Op het kantoor van Maria Westerbos staat een doorzichtige cilinder gevuld met stukjes vervaald plastic. Westerbos gaat ernaast staan en licht van een afstandje het deksel op. ‘Moet je ruiken,’ spoort ze aan. ‘Dit komt allemaal van het strand in Curaçao. En als je hebt geroken moet je héél snel wegwezen. Ruik maar!’ In de paar tellen dat het deksel eraf is, dringt zich een overweldigende geur op. Intens chemisch en braaksel-achtig – hoe het misschien zou ruiken als iemand ziek was geworden in de Action. Puur gif, zegt Westerbos. ‘Dit plastic heeft in de oceaan gelegen en is compleet geërodeerd.’ Net als de stukken plastic van een strand in Hawaii die ze zojuist liet zien, waar vissen zichtbaar van hadden gegeten. ‘Nu moet ik zo mijn handen wassen,’ zei ze toen al – iets wat ze deze ochtend meermaals zal doen.

De cilinder staat naast een houten ‘kast vol verhalen’: consumentenproducten die de wereld vervuilen, zoals een goedkope ballonnenopblazer van Dirk...