Rory Stewart zit in de passagiersstoel van zijn auto, een afgeragde Vauxhall met veel rommel op de achterbank en de verwarming op standje tien. Hij leest iets op zijn blackberry. ‘Rory,’ zegt zijn assistente, die achter het stuur zit. ‘Ze stellen voor dat je straks je das afdoet.’ Ze, dat zijn de organisatoren van een jongerendebat waar Stewart zo meteen aan deelneemt. ‘Hoezo?’ vraagt Stewart terwijl hij opkijkt van zijn telefoon. ‘Zodat ik er jonger en modieuzer uitzie? Ik dacht het niet. Die das hou ik lekker om.’

‘Modieus’ is inderdaad niet het eerste waar je aan denkt bij Rory Stewart. Hij heeft de tijdloze uitstraling van een Britse aristocraat: kaarsrechte rug, klein van stuk, zeer tenger. Hij is gekleed in een blauw jasje en een broek die net iets te hoog is opgetrokken. Daarover een groene jagersjas. Zijn stevige haardos zit structureel in de war. Wanneer hij glimlacht, openbaart zich een indrukwekkende rij tanden.

Het is een zaterdagochtend in Penrith, een provinciestadje...