Ik zat in groep vijf toen een clubje van vier klasgenoten me in een verhitte discussie betrok. ‘Denk jij’, vroeg een meisje me ernstig, ‘dat de Kerstman bestaat?’ Die kans leek me klein. Eerder dat jaar had ik het tragische nieuws over Sinterklaas vernomen – als je die lijn doortrok, zag het er voor de Kerstman ook somber uit. Dat antwoord stemde ze ontevreden. We kibbelden door tot een ander meisje op een lumineus idee kwam: ze beriep zich op een hoofdelijke stemming. Wie vond er dat de Kerstman bestond? Eén, twee, drie handjes gingen de lucht in: een overweldigende meerderheid van 60 procent. ‘Zo werkt het niet’, zei ik, maar ze lachten meewarig. We hadden het sámen besloten: hij bestond. En of ik nu alsjeblieft mijn mond wilde houden.
Column
Meeste stemmen gelden
Feiten en waarden bepaal je niet met het ‘meeste stemmen gelden’-principe, dacht Amber Wiznitzer altijd. Maar wie lang genoeg talkshows kijkt, gaat daar vanzelf aan twijfelen.
