Als doe-het-zelf-cabaretier zonder noemenswaardige toneel- of zangopleiding kwam hij na zijn dertigste terecht in de uitzinnige musicalparodieën van Pieter Kramer. Met groot succes. Nu waagt Wart Kamps zich aan Richard III. ‘Die was helemaal niet slecht!’

Het had best gekund dat Wart Kamps de uitreiking van de Musical Awards als een grote grap beschouwde. Een doe-het-zelf-cabaretier zonder noemenswaardige toneel- of zangopleiding die na zijn dertigste terechtkomt in de uitzinnige musicalparodieën van Pieter Kramer en ineens op het prijzenfeestje van Albert Verlinde en Joop van den Ende moet verschijnen, vanwege zijn nominatie voor de Beste Mannelijke Hoofdrol in een Grote Musical. En dan ook nog voor een anti-heldenrol: die van Cyrano in De zere neus van Bergerac, waar hij met zijn kleine, ineengedoken gestalte een wonderlijk fladderig ventje van maakte dat zijn gebrek aan fysieke schoonheid compenseert met snelle grappen. Producent het Ro Theater, dat als toneelgezelschap een vreemde eend is in musicalland, had met de uitreiking van de Awards niet eens rekening gehouden. ‘Alle musicals in Nederland hebben die avond lang van tevoren vrijgehouden,’ roept Wart Kamps (1977) met een vrolijke wanhoop, ‘behalve natuurlijk het Ro Theater.’ Met als resultaat dat andere genomineerden van het Ro (Arjan Ederveen voor de Beste Mannelijke Bijrol in De zere neus van Bergerac, Alex Klaasen als tekstschrijver van de liedjes) op de avond van de uitreiking ergens in de provincie stonden te spelen. Het is dat Wart Kamps in de nieuwste Pieter Kramer-musical dubbelt met Arjan Ederveen, anders had hij er ook niet bij kunnen zijn.

Maar op de ochtend van de uitreiking – ‘Mijn strikje heb ik al’ – is Kamps behoorlijk zenuwachtig. Hij is wél blij dat hij in de live televisieshow geen mopje hoeft te zingen, naast al die ervaren musicalsterren. Maar die Award wil hij absoluut winnen. ‘Als je net genomineerd bent, denk je: wat fijn! En meteen daarna: maar wat als ik verlies, dat zou ik verschrikkelijk vinden!’ Van nuffigheid over het commerciële theatergenre is bij hem geen sprake, hij is gék op musicals. Als jongetje is hij zes keer naar The Phantom of the Opera geweest, met Ben Cramer en Henk Poort, en Wicked heeft hij twee keer in Londen gezien, één keer in New York en nog een keer of vier toen Joop van den Ende de heksenmusical een paar jaar geleden in een Nederlandse versie bracht. ‘Ik houd vooral van sprookjesmusicals,’ zegt hij dromerig. ‘Niet van dingen als Cabaret met showtrappen en franje en seks.’

Tweelingbroers

Na zijn middelbare school stond het leven van Wart Kamps in het teken van het absurdistische cabaretgroepje dat zijn tweelingbroer Tim samen met Bor Rooyackers oprichtte. Twaalf jaar lang vormden ze het succesvolle trio Rooyackers, Kamps & Kamps, daarna gingen de tweelingbroers samen verder. Toen die samenwerking strandde, verdween Wart van het toneel. Nu komen we hem weer tegen op televisie: in de komische sciencefictionserie Missie Aarde, die Tim Kamps bedacht en regisseerde, speelt hij de kapitein van het ruimteschip, die als kleinste lid van de bemanning totaal geen gezag heeft. Dat hij zich intussen los van zijn broer ontpopt heeft als een ster in de Pieter Kramer-musicals, en nu al voor de derde keer zingend en dansend de grote schouwburgen afreist, geeft een onverwachte draai aan zijn carrière.

Toch staat het ook weer niet zo heel ver van wat Kamps vroeger op het toneel deed. Het vrolijke knip- en plakwerk van Pieter Kramers musicalstijl past wel bij de bordkartonnen decortjes waarmee het cabaretduo bizarre toneelstukjes opvoerde. De bevrijdende manier waarop de bedenker en regisseur van de Ro-musicals de afwijkende fysiek van zijn acteurs uitbuit, sluit aan bij de schaamteloze grappen die de eeneiige Kamps-tweeling in hun cabaretprogramma’s maakten over het verschil tussen Tim (de populaire knapperd) en Wart (de sneue versie van Tim). De eerste keer castte Kramer Wart Kamps als God in de hemel: een fragiel figuurtje achter een reusachtig kerkorgel. In zijn nieuwste familiemusical De Gelaarsde Poes speelt uitgerekend Wart Kamps, die in de verste verte niks van een macho heeft, een zelfingenomen, op jonge meisjes beluste versie van James Bond. Een geestige miniversie, omdat zijn postuur zo totaal niet rijmt met de gespierde torso die gewoonlijk schuil gaat onder de smoking van de meesterspion.

Je denkt dat je lelijk bent

De rol van Cyrano, de dichter die opgezadeld zit met een buitenmaatse neus en alleen bij Roxanne, het meisje van zijn dromen, in de buurt kan komen door de liefdesbrieven te schrijven die zijn knappe rivaal aan haar stuurt, is op het lijf van Wart Kamps geschreven. ‘Het is een rol die heel erg bij me past: iemand die een mankement heeft. Ik heb een scheve rug, waar ik op mijn zeventiende aan geopereerd ben, scoliose heet dat. Net als de grote neus van Cyrano is dat iets waar je heel je leven mee opgescheept zit, en waardoor je denkt dat je lelijk bent. Als Cyrano heb ik de gewoonte om daarmee te spotten. Cyrano zit wel met die neus, maar kan er heel grappig over doen. Het heeft hem ook gevormd tot wie hij nu is. Dat is hetzelfde met mijn rug. Die is helemaal vastgezet. Mensen zeggen altijd over mij dat ik zo’n grappige fysiek heb, maar dat komt doordat ik niet alles kan bewegen. Dat ziet er stuntelig uit, en dat helpt me in mijn rollen. Nu voel ik me trouwens niet meer zo lelijk hoor, als je ouder wordt, worstel je je daar wel een beetje uit.’

Foto: Jeroen Hofman

Cyrano was jouw eerste hoofdrol in een musical. Was dat een moeilijke klus?

‘Sommige dingen waren best lastig. Het zingen lukte wel, bij het cabaret zongen we ook altijd liedjes. Maar op een gegeven moment moest ik tegen Sarah Bannier, die Roxanne speelde, zeggen: ik houd van je. En dat kón ik eerst helemaal niet. Stond ik daar in een repetitieruimte onder het tl-licht, en dan kwam het gewoon niet uit mijn mond. Supergênant was dat. Zonder ironie, sarcasme of kritiek “Ik houd van je” zeggen, dat kan ik in het echte leven best, maar op toneel…’ Met vrolijke overdrijving: ‘ En dan ook nog tegen een meisje! Terwijl ik homo ben!’

Je had ook nooit de tekst van een ander uitgesproken, in jullie cabaretprogramma’s schreven jullie alle teksten zelf…

‘Ja. En “Ik houd van jou” is het grootste cliché wat er bestaat. Maar clichés kunnen ook heel mooi zijn als je ze oprecht brengt. En op een gegeven moment kon ik het!’

Cyrano was een kwetsbare en ontroerende rol. Was het de eerste keer dat je zoiets deed?

‘Bij het cabaret hadden we ook best ontroerende scènes. Het ging wel altijd naar een grap toe, want het was nou eenmaal cabaret en dus moesten de mensen lachen, maar er zaten ook mooie of zielige dingen in. In een van de laatste voorstellingen die we met z’n drieën maakten, gingen we bijvoorbeeld alvast afscheid nemen van elkaar. Stond er op het podium een wegwijzer met onze namen op borden die allemaal naar een verschillende kant wezen, en bij die driesprong haalden we herinneringen op aan onze samenwerking. Maar zo’n scène ging altijd over onszelf en over onze onderlinge relatie op dat moment. Bij Cyrano was het de eerste keer dat ik een verhaal vertelde over een ánder.’

En je moet het ook nog heel vaak doen, want je bent met die Ro-musicals heel lang op tournee.

‘Nou, bij het cabaret speelden we wel eens een voorstelling twee jaar lang, dus voor mij valt dat wel mee. En bij het Ro wordt alles voor je geregeld. Je wordt overal heengereden, je krijgt precies te horen hoe laat je bij de make-up moet je zijn. Je hoeft nergens over na te denken. Toen we zelf nog alles deden, dachten we de hele tijd: help, hoe laat is het, o nee, we moeten dit nog doen of dat nog kopen. De enige stress is nu vlak voor de voorstelling. Dan denk ik altijd: kan ik het nog wel?’

Je had bij het cabaret een enorme angst om op het podium te gaan staan. Is dat nog steeds zo?

‘Sinds een jaar of drie is dat over. Volwassen worden helpt. En therapie natuurlijk. Ik was een tijdje heel depressief, toen ben ik antidepressiva gaan slikken en dat doe ik nog steeds in een heel lichte dosis. Dat heeft die ergste angst ook weggehaald. Ik ga in september een solovoorstelling maken, misschien dat het dan weer terugkomt omdat ik dan in m’n eentje de kar moet trekken.’

Hoe kwam het dat je depressief werd?

‘Dat begon toen het einde in zicht kwam van onze cabaretgroep. Toen dacht ik: wat moet ik eigenlijk met mijn leven? Als je geen theateropleiding hebt gehad, moet je de zekerheid dat op toneel staan je beroep is geworden, helemaal uit jezelf halen. Of uit ervaring. Maar op een gegeven moment zat ik thuis zonder werk en raakte ik in een soort van verlamming.’

Kwam dat ook doordat de samenwerking met je broer eindigde?

‘Ja, dat was heel moeilijk, omdat we altijd alles samen hebben gedaan. Maar qua cabaret raakte het tussen ons een beetje op, we botsten heel erg en hadden geen leuke ideeën meer. Toen Bor wegging, hebben we drie voorstellingen met z’n tweeën gemaakt. Bij de eerste twee hadden we samen nog van alles uit te zoeken, maar Kamps & Kamps 3 was gewoon niet goed genoeg. We hadden elkaar en het publiek niks meer te melden. Toen onze samenwerking eindigde, ging het tussen ons persoonlijk meteen veel beter. Bij Missie Aarde heb ik ook meegedacht met Tim, en het gaat heel goed als hij mij regisseert. Maar toen we nog op een gelijkwaardig niveau samenwerkten, hadden we zó vaak ruzie, verschrikkelijk was dat.’

Het moet ook moeilijk zijn voor een tweeling om van elkaar los te komen.

‘Door apart van elkaar dingen te gaan doen, moesten we onze eigen identiteit vinden. Maar dat valt niet mee als je je hele leven al samen bent. Ik moet leren denken: Tim is echt een andere persoon. Hij heeft zijn eigen verantwoordelijkheid, als hem iets niet lukt hoef ik dat niet zielig te vinden. Ik kan wel compassie tonen, maar ik hoef niet te denken dat ik niks waard ben als bij hem iets niet lukt en andersom. Voor een tweeling is het supermoeilijk om je te realiseren dat je in het lot niet met elkaar bent verbonden. Tim, dat ben ik, maar dan in een tweede versie. Omdat we zo veel op elkaar lijken, zie je gewoon jezelf rondlopen. Je weet precies wat de ander voelt. Als Tim ziek is, kan ik daar bijna niet naar kijken, dan voel ik mezelf ook heel zwak. Nu kan ik in hem mijn goede eigenschappen herkennen, maar in het verleden zag ik in hem altijd mijn slechte eigenschappen weerspiegeld.’

Wat voor solovoorstelling ga je nu maken?

‘Het wordt De Goede Richard III. Ken je Richard III? Dat was volgens Shakespeare een enorme slechterik. Hij komt op en zegt meteen tegen het publiek: maak je geen illusies, want ik ben slecht. Ik ga iedereen vermoorden, en jullie zijn de getuigen van mijn slechtheid. Dan vermoordt hij inderdaad iedereen, wordt koning en wordt daarna zelf vermoord. Maar de historische Richard III was helemaal niet slecht. De koningen voor en na hem hebben veel ergere dingen gedaan. Zijn opvolger, die geen recht had op de troon, heeft iemand ingehuurd om slechte dingen over hem de wereld in te helpen. Net zoals mensen dat nu nog steeds doen: iemand anders zwartmaken om je eigen positie te versterken.

Toen kwam Thomas More, de heilige, die heeft tachtig jaar voor Shakespeare een boek geschreven waarin hij er nog een schepje bovenop deed. Hij gebruikte het misvormde lichaam van Richard III als bewijs voor zijn slechtheid, want als je in de Middeleeuwen misvormd was, was je innerlijk ook slecht. Shakespeare maakte van hem een fictiefiguur, maar dat gebeurde ook onder invloed van koningin Elizabeth. Haar claim op de troon was ook vrij wankel, en daarom moest zij Richard III ook nog steeds zwart maken. Dat was dus allemaal politiek. Shakespeare heeft hem een bochel gegeven en ook een half verlamd handje. Maar in het echt had Richard III alleen maar SCOLIOSE, NET ZOALS IK! Dat is een paar jaar geleden ontdekt.’

Ze hebben zijn skelet toch gevonden, onder een Londense parkeergarage?

‘Ik bedacht deze voorstelling toen ik de röntgenfoto’s van die opgraving zag. Die leken precies op mijn röntgenfoto’s, hij had exact dezelfde hoeveelheid kromming. Bij mij is het geopereerd, maar als dat niet was gebeurd, had ik op mijn vijftigste in een rolstoel gezeten. Het is wel grappig om in de geschiedenis ziektes en aandoeningen te herkennen die we nu nog steeds hebben. Scoliose klinkt supermodern. Het is een gek idee om dat samen te hebben met iemand van zo lang geleden. Hij leek echt op mij, hij was ook even klein en dun. Bij het zien van die foto’s kwam ik op het idee om te gaan vertellen hoe het in werkelijkheid zat.

In mijn voorstelling komt Richard III op in een rolstoel, want we zijn verder in de tijd, en hij is – ook in de ogen van de mensen – nog misvormder geworden. Die rolstoel, dat is ook zijn machteloosheid over het juk van de geschiedenis, en hij probeert zich daaruit te ontworstelen door zijn verhaal te vertellen. Zijn grootste historische misdaad, dat hij zijn neefjes zou hebben vermoord, probeert hij te weerleggen. Het gaat erover hoe pijnlijk het is als mensen je helemaal verkeerd inschatten. En zeker als je al vijfhonderd jaar zwart wordt gemaakt. Ook door allerlei ijdele acteurs, haha. Het wordt hoog tijd dat daar iets aan gedaan wordt! Maar het zou mooi zijn als het publiek aan het einde denkt: is het eigenlijk allemaal wel waar wat hij zegt? Is het toch niet een manipulatieve charmeur? Er moet ruimte zijn voor twijfel, want omdat we niet meer alle feiten kunnen achterhalen, weten we niet zeker hoe alles is gegaan.’

Je gaat dus een van de beroemdste personages uit de toneelgeschiedenis spelen.

‘Voor mij is dat ook een manier om me uit mijn cabaretimago te ontworstelen. Mensen zien mij vaak nog als cabaretier, maar ik ben nu voornamelijk acteur. Er zal bij mijn solo heus wel weer gelachen worden. Het klinkt misschien blasé, maar ik hoef er niet veel moeite voor te doen om grappig te zijn. Maar het is fijn dat de lach deze keer niet de insteek is. Ik ga het stuk de komende tijd zelf schrijven. In oktober gaat het in première.’

Intussen komt het tweede seizoen van Missie Aarde eraan. En speel je James Blond in De Gelaarsde Poes. Die werd bij de première door Arjan Ederveen gespeeld. Vond je het niet jammer dat jij op tournee zijn vervanger bent?

‘Het is juist een grote eer dat ze mij het vertrouwen geven om met Arjan de rol te delen. We mochten hem samen vormgeven, dat was superleuk, er zitten veel van onze grapjes in. Ik hoop alleen dat het publiek niet teleurgesteld is als ze voor Arjan komen en dan ineens mij het toneel zien opkomen. Dat we dubbelen, had een praktische reden, want Arjan wil altijd heel lang op vakantie. Maar in musicalland wordt altijd gewerkt met “understudies”, omdat het vak zo zwaar is en je niet wilt dat er een voorstelling wordt afgelast als er iemand uitvalt. Bij de voorstellingen van Pieter is dat eigenlijk moeilijk, omdat hij ze samen met de acteurs maakt. We hebben veel inbreng, vanaf de zijlijn heb ik meegebouwd aan De Gelaarsde Poes. Arjan en ik spelen James Blond allebei op onze eigen manier. Je snapt natuurlijk dat die van mij reuze lenig is, ik maak zo nu en dan een mislukte radslag en daar is Arjan een beetje te oud voor.

Het is wel bijzonder dat ik de voorstelling eerst uit de zaal heb kunnen zien. En voor ik de rol overnam, heb ik ook vaak in de coulissen gestaan. We spelen bijna allemaal meerdere rollen, daar is een heel parcours voor uitgedokterd langs mensen die klaarstaan met kleding en make-up, en ik moest meelopen om te zien hoe dat ging. Als je vanuit de coulissen kijkt, lijken de voorstellingen van Pieter nérgens op. Het decor bestaat uit van die hele dunne doekjes, vanaf de zijkant is het helemaal niks en op het podium is het ineens geweldig. Magisch is dat. Pieter creëert een prachtige sprookjeswereld met heel simpele middelen, hij laat van elke toneeltruc zien hoe die werkt. Als James Blond door de reus uit het verhaal omver wordt geduwd, gaat hij liggen op een karretje dat achter hem klaarligt, en dat hij zelf nog even recht legt. Dan duwt hij zichzelf liggend het beeld uit, alsof hij in slow motion wordt weggekatapulteerd. Daarmee spreekt Pieter de verbeelding van het publiek op een heel intelligente manier aan. Je ziet dat James Blond wordt weggeblazen, maar tegelijk krijg je de truc te zien, dus die probeer je weg te denken. Terwijl het ook weer intrigerend is dat je ziet hoe dat beeld wordt gemaakt. Ergens is dat heel ouderwets: laten zien dat alles nep is. Dat deden ze ook in de tijd van Shakespeare. Als er iemand uit de lucht kwam, deden ze dat bewust met dikke touwen, want als ze het magisch gingen doen, dachten de mensen dat het hekserij was.

Ik ging trouwens als kind al naar de familievoorstellingen van het Ro Theater. Van Kleine Sofie en Lange Wapper weet ik nog precies hoe alles eruit zag, hoe het voelde om daar in de zaal te zitten. Het is zo leuk om nu te zien hoe begeesterd kinderen met Pieters voorstellingen bezig zijn. Voor mij is het alsof de cirkel rond is.’

P.S.

Wart Kamps won de Award voor de Beste Mannelijke Hoofdrol in een Grote Musical. Met een aandoenlijke blijdschap bedankte hij vanachter de microfoon, die te hoog voor hem stond, alle mensen van het Ro Theater. En daarna zijn broer: ‘Tim, ik houd van je. Deze Award is ook een beetje voor jou. Want we zijn tweeling, dus morgen denkt iedereen dat hij ’m ook gewonnen heeft.’

Wart Kamps en Marius Mensink in De Zere Neus van Bergerac. Foto: Leo van Velzen

De Gelaarsde Poes is tot eind maart op tournee: rotheater.nl. Het tweede seizoen van Missie Aarde is vanaf half maart te zien op NPO3.