Als iemand een intellectueel was dan was het Hans Magnus Enzensberger wel. Maar honderd procent comfortabel voelde hij zich niet in die hoedanigheid. ‘De intellectueel’ was hem een te afgeronde figuur, alsof zijn plaats in de maatschappij vanzelfsprekend was, wat volgens Enzensberger allerminst zo was. Van de missionaris in de intellectueel moest hij niets hebben.

Het beviel Enzensberger dat er iemand in de geschiedenis van de literatuur en filosofie was die een voorbeeld voor hem was om op een niet-pretentieuze manier een soort intellectueel te zijn: Diderot, door hem ook de eerste intellectueel genoemd, ontstaan tijdens de Verlichting in de tweede helft van de achttiende eeuw. Enzensberger was van plan Diderots komedie Est-il bon? Est-il méchant? te vertalen, maar dat bevredigde hem niet. Toen wilde hij er een bewerking van maken, maar ook dat mislukte. Tenslotte schreef hij een nieuw toneelstuk waarin hij Diderot de rol van mensenvriend kon laten spelen.

Ook al is Diderot...