Het was de zwaarste beproeving die we tot dusver hadden moeten doorstaan. We voelden het allemaal, terwijl we de door de donkere gangen van het hoofdkwartier van de beruchte Redbrands-bende slopen. Bobbel en Syllabus gingen voorop, omdat zij halflingen zijn, en rogues – kleine, geruisloze vechtersbaasjes. Zij weten bijna altijd wel ongezien weg te glippen. Ik liep in het midden, en achter mij liepen Nim en Verselicus – twee elfen die wel een stuk langer en imposanter zijn dan de halflingen, maar zich even onhoorbaar voortbewegen.

Daarbij hadden mijn vier vrienden nog iets gemeen: een blik van geërgerde gêne om het feit dat ik tussen hen in sjokte. Ik ben een zwaarbewapende dwerg, een struise dame – door mijn harnas, uitrusting en lichaamsbouw beweeg ik me meestal voort met de fijnzinnigheid van een brullende monstertruck. Dat kan onhandig zijn als je onopvallend vijandelijk territorium probeert te doorkruisen.

We waren nog maar net buiten de muren van de stad, toen onze weg...