Negen maanden lang identificeerde hoogleraar anatomie George Maat de slachtoffers van de MH17-ramp. Een lezing voor studenten over het onderzoek eindigde tot zijn verbijstering in ontslag: ‘De oorspronkelijke brief van de politie is ingrijpend veranderd door de minister.’

Gisteren, 14 januari 2016, kreeg George Maat eindelijk eerherstel van minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur. Carolina Lo Galbo heeft zijn zaak intensief gevolgd. Dit was haar interview met hem uit september 2015.

Op donderdagmiddag 9 april stapt George Maat in zijn auto naar Maastricht. Daar zal hij straks op verzoek van een studievereniging voor aangesloten studenten gezondheidswetenschappen een lezing houden over het identificatieproces van de MH17-slachtoffers. Maat (70) is emeritus hoogleraar anatomie en als deskundige betrokken bij het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) van de politie, dat het identificatieonderzoek doet. Hij verheugt zich op de avond. Het contact met studenten heeft hij altijd een van de leukste aspecten van zijn werk gevonden. Sinds zijn pensioen is het minder frequent. Hij wil de studenten vertellen hoe boeiend zijn vak is, en hoe weerbarstig de praktijk. Dat ze straks een grote verantwoordelijkheid krijgen en moeten beslissen over leven en dood. In het medische vak word je snel ernstig. De inhoud van zijn college liegt er niet om; hij wil studenten opleiden met de realiteit.

Een uur van tevoren is hij aanwezig in het universiteitsgebouw; hij komt niet graag te laat. Als de zaal is volgestroomd, vraagt hij of er nabestaanden van de MH17-slachtoffers aanwezig zijn. Twee studenten steken hun hand op. Hij geeft ze de gelegenheid om de zaal te verlaten wegens de confronterende beelden en biedt aan om na afloop met hen te praten. Ze blijven zitten.
Twee uur lang luisteren de studenten ademloos naar het college dat hij met beeldmateriaal en al van het LTFO heeft gekregen. Daarna barst een spervuur van vragen los, zoals ook de vorige keren dat de professor dit college gaf. Tevreden rijdt hij terug naar zijn huis in Afferden. Geld krijgt hij nooit voor dit soort lezingen. Dat wil hij ook niet, want studenten hebben geen geld. De kingsize chocoladereep die hij na afloop krijgt, kan hij wél waarderen; lekker voor tijdens de terugreis. Bedankt staat er in witte letters op.

Twee weken later ziet Maat zichzelf tot zijn verbazing in het RTL Nieuws. Aan de vooravond van een MH17-kamerdebat onthult het televisieprogramma geluidsopnames die een journalist heimelijk tijdens zijn college heeft gemaakt. Er wordt melding gemaakt van ‘een enorme inbreuk op de privacy van nabestaanden.’ Volgens het programma heeft hij tijdens een openbare lezing beelden van slachtoffers getoond en allerlei geheime informatie uit het onderzoek prijsgegeven. Verontwaardiging alom. De net aangetreden minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur (VVD) staat vooraan om zijn afschuw te uiten. ‘Buitengewoon ongepast en onsmakelijk’ noemt hij het optreden van de wetenschapper, dat hij zelf overigens niet heeft gezien. Maat wordt op non-actief gesteld en later uit het team gezet.
‘Ik kon niet geloven dat de minister het over mij had,’ zegt Maat. ‘Ik deed mijn werk zoals ik het al jaren voor het ministerie doe.’

Een gezicht geven: ‘Ik doe dit werk juist voor de nabestaanden’ | Foto: Maarten Kools
Wel voor hetere vuren

We ontmoeten elkaar bij hem thuis, een sober ingerichte boerderij met een laag balkenplafond en kleine ruiten in de Limburgse bossen waar hij met zijn vrouw woont. Zijn mobiele telefoon bungelt aan een kettinkje aan zijn broekriem. Zijn ogen zijn olijk en oplettend, zijn snor krult sierlijk omhoog. Alleen het vlinderstrikje waarmee je hem kunt uittekenen, ontbreekt. Op zijn schoot ligt een donzige poes te spinnen.

Maat is net terug uit Nepal, waar hij heeft geholpen om met de ‘hotemetoten’ een artsenopleiding op te zetten. Het leven gaat door. Maar terug in Nederland dringt zijn oneervolle ontslag van een maand geleden weer door. ‘Ik heb door mijn werk wel voor hetere vuren gestaan,’ zegt hij relativerend, ‘maar ik wil het onjuiste beeld dat van mij geschapen is, rechtzetten. Ik had wél toestemming om de lezing te houden. Ik heb het beeldmateriaal nota bene op een cd van het LTFO gekregen die ook gebruikt is in presentaties van andere LTFO-leden. En natuurlijk laat ik niet zomaar mensen zien. Voor zover er nog gezichten waren, waren die afgedekt met een grijs ovaal. Bij de stoffelijke resten, zoals een botsplinter, stonden volgnummers maar ook die waren – op een na – afgeplakt. Die cijfertjes kun je bovendien niet herleiden tot een persoon. En ja, ik heb aan een student, toen die ernaar vroeg, uitgelegd dat een raket anatomisch een totaal andere beschadiging geeft dan een kogel. Dat vond ik legitiem. Bovendien had in alle kranten al gestaan dat het om een raket ging.’ De studievereniging had hem uitgenodigd voor een besloten bijeenkomst, vervolgt hij. ‘Dat ze later vanwege de grote belangstelling via Facebook ook andere studenten hebben uitgenodigd, was me niet verteld. En ja, tegen een insluiper van RTL die zich vanuit zijn gmail-account aanmeldt, kan ik me niet weren.’

Indiana Bones

Vlak nadat vlucht MH17 van Malaysia Airlines was neergestort in Oekraïne kreeg de botexpert een telefoontje van het LTFO: of hij wilde helpen met het identificeren van stoffelijke overschotten. Negen maanden lang verzamelde hij weefselstukjes voor DNA-identificatie uit de stoffelijke resten die in zwarte bodybags vanuit Oekraïne naar de Van Oudheusdenkazerne in Hilversum kwamen; 296 van de 298 slachtoffers kregen uiteindelijk een identiteit dankzij de dna-monsteruitname-techniek die Maat ontwikkelde en die wereldwijd gebruikt wordt. Als internationaal vermaard hoogleraar aan het Leids Universitair Medisch Centrum kreeg hij in 1999 als eerste de onderwijsprijs vanwege zijn bevlogen en gedegen onderwijs. Hij zette in zijn eentje het vakgebied van de fysische antropologie – wat je aan botten kunt zien – in Leiden op en kreeg daarvoor een koninklijke onderscheiding.

Maat identificeert al decennia slachtoffers, onder wie die van de vuurwerkramp in Enschede, de massagraven in Kosovo, de tsunami in Thailand en de vliegramp bij Tripoli. Heer tussen de lijken, noemen vakgenoten hem. Indiana Bones, heet hij bij Scotland Yard, waarvoor hij in de Kosovaarse massagraven afdaalde om bewijsmateriaal te verzamelen voor het Joegoslavië tribunaal. In erbarmelijke omstandigheden gaf hij een gezicht aan honderden omgekomenen.

Het verwijt dat hij onzorgvuldig zou hebben gehandeld jegens de nabestaanden, raakt Maat. ‘Ik doe dit werk juist voor de nabestaanden,’ zegt hij. ‘Het is onvoorstelbaar belangrijk voor ze dat hun dierbare geïdentificeerd wordt. Zelfs als het lichaam zwaar gemutileerd is, willen ze het zien om er zeker van te zijn dat het hun Piet is, en dat hij niet is verdwenen in het niets. Cremeren en begraven zijn een heel belangrijke stap in het rouwproces. Ik zou de nabestaanden zo graag willen vertellen wat mijn werk inhoudt. Hoeveel tijd en moeite het kost om die brief met naam en dat kistje met met onder andere het DNA-materiaal aan ze te kunnen retourneren. Dat ze weten dat er voor ze geploeterd is.’

Per se dna-onderzoek

Beroepshalve spreekt hij de families nooit. In het mortuarium buigt hij zich met zijn ploeg over de doden. De identificatie is een heel technisch proces, vertelt hij. Nederland loopt daarin voorop. ‘Je moet dna afnemen van lichaamsdelen die niet zijn besmet met dna van anderen. Dat is niet eenvoudig, want vaak liggen de stoffelijke resten na een ramp door elkaar. Mensen denken vaak dat in elke bodybag en kist de lichaamsresten van één slachtoffer zitten, maar zo’n zak is gevuld met allerlei stukjes van allerlei mensen. Dat gebeurt er als je van tien kilometer hoogte naar beneden stort. Er blijft niets van je heel.’

Elk stukje, tot aan de botsplinters toe, wordt gefotografeerd en van een volgnummer voorzien. Bij de MH17 ging het om duizenden en duizenden monsters. Van elke handeling wordt een foto gemaakt om een ononderbroken keten van bewijs te krijgen. Het LTFO moet daarmee uiteindelijk een identificatiecommissie ervan overtuigen dat de conclusies kloppen. ‘In het rapport staat dus niet alleen informatie over het gevonden dna, de vingerafdrukken en gebitsgegevens, maar ook een heel precieze beschrijving van hoe wij als team aan die informatie gekomen zijn.’

Tatoeages zijn een goede aanwijzing, vertelt hij, net als een kunstheup waarvan het fabrikaatnummer kan vertellen aan wie het ooit verstrekt is. Maar zij gelden niet als identificatiebewijs. ‘Alleen vinger- en voetafdrukken, details van het gebit of een passend DNA-profiel tellen als bewijs,’ zegt Maat. ‘Tegenwoordig wil men per se dna-onderzoek, waar mogelijk. Dna is het wijwater van de identificatie geworden, maar het kost heel veel tijd.’

In het mortuarium neemt hij persoonseigen dna uit een heupgewricht met ‘een superschone operatietechniek’ waardoor het niet bevuild raakt met andermans dna. Alle dna-data, de zogenaamde profielen maar ook de vingerafdruk- en gebitsgegevens worden in een computer opgeslagen voor latere matching. Het ante mortem team gaat tegelijkertijd bij de nabestaanden langs om DNA, vingerafdrukken en gebitsgegevens van de omgekomene te achterhalen. Die kunnen dan in de computer gematcht worden met de mortuariumgegevens. ‘Als de identificatiecommissie het bewijs niet waterdicht vindt,’ zegt Maat, ‘dan moet het hele proces over, ook als een foto te onscherp is of er nieuw botweefsel opduikt.’

Als de identiteit mag worden vrijgegeven, wordt de familie op de hoogte gesteld. Dan volgt de vraag of de nabestaanden de kist met de tot dan toe verzamelde stoffelijke resten al willen accepteren om over te gaan tot begraven of cremeren, of dat ze willen afwachten of later meer resten worden gevonden. ‘Je werkt maanden en maanden aan elk botstukje,’ zegt Maat. ‘Maar laten we mensen daardoor niet te lang wachten? Zo lang het rouwen en afscheid nemen uitstellen is moeilijk vol te houden. Waar ligt de grens van het dóórzoeken? Daar zijn we met z’n allen nog niet uit.’

Niets heel: In een straal van zo’n 10 kilometer rond de plaats waar de MH17 neerkwam, zijn overblijfselen van het vliegtuig en de passagiers gevonden. | Foto: Jerome Sessini / Magnum Photos / HH
Onbegrijpelijke wereld

Je moet stevig in je schoenen staan als fysisch antropoloog. De impact van de gruwelijkheden is groot, de op te lossen problematiek ingewikkeld en er is amper geformaliseerde rugdekking vanuit de overheid, vertelt Maat. Toen hij voor Scotland Yard werkte, kreeg hij een contract met dagvergoeding, een soort lijfverzekering en gevarengeld (10 Engelse ponden per dag). Bij het LTFO was dat wel anders. Op een gegeven moment heeft hij op aanraden van een van de tandartsen met wie hij werkte maar een factuur ingediend. Het geeft aan dat niet alles even professioneel is geregeld, maar hij is de laatste om erover te struikelen. Hij leerde al jong om zelf zijn problemen op te lossen.

Maat groeide op in een nederzetting in het oerwoud van Brits-Borneo waar zijn vader als cartograaf voor Shell werkte. ‘We liepen daar als kinderen in onze onderbroek door de jungle en hadden geen weet van de rest van de wereld.’ Vanaf zijn negende ging George op kostschool in Nederland, later kwam hij bij een hospita en een pleeggezin in huis. Zijn ouders zag hij eens per jaar, als ze met verlof naar Nederland kwamen.
‘Ik was het Nederlands niet voldoende machtig en rolde van het ene in het andere misverstand. Het kost veel moeite om je aan zo’n nieuwe, verwarrende wereld aan te passen.’ Omdat zijn hospita in Den Haag ver weg van zijn school woonde, bracht hij veel tijd in de tram door. ‘Ik kon met niemand spelen en sprak niemand, een kloosterachtige toestand.’ Hij veert enthousiast op. ‘Maar het heeft zeker voordelen om alleen achter te blijven! Ik leerde alles zelf op te lossen. En toen me gevraagd werd om naar Suriname of Koeweit te gaan, reageerde ik met: leuk! Ik wist dat ik die avonturen aankon.’

Tijdens zijn studie geneeskunde in Leiden deed hij promotieonderzoek naar de anatomie van de mens. Op verzoek van de universiteit reisde hij naar Suriname om er een afdeling anatomie op te zetten. Hij liet er later tot ieders verontwaardiging een felbegeerde KNO-opleidingsplek voor schieten. ‘Maar ik vond het contact met de studenten zo leuk en was inmiddels in de ban geraakt van botten.’
Tijdens zandafgravingen waren er skeletten van precolumbiaanse Indianen opgedoken en die onderzocht hij. ‘Ik ontdekte dat je door middel van het skelet bijvoorbeeld de leeftijd van overlijden kon inschatten. Aan de beenderen kon ik ook zien of het om een mens ging, en of het een man of een vrouw was.’
Zijn nieuwsgierigheid naar archeologie en paleopathologie – de studie naar het natuurlijk verloop van een ziekte in beenderen – was gewekt. Puzzelend problemen oplossen is hij altijd blijven doen.

Kluivenduiker

Maat groef wereldwijd skeletten op voor zijn onderzoek: de familie Boerhaave in de Leidse Pieterskerk, de Nederlandse walvisvaarders bij Spitsbergen. Toen hij eens in een kuil in een Leids steegje de beenderen van een beroemde professor aan het opgraven was, verzamelde zich een menigte Leidenaren om hem heen. ‘De kluivenduiker noemden ze me.’ Hij lacht. ‘Dat vind ik de beste kreet ooit.’

Waar ligt de grens van het dóórzoeken? Daar zijn we met z’n allen nog niet uit.

De confrontatie met een ijsbeer in Nova Zembla ligt hem nog vers in het geheugen. Daar struinde hij met een student-assistent in volle bepakking honderddertig kilometer rond tussen de gletsjers, vergeefs op zoek naar het graf van Willem Barentsz. Het was Russisch gebied, dus het duo was door de marine afgezet en werd door vier militairen in de gaten gehouden. ’s Nachts hielden de Hollanders ijsberenwacht bij een groot vuur voor hun houten hut, met twee ijsmutsen over elkaar op hun hoofd. ‘Tegen de ochtend zag ik ineens een enorme gele ijsbeer achter het vuur,’ vertelt Maat. ‘Op dertig meter afstand van ons, twee keer de lengte van deze woonkamer. De Russen kwamen net naar buiten om de wacht van ons over te nemen en zagen aan mijn blik dat het mis was. Zodra ze de ijsbeer in het vizier kregen, stormden ze de hut in en vergrendelden de deur met een balk. We waren buitengesloten. De student heeft toen maar een flair afgeschoten, een prachtige groene. De ijsbeer ging op zijn achterste zitten toekijken. Er volgden nog een rode en een blauwe, en toen waren ze op. Ik pakte mijn dubbelloops jachtgeweer en dacht: als het moet, schiet ik hem van zijn hoeven. Maar ineens rende de beer de bergen in, veertig kilometer per uur op die zachte poten. Het was alsof een wolk vertrok, want je hoorde niets. Bizar.’
Pas weken later kwamen ze erachter dat het jachtgeweer niet werkte.

Doosjes vol beenderen

Maat rolde vanuit de archeologie het forensische vak in. Hij had inmiddels een naam opgebouwd als botexpert. Dé patholoog anatoom van dat moment was Jan Zeldenrust. Hij werkte bij het Gerechtelijk Geneeskundig Laboratorium maar wist zich met botten geen raad. Dus toog hij met doosjes vol beenderen naar de jonge Maat. En al snel wist ook de politie hem te vinden. Steeds vaker kreeg hij telefoontjes uit heel Nederland: er zijn beenderen gevonden, kun je komen kijken? Doken er botten op, dan stond Maat paraat met zijn laarzen, regenjas en schep.

Eind jaren tachtig woonde Maat met zijn vrouw en drie dochters in Koeweit om anatomie onderwijs te geven en onderzoek te doen naar de soldaten van Alexander de Grote die daar in een massagraf lagen. Toen de Golfoorlog uitbrak, verkaste het gezin weer naar Nederland. Daar ontwikkelde hij in de jaren negentig de sleutelbeenderenmethode voor de leeftijdsbepaling van minderjarige asielzoekers. ‘Voorheen schatte de rechter de leeftijd in op basis van gesprekken en uiterlijke lichaamskenmerken. Ik ontdekte dat je aan de hand van röntgenfoto’s kon zien of het sleutelbeen is uitgegroeid en de asielzoeker dus volwassen is.’
De methode vond navolging in Europa. Maat moest er vooraf goed over nadenken of hij wel wilde meewerken aan dergelijk onderzoek, vertelt hij. ‘Ik besloot dat het beter was als ik wel meewerkte. Ik heb liever dat een aantal mensen ten onrechte te jong wordt verklaard en mag blijven – dat was een klein risico van de methode – dan dat ze ten onrechte te oud worden verklaard door ondeskundigheid en het land worden uitgezet.’

Halverwege de jaren negentig ontstond in Nederland het besef dat de forensische antropologie onmisbaar was in het forensische onderzoek. Op initiatief van de overheid ging Maat een dag per week werken bij het Nederlands Forensisch Instituut. Er zijn nog steeds weinig wetenschappers in het vakgebied. In Nederland is er maar één die kan wat hij kan, zijn (jonge) opvolger. Maar ook buiten de landsgrenzen wordt zijn hulp regelmatig ingeroepen. De tijd die hij doorbracht in de massagraven in het voormalige Joegoslavië staat hem nog helder voor de geest. ‘Het was moeilijk en gevaarlijk werk vanwege de kans op geweld en infectie. De stank was zeer belastend. Aanvankelijk moest het Scotland Yard onderzoeksteam achter de pantsertroepen optrekken. Later beschermden de Gele Rijders van de Nederlandse veldartillerie ons.’
Hoe hij het hoofd koel houdt in dergelijke omstandigheden? ‘De gedachte dat wat ik doe zinvol is, steunt me in mijn werk. Ik wil dat er in een oorlog recht gesproken wordt met het bewijsmateriaal dat ik in de massagraven verzamel. En bij vliegrampen of natuurgeweld zoals de tsunami wil ik de families iets teruggeven.’

Professioneel blijven

Tijdens zijn werk probeert Maat niet aan de omgekomen mensen te denken. ‘Dan wordt het te zwaar. Dus verdiep ik me vooral in het technisch zo goed mogelijk oplossen van een probleem. Dat beschermt me, net als een grote hoeveelheid stoffelijke overschotten. Als er honderden mensen omgekomen zijn, kan ik me niet in een individu verliezen.’

Het is in het landsbelang dat je stoffelijke resten voor onderwijs mag gebruiken.

Ook voor zijn collega’s, zeker die met jonge kinderen, moet hij professioneel blijven. ‘Ik kan niet aarzelen, want dan gaan zij ook aarzelen. Dus straal ik uit dat ik het technisch zo goed mogelijk wil doen. Op het slagveld tijdens een oorlog moet je ook door. Je wilt overleven, en je wilt dat de rest niet wegzakt omdat we het allemaal niet meer weten.’
Helemaal immuun voor menselijk leed is hij natuurlijk niet. ‘Als ik tussen de lichamen van volwassenen ineens een baby zie, kan ook ik schrikken,’ zegt hij. ‘Dan denk ik: zou de moeder nog leven? Die gedachte is te sterk om te onderdrukken.’

Het meest dramatische vindt hij het om te zien hoe jonge levens tot een eind zijn gekomen. ‘Dan dringt de realiteit ineens echt tot je door. In Kosovo was een heel dorp afgeslacht en in een massagraf gedumpt. Daar zaten baby’s tussen. Hartverscheurend. Die moesten we met de hand opgraven, want een machine zou de resten teveel beschadigen. Het vereist enige stamina om dat te doen.’
Sommige beelden blijven hem bij. Toen hij in Thailand bezig was om na de tsunami vierduizend doden te identificeren, kreeg hij een nachtmerrie. ‘Ik droomde dat het veld naast het geïmproviseerde mortuarium voortdurend met lichamen werd volgelegd, dag na dag. Daar viel niet tegen op te werken. Dat was zo ontmoedigend, en helaas ook niet ver bezijden de realiteit.’
In een massagraf in Kosovo groef hij acht man op die innig omarmd gefusilleerd achterover in de kuil waren geslagen. ‘Droevig vond ik het. Hoe kun je als schutter de trekker overhalen als er acht man zo voor je staan? Dan moet je zo’n haat voelen. Kennelijk bestaat die haat.’

Kafkaëske situatie

‘Kijk eens Sjors,’ zegt zijn vrouw Marion als ze met broodjes kaas en koffie de woonkamer binnenloopt. Ze zet het dienblad op de scheepskist die dienst doet als salontafel, vlakbij de enorme open haard met een stapel twijgjes. ‘Hm, lekker!’ zegt Maat terwijl hij een hap van zijn broodje neemt. Als hij even later wegloopt om Brandpunt telefonisch te woord te staan, vertelt zijn vrouw dat de gebeurtenis hen totaal heeft overvallen. Het is een kafkaëske situatie waar ze geen vat op hebben, vertelt ze. ‘Dit heeft hij niet verdiend. Decennia stond hij klaar om bij tij en ontij al die lichamen te identificeren. Hij heeft zich altijd volledig ingezet, ook voor de overheid. En dan wordt hij zo afgeserveerd door de minister.’

Samen met vijftien gerenommeerde fysisch antropologen van overal ter wereld schreef ze een brandbrief aan de minister waarin ze om rehabilitatie van haar man vroeg. Vergeefs. Het is hun geluk dat ze een jaar geleden naar de Limburgse bossen zijn verhuisd, waar de buitenwereld minder doordringt. Maar de hoos aan steunbetuigingen kwam wel aan, en de boerderij stond in een mum van tijd vol bloemen. Studenten schreven brieven naar kranten en vijfentwintig hoogleraren stuurde een brief naar de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De strekking: een verbod op het gebruiken van recent (beeld)materiaal uit de praktijk voor onderwijs, tast de wetenschap in zijn kern aan.

Geheim onderzoek: ‘Dat oorspronkelijke rapport moet boven tafel.’ | Foto: Maarten Kools
Maximaal mediaeffect

George Maat had nooit kunnen bevroeden dat een lezing hem de kop zou kosten. Voor RTL Nieuws heeft hij geen goed woord over. ‘Zij hebben heimelijk opnamen gemaakt en zijn daarmee naar de nabestaanden gegaan. Vervolgens hebben ze het twee weken onder de pet gehouden voor een maximaal mediaeffect op de avond voor het MH17-debat.’

Nadat de nabestaanden op de hoogte waren gebracht door RTL, belden ze verontrust het ministerie op. ‘Op het ministerie brak totale paniek uit,’ zegt Maat. ‘Ik moest meteen spijt betuigen en zeggen dat ik buiten mijn discipline was getreden. Ik dacht: ik doe het wel en leg later uit hoe het echt zit. Ik dacht echt dat mijn overheid mij wilde beschermen, maar men was alleen maar bezig om de eigen schade te beperken, ten koste van mij.’

Volgens Maat is er gerommeld met het geheime feitenonderzoek dat de politietop naar zijn omstreden college deed. ‘De oorspronkelijke brief van de politie is ingrijpend veranderd door de minister,’ zegt hij. ‘Op 10 juni kreeg ik een telefoontje van de LTFO-leiding dat ze goed nieuws voor me hadden. De conclusie van het rapport was gunstig, dus ik hoefde me geen zorgen te maken. Ik mocht me nog steeds als LTFO’er blijven beschouwen. Er stond iets in als: professor Maat heeft gehandeld binnen de kaders van de toenmalige LTFO-afspraken die in de toekomst zullen worden bijgesteld. Hij mag blijven. Voor de foto’s hadden we toestemming gegeven, dat is ons aan te rekenen.’

Vier dagen later was het ineens ‘helemaal mis’. De brief die toen naar de Kamer ging, was volstrekt anders van toon. ‘In die gecorrigeerde versie stond ineens dat ik geen toestemming had om de foto’s te laten zien. Die gecorrigeerde brief is ook naar de nabestaanden gegaan. Ik heb van anonieme bronnen vernomen dat de minister eigenhandig dingen in de brief heeft zitten veranderen. Kennelijk kan de minister de politie dwingen om er een alinea bij te schrijven.’
Op basis van de gecorrigeerde brief werd Maat op 4 augustus uit het onderzoeksteam gezet. Korpschef Gerard Bouman concludeert in het slotrapport naar de Tweede Kamer: Maat heeft ‘niet de discretie en zorgvuldigheid betracht die mag worden verwacht van een wetenschapper.’ En zijn handelen heeft ‘een grote impact op de nabestaanden’.

Opmerkelijk genoeg meldt minister Ard van der Steur in zijn begeleidende brief dat hij Maat verwijt dat die ‘geen toestemming heeft gevraagd voor de lezing, maar het anderzijds ook ontbreekt aan duidelijke kaders, afspraken en criteria met betrekking tot het geven van lezingen en het vrijgeven en gebruik van (beeld)materiaal’. Wat de minister Maat eigenlijk verwijt, legt een woordvoerder uit: Maat heeft ‘onnodig grievend’ gehandeld naar de nabestaanden en ‘zich niet gedragen als wetenschapper’ door feitelijke onjuistheden te melden (zo zou er volgens Maat een tweede slachtoffer met mondkapje zijn gevonden) en door zich tijdens de lezing uit te laten over zaken buiten zijn vakgebied (de oorzaak van de ramp, namelijk de raketinslag).

Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) vindt het ongepast dat Maat eerst werd ontslagen, er pas daarna een onderzoek werd gedaan en dat onderzoek ook nog eens geheim blijkt. Hij heeft aanvullende Kamervragen gesteld aan de minister, die deze week worden behandeld.
‘Dat oorspronkelijke rapport moet boven water,’ zegt Maat. ‘Geheim of niet.’ Binnenkort gebeurt dat voor een deel, vertelde een woordvoerder afgelopen vrijdag. ‘Het wordt nu geanonimiseerd en daarna deels – zolang het niet grievend of herleidbaar tot mensen is – openbaar gemaakt. De expertise en het goede werk van de heer Maat staan buiten kijf voor ons. Maar we staan nog steeds achter ons besluit destijds om de samenwerking wat betreft de MH17 te verbreken. We gaan nu in gesprek over de toekomst.’

Ingewikkeld ethisch dilemma

Maat begrijpt de ontsteltenis van de nabestaanden. ‘Hun verdriet is groot. En het identificatieproces heeft lang geduurd. Anderhalf jaar wachten tot je kan begraven of cremeren, zo lang het rouwproces ophouden is niet vol te houden. Bij vorige rampen brachten we de feiten ook zo naar buiten, maar wel pas nadat het onderzoek was afgesloten. Nu duurde de identificatie zo lang, dat we de vorderingen tegen het einde al zijn gaan gebruiken voor colleges. We hebben geen precedent en ook geen regelgeving. Het zou goed zijn om vast te leggen dat het materiaal niet gebruikt mag worden voor onderwijs zolang het onderzoek loopt. Alleen: zonder recent beeldmateriaal kun je geen mensen opleiden. Stel dat zo’n onderzoek jaren duurt en je de resultaten al die tijd niet mag gebruiken, dan heb je echt een probleem bij de volgende ramp. Dan kunnen we de mensen minder goed identificeren. De kennis die we hebben opgedaan bij de vliegramp van Tripoli hebben we bijvoorbeeld ingezet bij de instructie van de onderzoekers van de MH17-slachtoffers. Het is in het landsbelang dat je stoffelijke resten voor onderwijs mag gebruiken. Het is een ingewikkeld ethisch dilemma en het is belangrijk dat we daarover in gesprek gaan. Ik ben tot in het eindeloze bereid om met de nabestaanden te praten.’

Op dit moment werkt het LTFO op verzoek van het ministerie aan regelgeving. De politie heeft Maat om zijn advies gevraagd voor de definitieve tekst, want daar komt het onderwerp onderwijs nu nog niet in voor.
Er gloort hoop voor Maat. Op verzoek van de minister heeft hij 23 september een gesprek. ‘Ik hoop op excuses van RTL aan de nabestaanden en op eerherstel van de minister. Tot op heden beide tevergeefs.’

De minister was er als de raven bij om zich van de professor te distantiëren. Het overheidsapparaat waarvan Maat deel uitmaakte, stootte hem zonder pardon en plein public af. Maar ze hebben Maat nodig. Wie moet het anders doen? Daarom werd hij twee weken geleden weer door de politietop benaderd met de vraag: mogen we je in de toekomst weer inzetten? Alleen niet bij de MH17, want dat ligt zó gevoelig.

Wat Maat daarop antwoordde? ‘Ik heb gezegd dat ik natuurlijk graag wil helpen. Als mens, arts en anatoom blijf ik altijd bereid om mensen te helpen.’