In 1943 schreef VN-oprichter Henk van Randwijk het verzetsgedicht ‘Celdroom’. Dit jaar vonden we er op een veiling een bijzondere versie van.

Het begon met een rode rechthoek op een geelwit vel. In die rechthoek zaten negen witte vierkantjes, drie bij drie, bovenin, als raampjes in een deur. De vitrine toonde verder nog een eerste druk van W.F. Hermans’ Mandarijnen op zwavelzuur, zeldzame Tsjechoslowaakse pockets uit de jaren zestig met opvallende coverdesigns en nog wat bijzondere uitgaven. Maar het was dat eenzame blokje met die ruitjes, voorop een mapje met papier, dat de aandacht trok. En daarna het woord eronder: ‘Celdroom’.

Dat kwam me vaag bekend voor. Even kijken in de veilingcatalogus: ja, ‘Celdroom’ was dat oorlogsgedicht van H.M. van Randwijk. Die was in de Tweede Wereldoorlog hoofdredacteur geweest van Vrij Nederland. Er stond verder weinig informatie in de gids, behalve dat dit een typoscript was, een getypte versie. Toen ik het boekje uit de vitrinekast liet halen en doorbladerde aan dezelfde tafel waar oude mannetjes voorzichtig zeldzame nazi-tijdschriften openden, zag ik dat er hier en daar met potlood verbeteringen waren aangebracht.

Was dit een vroege versie van ‘Celdroom’?

‘Nog is het nacht en in mijn cel
tusschen de vier baksteenen muren,
twee stappen breed, vijf stappen lang,
wacht ik den dag, tel ik de uren…’

Thuis zocht ik meer achtergrondinformatie. De linkse, christelijk-hervormde onderwijzer Henk van Randwijk had aan het begin van de oorlog samen met anderen de verzetskrant Vrij Nederland opgericht. Hij was in 1942 opgepakt en wekenlang hardhandig ondervraagd. Hij brak niet en kwam na zes weken weer vrij. Kort daarna schreef hij ‘Celdroom’, een lang gedicht over een droom in zijn cel, naar aanleiding van een paar woorden die op de muur van zijn cel waren gekrast: ‘Gerechtigheid zal wederkeren’. In die lange, lyrische droom zag hij de bevrijding al voor zich, openden de celdeuren en stroomden de straten vol met bevrijde gevangenen.

‘De saboteur en oproerling,
de brandstichter en bendeleider,
de man, die niet naar Duitschland ging,
de boer en “do-it-slow” arbeider,
de predikant, die in Gods naam
het onrecht durfde onrecht te noemen,
de mannen van “Vrij Nederland”,
de staker, jodenvriend en hoe men
de oprukkende honderdtallen
ook heeten wil en ’t laatst van allen
ik zelf, wij dringen naar de deur,
de ijz’ren deur, die eens gesloten,
niet weer geopend werd dan voor
een nieuwe prooi hierin te stoten.’

In 1943 werd het gedicht illegaal gedrukt en verspreid als een boekje, geïllustreerd met vignetten van Fiep Westendorp. Het was ‘Opgedragen aan alle Nederlanders, die lijden, of geleden hebben in Duitsche gevangenissen en concentratie-kampen’ en de opbrengst was ‘voor de vrije pers’. Hoeveel mensen hebben het in de oorlog gelezen? De oplage staat niet vermeld, wel dat nr. 1 voor koningin Wilhelmina was gereserveerd, nr. 2 voor prinses Juliana en Bernhard, en nr. 3 voor minister-president (in ballingschap) Gerbrandy.

Maar dit, zag ik al snel op internet, was niet de versie in de vitrine van het veilinghuis. Het oorspronkelijke boekje had deze dramatische omslag:

‘Celdroom’, de versie van 1943.

Terwijl de versie bij veilinghuis Zwiggelaar er zo uitzag:

‘Celdroom’, het typoscript van 1944.

Dit is het echte exemplaar, want we besloten er bij VN op te bieden. Twee weken later arriveerde het op de redactie in Amsterdam. Wat het ook was, wie het ook had gemaakt, het voelde een klein beetje als een terugkeer. Als het begin van een klein VN-erfgoed-archief.

Het Damrak aan de noorderzij
lag blikkrend in de helle zon
maar feller flikkerde het Y,
een schip voer weg, een vliegtuig klom
meer zuidwaarts van de stad omhoog
en boog de bocht der grachten na
eer ‘t westelijk naar zee heen vloog.
En zeven torens wezen met
hun kanten spits den hemel in
en alle menschen zagen het,
dit was een nieuw en schoon begin:
Een havelooze zwarte drom
gevang’nen stroomd’ over de Dam.
(Maar trotser dan een koning kon
zoo liepen zij en vrijer dan
een naakt kind loopt in zee en zon)
Toen vielen alle stemmen stom
en één stem zei: Dit ’s Amsterdam…
Zoo zacht alsof hij fluisterde…

Wat was dan dit boekje? Ik besloot op een ochtend naar het NIOD te gaan om te zien of er daar meer over bekend was. En inderdaad, daar in het Nederlandse oorlogsarchief, waar ook de papieren oorlogserfenis van Vrij Nederland ligt opgeslagen, bevonden zich volgens het zoeksysteem een paar ‘Celdroom’-mapjes. Tien minuten later opende ik ze voorzichtig. En toen vond ik een gedrukte versie, hardcover, van het typoscript.

‘Celdroom’, de gedrukte versie van 1944.

Een andere versie van ‘Celdroom’ dus, maar waarom? Het ‘colophon’ bracht uitsluitsel:

Dus daar was het typoscript voor bedoeld. In augustus 1944, toen de geallieerden de Nederlandse grens naderden, werd een tweede druk van ‘Celdroom’ gemaakt. Niet meer om te verspreiden onder lezers, maar speciaal voor nabestaanden van medewerkers van Vrij Nederland ‘die leden in gevangenissen en concentratiekampen’.

Dat staat er zo makkelijk, in een klein zinnetje, maar even later drong het pas goed tot me door wat het betekende. In een volgende map vond ik namelijk een grote stapel papieren. Het bleek het archief van deze operatie. Ik bladerde door lijsten, doordrukken en brieven, allemaal resultaten van pogingen om het lot te achterhalen van elke medewerker van Vrij Nederland. Had hij of zij gevangen gezeten, was hij of zij gefusilleerd of leefde hij of zij nog? Waar verbleef die persoon, en als ie overleden was, naar wie moest het bedank-exemplaar van ‘Celdroom’ dan verstuurd worden? Gezien de vele aantekeningen werden de lijsten voortdurend bijgesteld, ik neem aan na uitgebreid speurwerk.

Hoeveel mensen kregen uiteindelijk dit cadeau? In het NIOD vond ik ook nog een blauwgekleurde uitgave, een volgende druk uit september 1945, ‘toen bleek dat het aantal dergenen die voor “Vrij Nederland” gevallen waren of leden in gevangenissen en concentratiekampen grooter was dan wij hoopten.’ Het moeten er honderden zijn geweest.

Het boek dat in het NIOD-archief lag was bestemd voor ‘Den Heer F.C. Hos’, stond onder het colofon geschreven. Er was een ook begeleidende brief bij. Verstuurd in 1946 naar Bloemendaal, wellicht na een lange speurtocht. F.C. Hos blijkt de vader van Henk, die sneuvelde in de oorlogsjaren.

Vrij Nederland was, zo werd me duidelijk uit deze archiefvondsten, veel meer dan een verzetsblad van een groepje mensen in Amsterdam, onder leiding van de onvermoeibare, onverzettelijke Henk van Randwijk. Het was een beweging, een gemeenschap, iets wat we nu een community zouden noemen. Een wijdvertakt netwerk van honderden mensen, die woonden van Maastricht tot Oost-Groningen. Schrijvers, drukkers, koeriers, bezorgers en anderen. Mensen die bereid waren voor die beweging de gevangenis in te gaan, of zelfs hun leven te geven. En een beweging die er alles aan deed om haar leden voor hun werk te bedanken.

Veel van die leden hebben hun eigen celdroom gedroomd. Een droom die iemand, in 1944, uit heeft zitten typen voor een tweede versie en waar iemand anders een mooi vignetje van een celdeur voor heeft getekend. Een droom over vrijheid en ‘eindeloos beminnen’ die vooralsnog eindigde in de cel, met een blik op de raampjes in die deur. Veel VN’ers zagen uiteindelijk die deur nooit meer opengaan, zodat de rest van Nederland het wel kon meemaken.

Het hele gedicht ‘Celdroom’ is hier te lezen.

Heeft u iets toe te voegen aan het VN-erfgoed-archief? Laat het ons weten: redactie@vn.nl.

Met dank aan schrijfster Laura van der Haar.