In Een ontgifting speelt zich de volgende scène af: in een dorp staat een jongen tussen de benen van grote mannen te luisteren naar wat ze zeggen over het wespennest dat zich heeft gevormd in het weiland achter de kerk. Ze zullen er maar een in petroleum gedrenkte lap naartoe gooien. Wanneer dat is gedaan blijft de jongen te lang dralen en wordt gestoken door de vluchtende wespen. Die achtervolgen hem tot in de schuur van zijn huis, waar hij wordt opgevangen door zijn oudere zus.

Ze slaat de laatste wespen bij hem weg en ontdoet hem van zijn kleren. Ze legt hem op bed en plukt de angels uit zijn huid, dept de steken met azijn. Langzaam komt hij tot rust en worden zijn snikken minder. Ze masseert zijn armen, benen en nek, wrijft de paniek uit hem weg. Hij geeft zich over aan haar handen. ‘Ze lacht een beetje en knoopt haar haar los, haar lange zwarte haar. Ze laat het vallen op zijn rug, weelderig als een lauwe waterval, en streelt hem, zijn nek, zijn armen, zijn rug.’

De...