Ze zijn bescheiden of juist groots en meeslepend. Ze zijn lijvig, in een boek gebonden of op slechts een paar velletjes geschreven. Ze komen gevraagd en ongevraagd. Ze maken tongen los tijdens een pompeuze persconferentie of doen stilletjes per mail hun intrede. Ze verdwijnen zo snel als ze kwamen of echoën jaren na als tegelwijsheden door de wandelgangen op het Binnenhof.

Adviezen, Nederland polderland kan niet zonder ze. Ze zijn er op alle terreinen in alle soorten en maten. Ze zijn geliefd of worden juist gehaat. Ze krijgen soms even de schuld als er problemen zijn. Iedereen in de politiek bestelt ze gretig om gelijk te krijgen, om tijd te rekken of om zich achter te verschuilen.

Zo biedt het onderzoeksrapport Niet alles kan van de commissie-Remkes een lange rug om achter te schuilen als politici vervelende maatregelen in het massieve stikstofdossier nemen. De maximumsnelheid verlagen was een van de vele niet-leuke adviezen die het rapport opsomde. Dat automobilisten straks met maximaal 100 kilometer per uur over de Nederlandse snelwegen mogen rijden, is daarom niet zozeer een politiek besluit, vinden de politieke beslissers zelf. Dus zeggen VVD’ers dat deze ‘rotmaatregel’ nou eenmaal genomen moest worden. Kon niet anders, het moest van de experts. Het was de enige manier om de bouwsector wat ruimte te gunnen. ‘Banen gaan boven snelheid,’ lichtte premier Mark Rutte toe tijdens een inderhaast belegde persconferentie Hij zweeg en zwijgt, net als andere politici, over de opeenvolgende bewindslieden die de stikstofproblemen via wettelijke foefjes jaren voor zich uit hebben geschoven.

Dicht het circuit de kloof tussen burger en politiek of vormt het juist een zompig moeras waarin de burger steeds verder wordt getrokken?

Of ze nu gebruikt of juist misbruikt worden: adviezen vormen een onmisbaar gereedschap voor de politicus. Ze komen in een constante stroom, tientallen per week, via een grote, onoverzichtelijke kluwen aan instanties die bewindspersonen, het parlement en ambtenaren gevraagd en ongevraagd officieel adviseren. Er zijn tientallen vaste adviseurs (zoals de Sociaal-Economische Raad), planbureaus (zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau) en hoge colleges van staat (zoals de Raad van State).

Daarnaast zijn er zo’n 250 onafhankelijke tijdelijke en vaste commissies, verspreid over alle departementen, die aan de lopende band adviezen fabriceren. En dan zijn er ook nog eens de zogeheten taskforces, de tijdelijke gelegenheidsgroepjes die worden geformeerd om een specifiek probleem (jeugdwerkloosheid, vergrijzing) op te lossen. Nog diffuser zijn de ‘aanjaagteams’ (voor verwarde personen bijvoorbeeld) en ‘kwartiermakers’ (zoals in de transgenderzorg).

Al die adviesorganen zijn onlosmakelijk verbonden met de polder. Wij duiken komende tijd voor Vrij Nederland in het Nederlandse overlegcircuit. Wie vertegenwoordigen die oude polderclubs nog? Hoe doen ze dat? Hoe groot is de consensusindustrie, en hoeveel geld gaat erin om? Dicht het circuit de kloof tussen burger en politiek of vormt het juist een zompig moeras waarin de burger steeds verder wordt getrokken?

De Woestijnwet

We beginnen met het ontrafelen van het adviesstelsel. En zo makkelijk is dat niet. Het fijnmazige web van raadgevende organen, (tijdelijke) commissies en colleges is ondoorgrondelijk. Alleen al omdat de benoeming van de leden (veelal politieke keuzes) achter de schermen gebeurt. Al sinds 1921, toen de raadgevende colleges voor het eerst een wettelijke status kregen, is er kritiek. Deze clubs met hun adviezen, die als het bewindspersonen zo uitkomt ter harte worden genomen, worden niet gekozen. Lang niet altijd is transparant hoe deze adviezen tot stand zijn gekomen. Dus hoe legitiem is deze schaduwmacht dan?

Nog een punt van kritiek: het zijn zoveel raadgevers en de adviezen waaieren uit over alle departementen. Het kostte de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR, óók een adviesorgaan) eind jaren zeventig twee jaar om een overzicht te maken: er waren 368 raadgevende clubs in het Haagse circuit, ze scheidden jaarlijks 1.800 adviezen uit op de bureaus van ambtenaren, parlementariërs en bewindspersonen.

Opeenvolgende decennia kwamen er reorganisaties en saneringen met mooie namen als de Woestijnwet. Vele bezems werden aangerukt om het Nederlandse adviesstelsel schoon te vegen en terug te brengen tot een bescheiden aantal (hooguit een tiental) raadgevers. Tevergeefs: anno 2019 telt Nederland nog steeds honderden formele adviesorganen voor de overheid. En dan kent elke provincie en gemeente ook nog talloze adviseurs.

Advies is gezonde tegenmacht. Alleen wordt raad die teveel tegen de politieke consensus indruist nou niet bepaald geapprecieerd in het Haagse.

Politici zijn verslaafd aan adviezen en commissies. ‘Een politieke discussie over een nou eenmaal bestaand adviescollege wordt zelden gevoerd,’ schreef PvdA-senator Herman Tjeenk Willink in 1983 in een discussiestuk. Later werd hij vicepresident van de Raad van State.

In 2008, een kwart eeuw later, legde fractievoorzitter Alexander Pechtold van D66 in de Volkskrant uit waarom die discussie zo zelden goed wordt gevoerd. ‘Stel, je wil de Raad voor het Openbaar Bestuur opheffen, dan komt de voorzitter Jos van Kemenade, een PvdA-prominent in het geweer. Ze stappen gelijk naar de minister.’

Drie jaar daarvoor, in de bundel Schaduwmacht in de schijnwerpers. Adviescommissies in politiek Den Haag, zei Pechtold als minister van Bestuurlijke Vernieuwingen gek te worden van alle adviezen. Hij hekelde vooral de gewoonte om adviescommissies te bemensen met voormalige kopstukken uit Den Haag: ‘Er moet meer gebruik gemaakt worden van expertise uit het bedrijfsleven en andere sectoren in de maatschappij.’ Pechtold werd succesvol fractieleider van D66 en verliet de politiek als kopstuk om meteen twee commissies (over cultureel erfgoed en de renovatie van het Binnenhof) te leiden. Schaduwmacht was een zoveelste tevergeefse poging ‘de commissiegekte’ op de agenda te zetten.

Medeauteur en politicoloog Rinus van Schendelen zei destijds in de Volkskrant dat al die adviezen juist een diepe kloof sloegen tussen burgers en politiek. ‘Politieke partijen zijn niet geworteld in de bevolking. Slechts 2,3 procent van het electoraat is lid van een partij. Als politici dan ook nog eens een commissie met vrinden gaan vormen, krijg je niet-representativiteit in het kwadraat.’ Dat vindt Van Schendelen nog steeds. Maar de adviescommissies lijken er steeds minder toe te doen, denkt hij ook. ‘Zij bungelen er vaker bij, als symbool, ritueel of Haagse reflex.’

Abstracte foto van chauffeur op snelweg, bij artikel over adviezen

Gezonde tegenmacht

Geklaag over adviezen is dus van alle tijden, maar er zijn ook goede redenen waarom ze blijven bestaan. Ze hebben afstand van het dagelijkse gekrakeel op het Binnenhof, ze herbergen (als het goed is) kennis en experts, ze kunnen depolitiseren en signaleren. Onafhankelijk en goed advies is goed voor beleid en kan de kloof tussen dat beleid en de burger dichten. Denk aan de Nationale Ombudsman, die in 2017 de kafkaëske onwerkbaarheid van mijnoverheid.nl signaleerde, of aan het Sociaal en Cultureel Planbureau dat al jaren waarschuwt voor de bureaucratie in de zorg waarin vooral de kwetsbaarsten worden vermalen.

Advies als gezonde tegenmacht, dus. Alleen wordt raad die teveel tegen de politieke consensus indruist nou niet bepaald geapprecieerd in het Haagse. De adviezen moeten wel een beetje in het straatje passen. Tekenend was het korte leven (2005 – 2008) van de Raad van Economische Adviseurs (REA), een initiatief van de Tweede Kamer die meer autonoom advies wilde van topeconomen. Omdat de parlementsleden niets vroegen, gingen die topeconomen zelf maar aan de slag en kwamen met een tiental omstreden adviezen zoals het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek en het versoepelen van het ontslagrecht. Plots vond de Kamer de out-of-the-kaasstolp-adviezen niet meer zo leuk. De REA verdween.

Ook Mark Rutte, wars van stroperigheid en bestuurlijke obesitas, liet het adviesstelsel op het eerste gezicht met rust.

In deze periode probeerde PvdA-minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken tevergeefs het politieke advieslabyrint af te breken. Gesteund door oppositiepartij de VVD, die vrijwel alle adviescommissies wilde saneren zodat er per departement één adviesraad zou overblijven. Er kwam niets van terecht. Ook niet toen de VVD twee jaar later de premier mocht leveren. Mark Rutte, wars van stroperigheid, bestuurlijke obesitas en besluiteloosheid, liet het adviesstelsel op het eerste gezicht met rust.

Niet saneren, maar negeren

Op het eerste gezicht. Want het (gedoog-)kabinet-Rutte I ging niet saneren, maar negeren. Vrij Nederland schreef in 2012 over de zorgen van de schaduwmacht. Meest in het oog springend Lees ookOpstand van de schaduwmacht14 juli 2012was het VVD-duo Ivo Opstelten en Fred Teeven, die tegen de adviezen in de minimumstraffen verhoogden en bezuinigden op de rechtsbijstand. VVD’er Paul de Krom van Sociale Zaken passeerde – tegen alle gebruiken in – de Sociaal-Economische Raad (SER) bij de voorbereiding van de Wet werken naar vermogen (over de sociale werkplaatsen) omdat ‘daar geen tijd voor was’.

Rutte I denderde met stoom en kokend water door de polder. ‘Alles moest snel,’ vertelde een deelnemer aan het Haagse overlegcircuit aan Vrij Nederland. ‘De sfeer was: wij gaan beslissen. Anderhalf jaar lang namen ze besluiten waarvan ze dachten: hiermee scoren we in de opiniepeilingen, dit valt goed bij de gewone man. Maar ze hebben verzuimd draagvlak te organiseren bij adviesorganen zoals de Raad van State en de SER.’

‘Het idee dat onafhankelijke adviezen en inzichten van wetenschappers invloed hebben, is op zijn retour.’

Er werden tijdens het gedoogkabinet ook allerlei noodklokken geluid. Vice-president Piet Hein Donner van de Raad van State laakte tijdens de presentatie van het jaarverslag 2011 de neiging van de politiek om de instituties bij het ‘oud vuil’ te zetten omdat ‘ze alleen maar een obstakel vormen voor voortvarende besluitvorming’. Saillant detail: hij was van 2010 tot 2011 zélf minister in het kabinet-Rutte I: ‘Ik wéét dat dat zo gebeurt, want zo af en toe redeneerde ik zelf ook wel zo.’

Alexander Rinnooy Kan (D66) zei als vertrekkend voorzitter van de SER: ‘Op de achtergrond speelt ook mee dat de politieke cultuur is veranderd door de opkomst van populistische partijen. Populisten houden niet van instituties. En de traditionele partijen voelen zich opgejaagd.’

‘Het idee dat we in een pluriforme rechtsorde leven waarin onafhankelijke adviezen, inzichten van wetenschappers of maatschappelijke organisaties invloed hebben, is op zijn retour,’ signaleerde Alexander Brenninkmeijer, indertijd de Nationale Ombudsman.

‘Er is behoefte aan onze kennis’

Maar is de waarde van het adviesstelsel echt op zijn retour? Een kleine rondgang levert opvallend veel vrolijke adviseurs op. Bij de SER klaagt niemand: de aloude en wellicht bekendste polderaar doet weer volop mee aan zaken als het pensioenakkoord en het energieakkoord. De Gezondheidsraad vindt de doorwerking van adviezen ‘fantastisch’ en ook de WRR is over het algemeen tevreden. Ook de nieuwe vice-president van de Raad van State, D66’er Thom de Graaf, liet aan de vooravond van Prinsjesdag aan Trouw weten ‘niet te klagen’ te hebben.

Na het rücksichtlose negeren van Rutte I staat de polder bij Rutte III weer volop in bloei. Zo lijkt het althans. Waar Rutte II (VVD, PvdA) goedbedoelde adviezen nog terzijde schoof onder het mom ‘ja leuk, maar we moeten nu eenmaal bezuinigen’, is het advies weer terug van weggeweest. Dit kabinet met vier partijen (VVD, CDA, D66 en ChristenUnie) kán niet zonder compromis waaraan eerst een advies voorafgaat.

Diverse adviesorganen zijn niet alleen ‘tevreden’ over de omgang met hun adviezen, ze voelen zich ook onmisbaar. ‘We zien het aantal technische briefings in de Tweede Kamer toenemen, dus er is ook echt behoefte aan onze kennis,’ zo laat een adviseur weten. Opvallend is dat tegelijkertijd diverse organen aangeven dat het soms wel lastig is om precies na te gaan wat er met de aanbevelingen gebeurt. De Algemene Rekenkamer houdt op zijn site een ‘voortgangsmeter’ bij. In 2013 werd bij 46 procent van de aanbevelingen die het instituut deed een toezegging gedaan door een bewindspersoon; dat aantal groeide naar 78 procent in 2018.

Toch wil een toezegging niet meteen zeggen dat er daadwerkelijk iets gebeurt. Vrij Nederland destilleerde uit tien jaar kabinetten-Rutte zeven manieren om een tegenvallend advies te omzeilen.

1. Druk zijn met niets

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Paul Blokhuis (ChristenUnie), schrok zich rot toen hij de kille cijfers over dakloosheid zag, zei hij afgelopen augustus tegen het NPO Radio 1 Journaal. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde dat het aantal daklozen in tien jaar tijd meer dan verdubbeld was naar 40.000. Maar het cijfer van het CBS was niet nieuw. De Rekenkamers van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht schreven in 2018 al een brandbrief naar de landelijke politiek. Een groot tekort aan het aantal opvangplekken veroorzaakte toen al schrijnende situaties. Daarnaast was sprake van ‘een papieren tijger’ waar menig dakloze in verzandt. Toen al werd gesproken over meer dan een verdubbeling van het aantal daklozen.

Wie aan de bel trekt, loopt het risico voor de bus te worden gegooid.

Desalniettemin werd Blokhuis dik een jaar later overvallen door reeds bekende cijfers. Hij zou ‘dit najaar nog’ met een aanvullend plan komen. Het werd stilletjesaan winter en er kwam niets, waardoor alle ombudsmannen (lokaal en nationaal) in december gezamenlijk een brandbrief stuurden naar premier Rutte. Steeds vaker worden kinderen, schreven zij, van ouders gescheiden omdat er domweg geen plek is in de opvang. ‘We zijn vele actieprogramma’s, brandbrieven, debatten en Kamervragen verder, maar het aantal daklozen blijft stijgen, evenals de wachtlijsten voor de opvang. Met schaamte en aanvullende plannen lossen we het acute huisvestings- en dakloosheidsprobleem niet op.’

Swaffelende militairen

Staatssecretaris Barbara Visser (VVD) van Defensie ging met veel bombarie aan de slag met Defensie als veilige werkomgeving. Het ministerie moest veel meer doen om ongewenst gedrag op de werkvloer tegen te gaan. Dit was niet alleen de conclusie van de commissie-Giebels in 2019 maar eveneens van de commissie-Staal in 2006. De eerste commissie werd ingesteld na berichtgeving over swaffelende militairen op de kazerne in Schaarsbergen, de tweede na meldingen van seksuele incidenten aan boord van een fregat (de Hr. Ms. Tjerk Hiddes).

De bewindsvrouw wuifde de constatering vanuit de Tweede Kamer dat er niet al te veel is gebeurd weg. Er wordt wel degelijk veel meer gedaan aan sociale veiligheid, volgens de staatssecretaris: ‘De Commandant der Strijdkrachten heeft afgelopen periode meermalen in zijn weblogs het onderwerp veiligheid geagendeerd, zowel fysiek als sociaal.’ En, benadrukte ze, op een symposium werd ook een lezing gehouden met de titel Tegenspraak, ja graag! Visser zette voorts de commandanten aan het werk met ‘dilemmakaarten’ en ‘het integriteitstheater’.

Ze had het er maar druk mee. Toch bleven de onderliggende structuren die de commissie-Giebels aanwees als problematisch onaangeroerd. Het niet melden van een misstand is nog steeds ‘de meest rationele optie voor Defensiemedewerkers’. Met andere woorden: wie aan de bel trekt, loopt het risico voor de bus te worden gegooid. En dan had de commissie het alleen nog maar over de simpele integriteitsgevallen: de langlopende en ingewikkelde zaken zijn ondergebracht bij een andere, nog lopende commissie, de commissie-Deetman.

2. In het ronde archief

Leuk advies, doen we niets mee. Het crimefightersduo Opstelten en Teeven is er groot mee geworden. De minimumstraffen voor zware delicten, het fors bezuinigen op de rechtsbijstand en tegelijkertijd de griffierechten verhogen: de Raad van State voorzag al deze voorstellen van een negatief advies met als rode draad dat de vrije rechtsgang zo wel heel erg werd beperkt. Het duo negeerde het onder het mom ‘we moeten nu echt even lekker doorpakken’.

De huidige coalitie schuift adviezen iets fijnzinniger aan de kant. Door ze gewoon niet al teveel te benoemen, bijvoorbeeld.

En zo ging het ook met de invoering van de Nationale Politie. Financiële risicoanalyses werden genegeerd. Net als de zorgen van de Raad van State over de checks and balances (het beheer en het gezag valt nu onder één ministerie) en de brandbrief van het college van procureurs-generaal dat vond dat de lokale prioriteiten onvoldoende waren beschermd in het plan. De politiek moet wél dicht bij de burger blijven, was de boodschap die destijds aan dovemansoren was gericht. Er schort veel aan de nationale politie, blijkt nu, de kritiek van toen sneed hout. Maar dat is met de kennis van nu, zoals dat in de politiek heet.

Waar de bewindspersonen uit het kabinet-Rutte I als een olifant door de advies-kast liepen, pakt het huidige kabinet het iets subtieler aan. Deze coalitie heeft de polder nodig, en schuift adviezen iets fijnzinniger aan de kant. Door ze gewoon niet al teveel te benoemen, bijvoorbeeld. Zo ontdekte oppositiepartij GroenLinks dat minister Ingrid van Engelshoven (D66, Onderwijs) het onafhankelijke advies van kwaliteitsbewaker NVAO negeerde. De TU Delft krijgt een deel van miljoenen bespaarde euro’s uit het leenstelsel, terwijl de NVAO de plannen (er lag niet eens een feitelijk plan) van deze instelling had afgekeurd. Afgelopen november bleef de minister vaag in haar antwoord op Kamervragen.

Abstracte foto van snelweg

3. Advies? Welk advies?

Eenzelfde toondoofheid richting kritische geluiden was afgelopen najaar ook te zien bij de kersverse staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Ankie Broekers-Knol (VVD). In de worsteling met de asielprocedure (al decennia wordt geroepen dat die korter moet) opperde ze het idee te bezuinigen op de rechtsbijstand. Asielzoekers krijgen voortaan niet meer een gratis advocaat tijdens eerste acht dagen van de procedure. Haar plan gaat regelrecht in tegen het advies van de commissie-Van Zwol (door het departement zelf ingesteld, nota bene). Die raadde juist aan om zo zorgvuldig mogelijk te handelen, al tijdens het begin van de procedure, om later vertraging te voorkomen.

Dit advies werd op klaarlichte dag genegeerd. Pijnlijker is dat ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zelf tegen de voorgenomen bezuiniging op de rechtsbijstand is. Net zoals de Raad voor de Rechtspraak. Beide organisaties verwachten juist meer werk, hogere kosten en langere wachttijden als de advocaat aan het begin van de procedure al verdwijnt. De procedure wordt er in elk geval niet zorgvuldiger op. De zogeheten uitvoeringstoetsen van beide instanties hield de bewindsvrouw echter geheim. ‘Dat is toch echt wel een beetje raar,’ constateerde Bram van Ojik (GroenLinks) verbaasd tijdens het debat over de procedure in november vorig jaar. Morrend stuurde Broekers-Knol de rapporten naar de Tweede Kamer, en liet weten naar aanleiding van de conclusies van de onderzoeken – die ze aanvankelijk niet met de Kamer wilde delen – een nieuw onderzoek in te stellen.

De snelwegverlichting kan ’s nachts best weer aan, vond de minister, al had Rijkswaterstaat anders geadviseerd.

Als het gaat om adviezen doen bewindslieden wel vaker of hun neus bloedt. Zo besloot VVD-minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Milieu om op een aantal plekken in Nederland ’s nachts weer de snelwegverlichting aan te zetten. Er waren geen problemen, bezwoer ze de Tweede Kamer. ‘Naar verwachting van Rijkswaterstaat zal op het merendeel van de locaties geen knelpunt gevonden worden.’

Alleen zag Rijkswaterstaat juist wél een knelpunt. Het ’s nachts laten branden van felle lantaarns zou de natuur, met name vleermuizen en insecten, schaden. ‘Duisternis van een normale kwaliteit is nodig voor normaal gedrag van veel (dier)soorten,’ stond in het rapport waar RTL Nieuws de hand op wist te leggen. De Kamer had dat rapport dus niet. Omdat het advies, meldde het ministerie na het uitlekken, ‘geen definitieve uitspraken over mogelijke knelpunten’ zou hebben gedaan. ‘Het is een eerste inventarisatie en geeft daarmee geen volledig beeld.’

4. Nu even niet

Timing is cruciaal in de politiek, dus was de zittend premier op z’n zachtst gezegd not amused toen bleek dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vlak voor Prinsjesdag 2018 de doorrekeningen van de klimaatplannen zou presenteren. Mocht dat gebeuren, dan zouden de Algemene Politieke Beschouwingen overheerst worden door het klimaatakkoord. En dat vond de premier ‘onwenselijk’, bleek uit de notulen die Nieuwsuur opvroeg.

Dus stak Rutte er hoogstpersoonlijk een stokje voor. De presentatie van de berekeningen kwam ná de Algemene Politieke Beschouwingen. Toen Nieuwsuur maanden later met de notulen kwam, reageerde de oppositie verbolgen. ‘Bij zo’n teer en gevoelig onderwerp,’ zei PvdA-fractievoorzitter Lodewijk Asscher, ‘kan dit de indruk wekken dat er iets wordt achtergehouden.’ De premier ontkende zoals alleen Rutte dat kan en iedereen was het voorval alweer vergeten.

‘Het komt incidenteel voor dat de politiek probeert invloed uit te oefenen op de timing van een publicatie van het SCP.’

Het is een kwestie van de rug recht houden, vertelt directeur Kim Putters van het Sociaal Cultureel Planbureau in het rapport Onafhankelijk onderzoek in het publiek belang (2018) van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Een minister belde op woensdag om mede te delen dat een SCP-publicatie van die vrijdag niet kon doorgaan. ‘Omdat hij anderhalve week later zou komen met een kaderbrief die net iets anders beweerde dan het SCP.’ Putters liet de publicatie vrijdag echter gewoon doorgaan: ‘Want dit ging om de positie van het SCP.’

Tegen ons zegt Putters nu dat ‘het incidenteel voorkomt dat de politiek probeert invloed uit te oefenen op de timing van een publicatie van het SCP’. ‘Onafhankelijkheid komt aan op de wijze waarop mensen ermee omgaan, dat geldt voor zowel politici als ambtenaren en onderzoekers. Bij een incident moeten we op onze afgesproken regels kunnen terugvallen. Dus als er een minister belt, komt het erop aan dat een directeur – met de regels als grondslag – de onafhankelijkheid bewaakt.’

Het is aan de directeur om een rechte rug te houden. Iets wat niet gebeurde bij het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC): de positie van directeur Paul Leeuw bleek onhoudbaar toen naar buiten kwam dat hij dergelijke bemoeienis eerder faciliteerde dan voorkwam. Datzelfde WODC beschreef in december 2018 in een rapport hoe hun onderzoekers soms vanuit een ministerie wordt verzocht om een rapport nog even te laten liggen, of juist eerder te publiceren. ‘Door vertraging van de publicatie of het publiceren van onderzoek in politiek luwe perioden kunnen onderzoekers ook hun momentum missen, waardoor het onderzoek minder invloed heeft op het publieke debat dan mogelijk was geweest bij publicatie op een ander moment.’

Abstracte foto van autoruit

5. ‘Meedenken’

Maar het beïnvloeden van de timing is slechts kinderspel vergeleken met de politiek die zich inhoudelijk bemoeit met de inhoud van onafhankelijk onderzoek. Nieuwsuur onthulde in 2017 hoe beleidsambtenaren van het ministerie van Veiligheid en Justitie zich persoonlijk bemoeiden met de teksten van WODC-rapporten. Zo werden belangrijke onderzoeken, bijvoorbeeld over het coffeeshopbeleid, politiek gestuurd.

Niet alleen de pers, maar ook de Kamer blijkt de onderliggende rapporten niet altijd te lezen.

WODC-onderzoekster en klokkenluider Marianne van Ooyen kon nergens met haar klachten terecht. ‘Ik werk al sinds 1981 in het beleidsonderzoek, maar zaken als onder druk van beleid (…) je eigen bevindingen weghalen uit rapporten of slechtere offertes kiezen boven betere, dat heb ik nog nooit meegemaakt,’ schreef ze in een interne klacht die werd weggemoffeld.

Naar aanleiding van de Nieuwsuur-onthullingen deden liefst drie commissies onderzoek naar de affaire. De meest uitgebreide – de commissie-Hartogh – concludeerde dat ruim een kwart van de ondervraagde WODC-onderzoekers de afgelopen twee jaar ongewenste invloed van medewerkers van het ministerie had ervaren. In de periode van minister Opstelten ging dat heel ver, zegt een ondervraagde onderzoeker. Volgens het WODC kwam deze overmatige ‘betrokkenheid’ voort uit de opvatting van beleidsambtenaren dat het hun taak is ‘om de minister uit de wind te houden’.

6. ‘Dit is ondersteuning van mijn beleid’

Terwijl nota bene drie commissies onderzoek deden naar de politieke beïnvloeding op de WODC-rapporten, stuurde het ministerie (inmiddels onder leiding van CDA’er Ferdinand Grapperhaus) in maart 2018 een ronkend persbericht. Uit een nieuw WODC-rapport bleek dat ‘de geïntensiveerde aanpak van High Impact Crimes haar vruchten afwerpt’, aldus de pr-tekst. Alleen was die conclusie nergens in het rapport terug te vinden. ‘Kennelijk gaat men ervan uit dat niemand die rapporten leest en dat het effect van de eerste klap in de publiciteit het belangrijkste is,’ constateerde de commissie- Hartogh.

Waar het PBL waarschuwde voor onherstelbare schade voor plant en dier, repte Bleker van ‘goed nieuws’ en een ‘ondersteuning van mijn beleid’.

Niet alleen de pers, maar ook de Kamer blijkt de onderliggende rapporten niet altijd te lezen. Zo beweerde minister Opstelten in 2014 tegenover de Kamer dat ‘naar schatting 78 tot 91 procent van de in Nederland geteelde hennep de grens over gaat’. Hij noemde dit percentage zelfs ‘spijkerhard’. Dit terwijl de WODC-onderzoekers in hun rapport juist hadden aangegeven hier geen harde conclusies over te kunnen trekken.

Staatssecretaris Henk Bleker van Landbouw en Natuur (CDA) blufte zich in 2011 op deze wijze stoïcijns door een vernietigend rapport heen. Het PBL waarschuwde hierin voor de onherstelbare schade voor plant en dier die zou worden aangericht met zijn bezuinigingen op het natuurbeleid. Liefst driekwart van de Europese beschermde dier- en plantensoorten zouden onder zijn beleid slechter af zijn. Bleker las hierin echter ‘goed nieuws’ en vooral een ‘ondersteuning van mijn beleid’. De ponyfokker uit Vlagtwedde haalde hiermee het bloed onder de nagels van voormalig milieuminister en VVD-prominent Ed Nijpels vandaan, die hem in TROS Kamerbreed beschuldigde van liegen.

7. Onderzoeken om Te onderzoeken

Nederland gaat er prat op goed te zijn in wereldwijd inlichtingen verzamelen. Opeenvolgende ministers benadrukken in statige beleidsplannen hoe goed Nederland wel niet is in deze militaire ‘niche-capaciteit’. Een belangrijke manier om inlichtingen te verzamelen is via onderzeeboten, wordt daarbij gezegd, en die zouden onmisbaar zijn voor Nederland. De Nederlandse marine heeft er nu vier, maar die zijn aan vervanging toe. Alleen wil niemand zijn handen aan zo’n miljardendeal branden. In 2013 kondigde toenmalig VVD-minister van Defensie Jeanine Hennis al aan dat zij rond 2025 de onderzeevloot vervangen wilde hebben. Maar de regering zat krap bij kas, dus werd het dossier naar voren geschoven.

Er kwam nog een visie, waaraan twee jaar werd geschreven, met nogmaals dezelfde conclusie: Nederland wil vier boten, en wel conventionele onderzeeërs. Tóch werd er vervolgens nog maar een zogeheten klankbordgroep aangesteld door Hennis, onder leiding van oud-Shell-topman Jeroen van der Veer, die met alle fabrikanten ging praten. Ook deze adviseerde de conventionele boten.

Maar ook de huidige bewindsvrouw is, zes jaar na het eerste visiestuk, nog niet helemaal zeker van haar zaak. De miljardendeal ligt gevoelig in Den Haag. Dus gingen The Hague Center for Security Studies en PricewaterhouseCoopers alles achter de schermen nóg een keer toetsen. Begin december 2019 kwam staatssecretaris Barbara Visser dan eindelijk met de ontknoping: alle ingeschakelde adviseurs wijzen nog steeds richting de aanschaf van de vier boten. Alleen gaat een volgend kabinet er dan echt over beslissen. Als dat tenminste niet nog meer onderzoeken gaat instellen.

Dit was het eerste deel van de serie ‘Ploeteren door de polder.’ In de volgende aflevering profileren we de koning van de commissies. Wie dat is, blijft nog even een verrassing.