#NEWCAPITALISM

Terwijl de wereldeconomie zoetjesaan in begint te zakken, zijn de vragen van de vorige crisis nog nauwelijks beantwoord. Ondertussen maakt ongebreidelde groei de aarde kapot, neemt ongelijkheid wereldwijd toe en blijven de lonen nog altijd verontrustend laag. Is het tijd voor een ander systeem? Of is kapitalisme het beste dat we hebben? En hoe moet dat dan opnieuw worden vormgegeven?

In de serie New Capitalism spreekt Vrij Nederland nieuwe en oude denkers, over nieuwe ideeën voor de economie van nu. In deze derde aflevering: Mariana Mazzucato, economisch adviseur van talloze politici, over de rol van de overheid, de Green New Deal en waarom de prijs van iets nauwelijks nog de waarde bepaalt.


Dit verhaal is ook te beluisteren.

Als het nieuwe, transatlantische links één popster kent, dan is het barvrouw-turned-congresswoman Alexandria Ocasio-Cortez. In de golf van nieuwe – linkse – politieke ideeën, variërend van het ‘Break -em up’ van presidentskandidaat Elizabeth Warren of de gratis gezondheidszorg van Bernie Sanders, is het Ocasio-Cortez – of AOC – die internationaal aandacht trekt met het omarmen van een allesomvattend klimaatplan: de Green New Deal. Een ambitieus plan – vernoemd naar Roosevelts New Deal – waarmee binnen tien jaar CO2-uitstoot en fossiele brandstoffen verleden tijd moeten zijn, banen gecreëerd dienen te worden en en passant vermogensongelijkheid wordt opgelost. Gloednieuw is de term niet – hij zingt rond sinds een jaar of tien – maar het enthousiasme dat AOC er dit keer mee weet los te maken, is dat wel.

Een van haar inspiratiebronnen: topeconoom Mariana Mazzucato.

Lees ookZo graaft het hedendaagse kapitalisme zijn eigen graf6 juni 2019
De markt is een reflectie

Mazzucato is hoogleraar aan het University College in Londen (UCL) en oprichter van het Institute for Innovation and Public Purpose aan diezelfde universiteit. Ze is een van de belangrijkste economische denkers van dit moment – niet in de laatste plaats omdat ze directe lijntjes heeft met diverse politici – lijntjes die lopen van uiterst links tot conservatief rechts, want zelf weigert ze een politieke kleur aan te nemen.

Ze is sinds jaar en dag economisch adviseur van de Europese Commissie – een door haar geschreven rapport waarin ze oproept tot het stellen van hoog gegrepen, maar concrete doelen, zoals het weren van alle plastic uit de zee of het genezen van Alzheimer – werd dit jaar voor een groot deel omgezet in officieel beleid. Ze was de denker achter het plan van de Schotse overheid om een investeringsbank te lanceren die als doel heeft projecten te financieren én de economie te verduurzamen. Ze dacht mee over zowel het Manifest van Labour in 2017 als de industriepolitiek van de Conservatieve Partij. (‘Hoewel die de laatste tijd met andere dingen bezig zijn.’)

Een econoom die dermate veel lijntjes heeft lopen, is een drukbezet mens – alleen al deze week spreekt vliegt ze van Engeland naar Aspen, en van Aspen naar San Francisco om te spreken voor steevast volle, uitverkochte zalen. Dat spreken gebeurt met een duizelingwekkende snelheid, een licht Italiaanse tongval en een stevige overtuiging. Wij spreken haar telefonisch, logischerwijs op de plek waar ze misschien wel de meeste tijd doorbrengt: het vliegveld.

‘We hebben geen strategie, er heerst een soort organisatorische leegte, zowel bij de overheid als bij bedrijven, en dat zien we terug in hoe de markt functioneert.’

Wat is er anno 2019 eigenlijk mis met het kapitalisme?
Lacht. ‘A lot. Maar het overkoepelende probleem is denk ik een gebrek aan antwoorden op de vraag hoe we het hele systeem beter kunnen maken. We hebben geen strategie, er heerst een soort organisatorische leegte, zowel bij de overheid als bij bedrijven, en dat zien we terug in hoe de markt functioneert. Het is makkelijk om de markt daar de schuld van te geven, maar het is ook de verantwoordelijkheid van de overheid. Want de markt is een reflectie van onze politiek, van wat wij belangrijk vinden.’

De overheid is niet suf

Met haar bejubelde boek De ondernemende staat (ze versloeg onder meer Thomas Piketty toen ze er de Statesman Prize voor het beste politiek-economische boek voor kreeg) zette Mazzucato in 2015 een succesvolle eerste stap om de dans tussen markt en overheid nieuw leven in te blazen. De overheid, liet ze zien, is geen suffe ambtenarenmoloch, maar een innovatiemachine. Beroemd is inmiddels haar voorbeeld van de iPhone, ooit symbool voor innovatieve genieën in Sillicon Valley. Ze ontmantelde het pr-praatje van Apple en liet zien dat de telefoon er nooit had kunnen komen zonder ontdekkingen van onder meer het Amerikaanse leger en NASA; overheidsinstanties dus.

Die boodschap was vijf jaar geleden nog betrekkelijk opzienbarend (‘De overheid, die nog geen ICT-project met succes kan afronden, weet die echt beter welke technologie gaat winnen en welk innovatief bedrijf de nieuwe Google wordt? Ik houd mijn hart vast,’ aldus Mathijs Bouman in het FD destijds), maar lijkt inmiddels gemeengoed.

Uit De ondernemende staat vloeide haar nieuwe – opnieuw veelgeprezen – boek voort: De waarde van alles – het won onlangs de Madame de Staël Prize, een prestigieuze prijs namens Europese wetenschappers. In haar nieuwe boek gaat Mazzucato op zoek naar de theoretische onderbouwing van haar ideeën en stelt ze de vraag: wat is van waarde, en wie bepaalt dat eigenlijk?

‘De lonen van arbeiders zijn al jaren niet gestegen, die van CEO’s juist enorm. Is dat een goede afspiegeling van wat arbeid betekent in onze economie?’

In uw werk maakt u onderscheid tussen prijs en waarde. Wat is het verschil?
‘Het is niet zozeer een verschil, als wel: het één is niet het ander. Onder economen bestond een lange traditie van discussiëren over de vraag waar waarde vandaan komt; waar wordt waarde gecreëerd, waar vernietigd. Inmiddels zeggen we, als we de waarde willen vaststellen van iets: wat kost het, wat is de prijs? Maar de prijs vertegenwoordigt lang niet altijd de waarde – kijk maar eens naar de prijs van arbeid; de lonen van arbeiders zijn al jaren niet gestegen, die van CEO’s juist enorm. Is dat een goede afspiegeling van wat arbeid betekent in onze economie?

‘Het waren economen als Adam Smith en Karl Marx die zich vooraleerst afvroegen: wie of wat creëert waarde? En hoe zorgen we dat het economisch systeem daaromheen kan functioneren? Nu hebben we een prijs en denken we dat dat waarde representeert – de logica is totaal omgekeerd. En dat heeft allerhande effecten.’

‘Omdat de discussie over wat daadwerkelijk van waarde is, niet gevoerd wordt, hebben we ook geen antwoord op de vraag of bijvoorbeeld grote techbedrijven nou echt van waarde zijn.’

Welke effecten?
‘Een schromelijke overschatting van het maximaliseren van aandeelhouderswaarde, bijvoorbeeld. Maar ook dat we niet weten hoe we met Facebook moeten omgaan. We hebben geen idee wat ze daadwerkelijk máken, wat ze toevoegen aan de economie – en wat ze eruit halen. Ik probeer weg te blijven van lijstjes met bedrijven die het goed of fout doen; het gaat mij meer om een mismatch tussen risico en opbrengsten: is een bedrijf écht innovatief, brengt het iets nieuws, voegt het in die zin iets toe? Wat betreft Facebook kun je je afvragen of de technologie die ze gebruiken nu zo innovatief is – technologie die bovendien mogelijk is gemaakt door de belastingbetaler, maar dat terzijde.’

‘Daarnaast is wat ze gebruiken van burgers – de data – niet hun eigen product. Ze weten alles van je, soms nog voor je het zelf weet. Dat riekt allemaal naar surveillance capitalism. Tegelijkertijd worden er enorme omzetten gemaakt, terwijl je je kunt afvragen of dat is omdat ze echt iets bijzonders doen. Maar omdat de discussie over wat daadwerkelijk van waarde is, niet gevoerd wordt, hebben we ook geen antwoord op de vraag of bijvoorbeeld grote techbedrijven nou echt van waarde zijn.’

‘Durven we een Verenigde Naties-achtig instituut op te richten dat toeziet op hoe er met onze data wordt omgegaan, dat het belang van de burger in het oog houdt?’

Wat kan een antwoord zijn?
‘Het is te simpel om bij dit soort bedrijven te zeggen: break ‘em up – breek hun monopoliepositie. Ja goed, dat is nodig, en dan? We moeten veel serieuzer kijken naar onze instituties: wie heeft controle over onze data? Because now we are not governing the data. Het schort aan zelfvertrouwen bij overheden. Durven we een Verenigde Naties-achtig instituut op te richten dat toeziet op hoe er met onze data wordt omgegaan, dat het belang van de burger in het oog houdt? Dat soort grote stappen zijn nodig, want dit zijn de grote veranderingen van onze tijd. Je ziet wel dat her en der een kentering in ontstaat. De burgemeester van Barcelona, Ada Colau, gelooft dat data alleen de burger toebehoren. Dus data die in haar stad worden verzameld, gaan terug naar het stadhuis, en niet naar de grote techbedrijven.’

Lees ookHoe technologische vooruitgang het kapitalisme op de knieën zal krijgen18 juni 2019

Is wat van waarde is, niet ook een sociaal construct?
‘Dat is precies waarover de discussie zou moeten gaan. Wie bepaalt wat van waarde is? Mijn punt is: waarde wordt collectief gecreëerd, door alles wat wij hier samen maken, door arbeiders, denkers, door overheden, door bedrijven. Maar dan kom je op de kwestie: wie bepaalt wat van waarde is? Als wij dat niet met elkaar bedenken, of de overheid het niet doet, dan doen anderen dat voor je. Daardoor zijn we gaan geloven dat de financiële sector van enorm belang is in het creëren van waarde, lieten we toe dat Goldman Sachs dat discours gijzelde. Dat debat moeten overheden en burgers terugeisen, dat is wat we anno nu missen.

‘Maak het bijvoorbeeld tot je missie om honderd Europese Steden klimaatneutraal te krijgen, vóór 2030. Dat is ambitieus, maatschappelijk gezien zinvol en heeft één duidelijk doel.’

‘Daarom pleit ik voor heel concrete en heel ambitieuze projecten die door een overheid worden opgetuigd, waarbij de prioriteiten voor de samenleving ook duidelijk zijn. Maak het bijvoorbeeld tot je missie om honderd Europese steden klimaatneutraal te krijgen, vóór 2030. Dat is ambitieus, maatschappelijk gezien zinvol en heeft één duidelijk doel. En we hebben zoiets eerder gedaan, natuurlijk. We wilden naar de maan, dat is gelukt. Met allerhande heel nuttige ontdekkingen als bijvangst en een impuls voor de economie. Dus hoe ambitieus een plan ook lijkt: investeer en stel doelen, maar stel ook eisen als overheid: verdiend geld moet worden geherinvesteerd, en herverdeeld.’

The Economist schreef daarover: het gevaar bij dit soort grote overheidsprojecten is dat er gepolitiseerde keuzes worden gemaakt, in plaats van de markt een behoefte te laten oplossen.
‘Maar de keuzes die we nu maken – die we nu niet maken – zijn óók gepolitiseerd. Alles wat een overheid doet, of ze nu niks doet of stomme dingen doet, heeft enorme impact. De vraag is niet óf een keuze ideologisch gedragen is, maar wat er achter de beslissing schuilt. Wordt het maatschappelijk belang ermee gediend?’

Klimaatakkoord on speed

Ze is niet te cool om toe te geven dat het ‘really cool’ is dat haar gedachtegoed lijkt te landen bij diverse overheden en politieke leiders. In het geval van de Green New Deal bij Alexandria Ocasio-Cortez – die Mazzucato uitgebreid sprak voor ze lid werd van het Congres – wordt een duidelijke koppeling gemaakt tussen een groene toekomst en betere arbeidsomstandigheden; goede banen én een einde aan CO2-uitstoot. Een klimaatakkoord on speed, want in een veel kortere tijd moeten veel ambitieuzere doelen worden behaald dan waarover nu in Nederland wordt gesproken. Het idee krijgt ook in Nederland navolging, teleurgesteld als sommige partijen zijn in de compromissen aan de klimaattafels. ‘Het is een plan waarbij je heel doelgericht gaat investeren in álle delen van de economie, dus niet alleen in hernieuwbare energie of iets dergelijks, en je doet dat in samenspraak met de vakbonden én de werkgevers – het kan niet top down zijn.’

U bepleit dat alle partijen aan tafel moeten bij het opstellen van zo’n Green New Deal. Maar in Nederland luidt de kritiek juist dat de industrie veel te veel invloed heeft gehad op beleid. Moeten die wel aan tafel?
‘Ja natuurlijk! Why not? Niet om dingen alleen te bepalen, maar ze gehoren tot de belangrijkste actoren. Iemand als topman Paul Polman van Unilever transformeert een bedrijf van binnenuit, die moet je aan tafel hebben, wil je de economie fundamenteel veranderen. Juist bedrijven zijn cruciaal in deze beweging, zij zijn uiteindelijk nog altijd degenen die voor een groot deel de banen creëren, je kunt het niet zonder.’

‘De eerste vraag die ik aan de vakbonden zou willen stellen, is: wat is het nieuwe equivalent van het weekend?’

Wat is het volgende onderwerp op uw lijstje dat moet worden aangepakt?
‘Arbeid. We leven in een tijd dat bedrijven miljoenenwinsten boeken, terwijl de lonen tragisch laag blijven. Hoe gaan we ervoor zorgen dat die megawinsten weer terugvloeien naar de maatschappij? Ik zie daar een belangrijke taak voor de vakbonden, eentje waarbij ik graag zou willen helpen. En de eerste vraag die ik aan de vakbonden zou willen stellen, is: wat is het nieuwe equivalent van het weekend? Want de invoering van het weekend was dé grote overwinning voor de vakbonden, een winst die we nu voor lief nemen, maar die ooit gedurfd en ambitieus was. De huidige vakbonden zijn die rol kwijtgeraakt. Dus vraag ik hen: wat wordt het nieuwe weekend?’