Een kleine maand geleden publiceerde NRC Handelsblad op de opiniepagina een cri de coeur van een wanhopige schrijver. Haar naam is Anne Eekhout (1981), haar debuutroman Dogma (2014) schopte het tot een plekje op de longlist van de AKO-literatuurprijs en net was de opvolger Op een nacht verschenen. Zo’n stuk levert natuurlijk inmiddels een vertrouwde aanblik op: dat van een schrijver die opeens een fors aangezette opinie ophoest voor een kwaliteitskrant, in de hoop zo publiciteit te genereren voor zijn nieuwe boek. Maar deze bijdrage van Anne Eekhout raakte iets minder particuliers: ze vroeg aandacht voor het lot van serieuze fictieschrijvers die door de media genegeerd worden omdat ze geen smeuïg autobiografisch verhaal in de aanbieding hebben. Zoiets in de openbaarheid brengen, laadt natuurlijk de verdenking op je dat je je zwaar miskend voelt. Ironie vormt in zo’n geval een riant schaamlapje. Het intrigerende aan Eekhouts hartenkreet was nu juist dat ze die onverbloemd bracht, opgesteld als contactadvertentie in alle naakte kwetsbaarheid.
Zoveel staat er kennelijk op het spel, bij schrijvers die, in mediatermen, niet over een gewenst ‘haakje’ beschikken, oftewel in Eekhouts niet-gechargeerde weergave: ‘Drugs, verslaving, een rare familie die je heeft verneukt, het zijn heerlijke onderwerpen om op tafel te gooien in De Wereld Draait Door. Dat zorgt voor opvallende, interessante gesprekken. En dat is wat boeken verkoopt. Maar wat nou als je geen haakje hebt? Wat nou als alles wat je schrijft pure fictie is? Valt er geen goed gesprek te voeren met een schrijver die zijn verhalen zélf verzint?’ Eekhouts bijdrage mondt uit in een sympathieke lofzang op fictie, dit in tegenstelling tot autobiografisch geïnspireerde literatuur. Ze preekt daarmee voor eigen parochie, rigide en daarmee aanvechtbaar in sommige opzichten.
Hosanna-apotheose
Toch maakt ze onderweg naar die hosanna-apotheose over ‘pure fictie’ twee opmerkingen die míj nu direct een haakje bieden. Ten eerste houdt ze de media het voorbeeld van Wim Brands voor, de toegewijde televisiegastheer van schrijvers die ook de kracht van fictie voor het voetlicht kon brengen. Bij de publicatie van Eekhouts opiniestuk leefde hij nog en de situatie is voor de Anne Eekhouts dezer wereld nu desperater dan ooit: inmiddels is er níémand meer die op dat medium serieuze aandacht mag besteden aan schrijvers die als enige haakje fictie te bieden hebben.
Ten tweede blijkt uit die eenzame ten voorbeeldstelling van Brands precies waar het aan schort bij al de redacties van die programma’s waarin Eekhout zo graag over haar romans zou willen vertellen. Brands lás die boeken, maar bij de redacteuren en praatprogrammameesters kun je dat niet automatisch verwachten, mild gezegd. Tijdsdruk door de jacht op verse actualiteit is daarvoor natuurlijk een verklaring. Het literair ambigue proza van Eekhout vergt nu eenmaal meer leestijd dan dat van de transparante Claudia de Breij. Wie die tijd neemt, krijgt in Op een nacht een joekel van een haakje aangereikt: dat van de gek/complottheoreticus die het met al zijn wanen mogelijk bij het rechte eind heeft – een intrigerende stap verder nog dan de verwante televisieserie The Missing, over de zoektocht van een vader naar zijn verdwenen kind.
Het probleem is dan ook niet de autobiografica die andere schrijvers wel en zij niet in de aanbieding heeft, zoals Eekhout stelt. Het probleem is dat de boeken daar niet of nauwelijks gelezen worden en dat er toch gepraat moet worden. Dús noodzakelijkerwijs over een onderwerp dat na een inleidende zin over het boek het échte onderwerp moet worden: het geteisterde leven van de schrijver, of leed dat de gereduceerde ‘subtekst’ van het boek vormt: ziekte, rouw, handicaps, ongure familie en meer. Helaas, schrijvers als Anne Eekhout zijn tegenwoordig kansloos op de televisie; in de kleine maand na haar opiniestuk zag ik haar nergens verschijnen.
Bar universum
Jammer, want juist een inhoudelijk gesprek had het waarom kunnen verkennen van de vele sluiers in haar mysterieuze tweede roman. Net als in Dogma uit 2014 (over een vriendenclub die een documentaire maakt over hoe een van hen zelfmoord gaat plegen), hanteert Eekhout meervoudig perspectief in Op een nacht. De roman kent drie delen, vanuit verschillende zienswijzen: ‘Het verhaal van James’, ‘Het verhaal van Ana’, en ‘Het verhaal van Penelope’. In het eerste deel ontmoeten we de in een cel opgesloten James. Feit en fictie zijn bij deze wanenlijder niet te scheiden. In dat barre universum is er sprake van ‘de Dokter’, een boven hem gestelde autoriteit, en van Ferdi de rat, met wie hij converseert. Al direct maakt James gewag van zijn vrouw Ana en zijn dochtertje Penny (Penelope). We worden binnen die gedachtestroom meegezogen in een filmisch inzoomende terugblik naar huiselijke taferelen, met z’n drietjes. Die blijken niet al te idyllisch, want Ana dreigt hem met Penny te verlaten. Maar het lot heeft een verrassing in petto: de school belt dat Penny een gebroken arm heeft opgelopen. Een ongelukje. James, als ‘vader die steeds vreest voor naderend onheil’, denkt dat er meer aan de hand is dan Penny vertelt, en daar begint de waanzin (of beginnen de mogelijkheden) kluisterend op te spelen. Deze vertelling, die tijdens het lezen almaar dichterbij komt, krijgt meer en meer de vorm van een mozaïek. Zo denkt Ana, anders dan James, dat er geen opzet in het spel was bij hun dochters gebroken arm. Heden (James in de ‘cel’ – vaak passages in de je-vorm – en zijn sessies bij de psychiater) wisselen elkaar af met het nabije verleden (wat er gebeurde na de melding over Penny’s arm). Dit alles in het eerste, aan de extreem angstige James voorbehouden deel, dat de eerste deel van Op een nacht beslaat. Ook Ana moet in háár deel leven met het feit dat Penny verdwenen is, ‘vijf maanden, drie uur en twee minuten’ nadat ze dat voor het eerste merkte.
Tot zover gelijkt dit, in hoofdlijnen, het echtelijke verliesverhaal van die serie The Missing. Maar dan. In ‘Het verhaal van Penelope’, waarmee haar roman besluit, pakt Eekhout verrassend uit: Penelope blijkt terug. Ana, de nuchtere instantie in het onbetrouwbare relaas dat Op een nacht biedt, is overleden – exit (schijn van een) controlerende instantie. In wiens waan zijn we beland? Of klopt het, heeft James zijn dochter teruggevonden? En doet dat er in laatste instantie toe, in deze fictie die indringend de verneveling en desolaatheid van een angstig gemoed verkent?
Dat soort gespreksonderwerpen, dus.
Op een nacht
Anne Eekhout, De Arbeiderspers, 293 p., € 19,99. U kunt het boek hier lezen.
Iedere zaterdag op Radio 1: Jeroen Vullings in de Nieuwsshow.
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.