaan drinken met een of andere tsaar om daar iets te veranderen.’

‘Ik denk dat jij het goed kunt vinden met een tsaar,’ zeg ik.
‘Dat denk ik ook,’ en we proosten lachend.

Na de laatste ronde bestelt iedereen een eigen Uber naar zijn hotel in de binnenstad. Ook al is het midden in de nacht, de straten zijn vol en politiewagens rijden met sirenes voorbij. Het is te hopen dat ze ook aan het viaduct voorbijrijden, want als ik voor mijn hotel sta, begint het te regen.