Van Gogh nam geen blad voor de mond, zéker niet als hij het had over zweverigheden en het geloof. Maar privé kon hij de astrologie wél waarderen. Een leeuw, was-ie.

‘Naar mijn bescheiden opvatting is het geloof, christelijk, Mohammedaans, joods of anderszins, een tirannie die de hoofden verduistert.’ Zo begon Theo van Gogh in 2003 een column, waarin hij opkwam voor zijn eigen rechten als ongelovige. Hij moest kunnen zeggen en schrijven hoe belachelijk hij religies vond – in het bijzonder de Islam, die uitging van ‘het agressiefste en meest achterlijke Opperwezen’ van allemaal.

Zo kennen we hem. Van Gogh nam sowieso al geen blad voor de mond, maar als het over het geloof ging, deed hij er graag nog een schepje bovenop. Geen overtuigder atheïst dan hij, zou je zeggen. Maar betekende die houding ook dat hij nergens in geloofde? Dat alles op deze wereld zo maar gebeurde, zonder enige voorzienigheid of tussenkomst van ‘iets’?

Je zou het wel zeggen op basis van De...