In Het puttertje, de omvangrijke roman van Donna Tartt, speelt het gelijknamige schilderijtje van de zeventiende eeuwse schilder Carel Fabritius een hoofdrol. Maar wie was Fabritius? Dat vroeg de Amerikaanse Deborah Davis zich af.

‘Een niemendalletje, maar eersteklas’, schreef de Franse kunstcriticus Théophile Thoré-Bürger toen hij in een grote opslagruimte van de Brusselse kunstverzamelaar ridder J.-J.-G. Camberlyn Het puttertje had gezien, het schilderijtje van Carel Fabritius van een distelvink op zijn voederkastje. Maar het was toch niet zo’n niemendalletje dat hij het niet heel graag wilde hebben, zelfs ‘à tout prix’. Hij hoefde er uiteindelijk niets voor te betalen. Hij kreeg het in 1865 cadeau van de erfgenaam van Camberlyn als dank voor de inleiding die hij had geschreven voor de veilingcatalogus van de verzameling prenten en tekeningen van de overleden ridder.

Thoré-Bürger was een vasthoudend man. Hij was het die Johannes Vermeer uit de vergetelheid...