‘Jezus betaalt!’ roept de man achter de kassa. Het is toch een beetje ongemakkelijk, zo achter elkaar in de rij van de kantine. Ik probeer de omgeving uit te schakelen. TL-licht, kunststof dienbladen en blikjes Red Bull passen nu eenmaal niet binnen een geromantiseerd jeugdideaal. Ted Neeley neemt een bordje pasta, zijn dochter legt een appel op zijn dienblad. ‘Gezond,’ zegt ze. Pilatus, in wit trainingspak, heeft zich over een stuk vlees gebogen, Judas prikt in een sappige bol mozzarella. Ted schuift tevreden aan. ‘Ik vergeet vaak te eten, zo veel energie krijg ik van deze rol.’

Dit is het dan. Lunchen met Jezus in de periferie van Rome.

Hoe zou het met Ted zijn?

Mijn overblijfjuf en Ted Neeley waren de eerste liefdes in mijn leven. Mijn overblijfjuf omdat ze lekker rook en bloemetjesrokken droeg, Ted Neeley omdat hij Jezus was. Jezus uit Jesus Christ Superstar, de verfilmde rockopera van Andrew Lloyd Webber en Tim Rice uit 1973. De gierende gitaren, de hysterische dansjes, de hansoppen, alles sprak me aan. Mijn atheïstische opvoeding stond de bewondering voor Ted Neeley niet in de weg. Zijn hese rockstem en licht loensende ogen waren geloofsoverschrijdend.

Omdat mijn liefde in het internetloze tijdperk was ontstaan, kwam het nooit in me op hem te googelen. Tot ik laatst wakker werd met de gedachte: hoe zou het met Ted zijn? Een gevaarlijke vraag, want in een paar muisklikken kan je droombeeld worden vervangen door buikjes, kaalheid of verkeerde jasjes. Maar er was geen weg meer terug. Het beeld dat verscheen, was eigenaardig. Een drastische verandering is raar, maar als die verandering helemaal uitblijft, is het niet minder raar. De rimpels en het brilletje waren nieuw, maar verder was alles intact. Het halflange haar, de rustige blauwe ogen, het weinig samenhangende baardje.

Een hunk in een lange jurk: Ted Neeley wordt geïnterviewd op de set van Jesus Christ Superstar in 1972.
Een hunk in een lange jurk: Ted Neeley wordt geïnterviewd op de set van Jesus Christ Superstar in 1972.

De meeste acteurs willen een karakter na de productie zo snel mogelijk van zich afschudden, juist als de rol voor grote bekendheid heeft gezorgd. Kapitein von Trapp speelde na The Sound of Music vooral in Dracula-films en Romy Schneider was Sissi zo gaan haten dat ze haar golvende lokken afknipte. Waarom leek de zeventigjarige Ted Neeley nog wél precies op de superster uit 1973? Een simpele zoekactie gaf het antwoord. Neeley heeft zijn rol nooit afgeschud, integendeel. Hij is ‘de tel kwijtgeraakt na de vijfduizendste voorstelling’, stond er in een interview. Mijn enthousiasme bereikte een hoogtepunt toen ik op zijn site de kop Ciao Italia!!! las. Ted Neeley kondigde aan voor het eerst naar Europa af te reizen, op uitnodiging van het Romeinse theater Il Sistina.

150 Jezusfilms

Het interviewverzoek is snel verstuurd. Onder­tussen duik ik in de wondere wereld van de Jezus­film. Na de trage Il vangelo di secondo Matteo van Pasolini, de EO-kitsch van de The Greatest Story Ever Told en de horrorfilm The Passion of the Christ concludeer ik dat de liefde voor Jesus Christ Superstar niet per se een waardering voor het genre an sich betekent. Freek Bakker, religiewetenschapper en schrijver van het boek Jezus in beeld. Een studie naar zijn verschijnen op het witte doek heeft er nog veel meer bekeken. ‘Er zijn ongeveer honderdvijftig Jezus-films, maar daar zitten ook pornofilms bij.’ Ongeveer veertig doen een serieuze poging om het leven van Jezus te verbeelden, en daarvan heeft Freek Bakker er vijfentwintig in zijn boek besproken.

De eerste Jezusfilm stamt uit 1897, maar de echte doorbraak kwam in 1927 met The King of Kings van regisseur Cecil B. DeMille. Een stomme film met een gewaagde openingsscène waarin een hautaine Maria Magdalena half ontkleed in een koets door zebra’s wordt voortgetrokken. Toch had DeMille zich aan alle kanten ingedekt, want een verbod van de kerk zou een commerciële flop betekenen. ‘Hij nodigde een priester, een dominee, een rabbijn en ik geloof zelfs een boeddhist uit op de set,’ aldus Bakker. Daarnaast werd Jezus, gespeeld door acteur H.B. Warner, zorgvuldig in de gaten gehouden. ‘Het zou een schandaal zijn als hij zich aan de verlokkingen van Hollywood zou bezondigen.’ Later zou Warner een boek schrijven over zijn ervaring als Jezus. ‘Dat schijnt heel bijzonder te zijn geweest. Zo bijzonder dat hij daarna weinig grote rollen meer heeft gedaan.’

Eigenlijk is het wel logisch: wat komt er nog na Jezus? Ted Neeley denkt er misschien wel net zo over. En er is nog een overeenkomst: DeMille’s Jezus was al vijftig. ‘Dat was een bewuste keuze. Een vijftigjarige man heeft meer gezag en minder erotische lading. Hij werd ook wel de vaderlijke Jezus genoemd.’

Veel bebaarde mannen

Na een aantal weken krijg ik een reactie van de manager uit Los Angeles, tot voor kort ook manager van Metallica. Hij verwijst me door naar Teds dochter, die de pr doet. Zijn zoon en zijn vrouw, een van de extatische danseressen uit de woestijnscène, helpen ook mee. ‘Team Neeley’ heet het familiebedrijf. Dochter Tessa Neeley reageert enthousiast en vertelt over Teds schema. De première is op Goede Vrijdag, maar de tour loopt tot oktober. Er staat een optreden gepland voor een Rai-talenten­show, een special guest-bezoek aan het Vinotalia wijnfestival en de voorstelling voor de paus, daar zijn ze nog mee bezig. Er volgt een afspraak. ‘In een buitenwijk van Rome, ik hoop dat je het kunt vinden.’

Na een eindeloze rit door schimmige en chique Romeinse buurten rijdt de taxi het groen in. In een bocht met cipressen en citroenbomen verschijnt onverwachts een enorm complex met tenten, heftrucks en caravans. Er lopen veel bebaarde mannen rond. Soms lijkt Ted Neeley te verschijnen, maar dan blijkt het Annas of Kaiaphas te zijn. Uit een van de tenten klinkt het nummer ‘What’s the buzz’ met Italiaans accent.

‘Het had al jaren niet geregend en tijdens de kruisigingsscène begon het opeens te stormen en te bliksemen. Iedereen snelde de bus in en ik hing daar’

Een gedrongen man loopt druk gesticulerend over het terrein. Het is artistiek directeur Mas­si­mo Piparo. Hij brengt Jesus Christ Super­star al jaren achtereen in de Romeinse theaters. Elk jaar met Pasen is het weer zo ver. ‘De Mat­thäus Passion is voor de elite, Jesus Christ Super­star is voor het volk.’ Normaal gesproken doet hij dat met een hele Italiaanse cast, maar het was zijn grote droom om Ted Neeley de rol van Jezus te laten vertolken. Hij vroeg hem elk jaar opnieuw, maar Neeley had het altijd te druk. Tot dit seizoen. ‘Ik vroeg de zanger die de afgelopen jaren Jezus speelde of hij niet eens een andere rol wilde doen. Hij dacht even na en antwoordde: “Nou nee, eigenlijk niet. Behalve als Ted Neeley me komt vervangen.” Toen had Ted al toegezegd!’ Massimo grijnst. ‘Hij is onze held. Het was nog wel moeilijk om een donkere Judas te vinden. Dit jaar willen we alles precies zoals in de film uit 1973.’

Toffe peer

De film van regisseur Norman Jewison overtrof het succes van de musical van de Britten Andrew Lloyd Webber en Tim Rice. Het was voor het eerst dat een Jezusfilm geen historische setting had. Er vlogen straaljagers over en er reden tanks door de woestijn. Jezus zong als een rock­ster, Judas danste als James Brown en de crew reed in een beschilderde flowerpowerbus. De film brak alle records en werd door een breed publiek bekeken. Althans, daar ging ik altijd vanuit. Maar NRC-filmrecensent Hans Beerekamp weerspreekt dat. ‘In de westelijke grote steden was het niet iets waar je op betrapt wilde worden. De film sloot naar mijn idee vooral aan bij de wedergeboren christenen. Die vonden dat Jezus een toffe peer was.’

Het hippie-aspect wordt misbruikt als slimme commerciële vormgeving, vindt Beerekamp: ‘De film eigent zich die rebellie wel toe, maar maakt er een gefatsoeneerde versie van. Jezus is een hippie met lang haar, maar het is wel goed gewassen. Goed gemaakte musicalkitsch, net als The Lion King.’ We krijgen bijna ruzie als hij Sim­ba met Jezus vergelijkt. Wel ziet hij het historische belang van de film: ‘Je zou kunnen zeggen dat de bioscopen in de twintigste eeuw de rol van de kerken hebben overgenomen. Jesus Christ Superstar is een scharnierpunt in die ontwikkeling. En Jezus was voor het eerst geen kwezel, maar een hunk. Een hunk in een lange jurk.’

Goeie goeroe

‘Daar is Ted!’ roept Massimo. Uit een grote auto komt een piepkleine man stralend op me af. Op internet stond: ‘he gives the best, and I mean BEST hugs of all time 🙂’. Het wordt een hand, maar wel een stevige, met een andere hand rond mijn pols. De hug komt vast later nog. ‘Wat geweldig dat je helemaal uit Nederland bent gekomen voor mij.’ Hij kijkt me lang en aandachtig aan.

Met een hand op mijn schouder zoekt Ted Neeley naar een rustige plek, wat nog niet zo makkelijk is tussen alle Italiaanse musicalsterren. Tot mijn grote verrukking citeert hij een stukje uit de film, als Jezus de hogepriesters toespreekt. ‘Why waste your breath moaning at the crowd? Nothing can be done to stop the shouting. Waarmee ik maar wil zeggen: het is beter dat wij ons terugtrekken en dat we hun lawaai tolereren. Zo komen er dagelijks heel veel zinsnedes uit JCS in mijn hoofd.’ Zijn dochter Tessa, een pittige Amerikaanse met iPad en gelakte nagels, laat hem geen seconde alleen. ‘Hij let nooit op de tijd, dus ik zorg dat hij zich aan zijn schema houdt.’

‘Alleen Carl (Judas) is er niet meer. Ik mis hem enorm, hij was een goede vriend.’
‘Alleen Carl (Judas) is er niet meer. Ik mis hem enorm, hij was een goede vriend.’

Dat Ted Neeley niet op de tijd let, wordt snel duidelijk. Dat hij nog steeds van zijn rol houdt ook. ‘Elke keer als ik die eerste klanken hoor,’ – hij neuriet een stukje gitaarsolo – ‘dan is dat intense gevoel er weer. Het is zo’n intellectuele, spirituele en emotionele rol dat ik elke keer iets nieuws ontdek. Het heeft mijn leven drastisch veranderd. Daar ben ik heel erg dankbaar voor.’

Of hij wel eens geen zin heeft? ‘Nooit!’

Neeley had nooit gedroomd van het theater. Hij kwam uit een zeer religieus Texaans nest, werd gedoopt als Southern Baptist en leerde de Bijbel van binnen naar buiten. In zijn jonge jaren was hij gelukkig als drummer van verschillende rockbandjes als The Teddy Bears en The Teddy Neeley Four. Bij toeval werd hij gevraagd voor de rol van Claude in de musical Hair en het was dezelfde artistiek directeur Tom O’Horgan die Jesus Christ Superstar produceerde. Neeley deed auditie. ‘In eerste instantie als Judas. Nadat ik mijn nummer had gezongen, kwam Tom enthousiast naar me toe en omhelsde me. Ik dacht: yes, ik heb de rol! Maar toen zei hij: ik wil je wel vragen om morgen terug te komen. Want we willen dat je the other guy doet. Dus ik werd the other guy. En ik ben het nog steeds.’

Tijdens het interview zwaait hij liefdevol naar de passerende medespelers, zonder zijn aandacht voor het gesprek te verliezen. Af en toe knijpt hij in een hand of vraagt hij hoe het nou écht gaat. Ted Neeley zou een verdomd goeie goeroe zijn; misschien is hij het al. ‘Mensen behandelen mij automatisch met respect. Soms vragen ze zelfs: mag ik dichterbij komen? Dan ben ik nog elke keer verbaasd.’

De langste reünietour

Begin jaren zeventig was niet iedereen even blij met Jesus Christ Superstar. Toen de musical voor het eerst werd opgevoerd op Broadway, waren er hevige protesten. ‘We moesten ons elke avond een weg banen door de mensenmassa. Het ging hun vooral om de term “Superstar”. En dat Jezus liedjes zong met een rock ‘n’ rollband. Dat vonden ze absoluut godslasterlijk. Ze zagen niet dat het een heel religieuze rol was, een menselijke Jezus met twijfels, onzekerheden en angsten. Dat was nieuw voor die tijd.’

Zelf had Ted Neeley tijdens de filmopnames ook wel eens twijfels en angsten. Dat de crew religieuze uitglijders zou maken, bijvoorbeeld. Met name tijdens de kruisiging voelde hij zich ongemakkelijk. ‘Het had al jaren niet geregend en tijdens de kruisigingsscène begon het opeens te stormen en te bliksemen. Iedereen snelde de bus in en ik hing daar. Ik was echt bang dat er een grote hand uit de hemel zou komen en me met kruis en al in de modder zou gooien. Dat we ondanks al onze oprechtheid toch iets verkeerds hadden gedaan.’

Kaiaphas is nu manager in een ritsenfabriek, Petrus ging de porno in

Neeley vertolkte meer dan vijfduizend keer de rol van Jezus, maar de teller begon pas echt te tikken twintig jaar na de film. Midden jaren zeventig speelde hij in de musicals Tommy en Sgt Pepper en in de jaren tachtig was hij vooral bezig met zijn eigen muziek. Pas in 1993 zou het Jesus Christ Superstar-feest weer losbarsten. Een gedeelte van de oude crew begon in dat jaar met de 20th AD Tour. ‘Toen ontdekten we pas hoe groot de groep fans was. Er was een tournee gepland van drie maanden, maar uiteindelijk werd die verlengd tot vijf jaar. Non-stop. Het was de langste reünietour uit de Amerikaanse geschiedenis.’

Vanaf dat moment gingen de jubilea gewoon door. In 2013 werden er speciale filmavonden met VIP-arrangementen georganiseerd. Maria Magdalena, Pilatus, Kaiaphas, Annas en Hero­des, ze waren er allemaal bij.

‘Alleen Carl is er niet meer. Ik mis hem enorm, hij was een goede vriend.’ Ted kijkt even naar boven. De swingende Carl Anderson, alias Judas, was in 2004 overleden, had ik al gelezen. De rest van de crew had ik ook gegoogeld. Bijna alle Wiki­pedia­pagina’s begonnen met mostly known as of most remembered for. Met uitzondering van Pilatus. Die werd getypeerd als ‘acteur die een kortstondige relatie met Barbra Streisand had’. Tot hij erachter kwam dat hij homo was. Kaiaphas is manager in een ritsenfabriek, Maria Magdalena verzorgt haar ouders op Hawaï, Annas heeft geen Wikipediapagina en Petrus ging de porno in. Niet onverdienstelijk overigens: hij was een van de sterren uit de Golden Age of Porn, speelde in meer dan vijfhonderd films en is opgenomen in de Legends of Erotica Hall of Fame. Op oude sites staan fascinerende vintagebeelden, voor iedereen die van harig houdt.

‘In 1973 was ik nog maar een baby-Jezus, sindsdien heb ik me enorm ontwikkeld. Ik wou dat ik toen had gevoeld wat ik nu voel, dan zou de film nog expressiever zijn geweest.’
‘In 1973 was ik nog maar een baby-Jezus, sindsdien heb ik me enorm ontwikkeld. Ik wou dat ik toen had gevoeld wat ik nu voel, dan zou de film nog expressiever zijn geweest.’
Teddybeer

Terug naar Ted Neeley, want mijn nieuwsgierigheid naar de grens tussen rol en realiteit is gegroeid. Ik stel de vraag of hij zich uitverkoren voelt. Aangewezen door God om op deze aarde…. ‘Nee nee nee.’ Van ergernis is geen sprake, eerder van enige verlegenheid. ‘Ik ben uitverkoren door de fantastische Norman Jewison en Tom O’Hor­gan die mij hebben gecast.’ Toch is de scheidslijn dun, want daarna volgt een reeks anekdotes die aangeven dat hij zich ook buiten de set verantwoordelijk voelt voor zijn rol. ‘Er komen wel vaak mensen naar me toe die echt denken dat ik Jezus ben. Dan vragen ze bijvoorbeeld of ik het kind in hun buik wil zegenen. En als ik dan hun buik aanraak, zeg ik: ik ben maar een gewone rock ‘n’ rolldrummer uit Texas die hoge noten zingt en heel erg veel geluk heeft gehad. Misschien kan ik ze toch iets doorgeven, via een knuffel bijvoorbeeld. Ik hield altijd al van fysiek contact, mijn moeder noemde me een teddybeer.’

Als ik naar zijn moeder vraag, zijn de tranen snel paraat. ‘Ze had een foto van mij als Superstar in haar huiskamer hangen. Op een bepaald moment van de dag scheen de zon erop en dan kwamen er mensen langs die riepen: wat een prachtig schilderij van Jezus hebt u daar hangen! Dan was ze zo apetrots…’

Zijn dochter en de Italiaanse tolk huilen nu ook. Ik twijfel even of ik zal meedoen, maar dan veegt Tessa haar tranen weg en kijkt op haar smartphone. ‘Het is echt tijd, pap, je moet nog eten en jezelf klaar maken voor de repetities.’ Ted lijkt van ver te komen. ‘O ja, eten. Kijk, zij zorgt dat ik nog een beetje functioneer op deze aarde!’

Na de lunch vertrekt hij naar de set voor de repetities. De kostuums zijn nog niet klaar en er wordt nog niet uit volle borst gezongen, maar gevaarloos bewegen in het spectaculaire decor is al moeilijk genoeg. Soms verschijnt Neeley op een roterend vlak, dan weer schiet hij zo maar uit de grond. Petrus roept iets dat lijkt op: I don’t know him, maar zijn accent is zo sterk dat het even duurt voordat het doordringt. Ted fluistert later in mijn oor: ‘Ze hebben geen idee wat ze zingen.’ Gelukkig vormt hij alles om tot iets positiefs. ‘Dat is moeilijk, hoor, de teksten zingen als je geen Engels kent. Dat is pas talent!’

‘Als Jezus spijkers door zijn handen kon verdragen, dan kan ik wel een paar zweepslagen aan’

Er zijn nog enkele weken te gaan voor de première, maar hij wil geen repetitie missen. Hij lijkt een beetje teleurgesteld dat niet iedereen z’n rol zo serieus neemt. ‘Ik repeteer nu nog alleen met de tweede cast, de eerste cast komt pas een paar dagen voor aanvang.’

Echte zweepslagen

Ted Neeley is nu zeventig, zevenendertig jaar ouder dan Jezus ooit geworden is. De felle lampen maken het contrast tussen hem en de piepjonge Maria Magdalena nog groter. Maar Neeley kijkt er op zijn eigen manier naar. ‘In 1973 was ik nog maar een baby-Jezus, sindsdien heb ik me enorm ontwikkeld. Ik wou dat ik toen had gevoeld wat ik nu voel, dan zou de film nog expressiever zijn geweest.’

De zweepscène wordt droog gedaan, maar in de voorstelling wenst Neeley echt geslagen te worden: ‘Als Jezus spijkers door zijn handen kon verdragen, dan kan ik wel een paar zweepslagen aan.’ Er is nog geen noot gezongen. Stilletjes hoop ik dat Neeley toch nog gaat zingen. En dan het liefst de hoge uithaal uit het nummer ‘Gethse­mane’, waarin hij tussen de Israëlische rotsen loopt en vraagt waarom God hem zo graag dood wil. Maar zijn dochter helpt me uit de droom: ‘Dat nummer bewaart hij voor de voorstelling, om het gevoel niet te verpesten.’

Bij het afscheid krijg ik een videoboodschap voor mijn moeder en de langverwachte hug. Misschien wel de beste hug aller tijden.

Hoe lang hij nog doorgaat, is de logische laatste vraag. ‘Zolang als mensen mij willen hebben. Ik blijf voor altijd 33.’

© Portretfoto’s Ted Neeley, Francesco Zizola/Noorimages