Tonke Dragt (1930) woont in een jaren-vijftig-doorzonwoning in de Haagse bloemenbuurt. Een keurig paadje loopt door een wilde tuin naar een portiek met glas-in-loodramen. Achter de ramen hangen verschoten vitrages. Een alledaags rijtjeshuis, maar dat is schijn. Net als de magiër Thomtidom uit haar boek De Zevensprong is de schrijfster een meester in het opwerpen van façades. Binnen is huize Dragt volkomen anders dan de buitenkant doet vermoeden. Alleen: je komt er niet zomaar. Dragt ontvangt niet graag aan huis. Interviews wijst ze al jaren zoveel mogelijk af. Lukt het wel tot haar door te dringen, dan verloopt een afspraak via verschillende schijven. Als je haar nog niet kent, kom je niet voorbij Liesbeth ten Houten, jarenlang haar uitgeefster, nu raadsvrouw, vriendin en leverancier van viooltjes voor de tuin. ‘Leeuwe Liesbeth’ noemt Dragt haar wel. Wie haar lief is en even niet oplet, verandert in een personage.

Annemarie Terhell en ik zouden Tonke Dragt ontmoeten omdat we...