Worden we nou bepaald door wat er om ons heen gebeurt, of door wat er in ons zit? Simone van Saarloos bracht een week peinzend door op Ameland. Alleen.

Vroeger bad ik nog weleens tot de maan. Tegenwoordig niet meer: alles is menselijk geworden. Bij het blonde helmgras dat plat ligt door de wind, denk ik aan de coupe van Wilders.

Ik ben op Ameland en passeer ‘Beleefstrand Ballum’. Ik logeer in de bungalow die ooit aan mijn oma en opa toebehoorde. Het huisje heet ‘Cranberry’, omdat er tijdens de bouw in 1964 cranberry’s in de tuin werden gevonden. De struik bepaalde wat het huisje moest zijn.

Af en toe kom ik een fietsend stel of een jager tegen en dan voel ik me een gescheiden man.Ik ben een week alleen. Heel af en toe kom ik buiten een fietsend stel of een jager tegen en dan voel ik me een gescheiden man, omdat het in de literatuur altijd gescheiden mannen zijn die in een verlaten bungalowpark verblijven.

Ik trap vlugge rondjes op de vouwfiets die van mijn opa was. Het is een Gazelle en ik waan me een heuse reclame voor Hollands welvaren: een knisperend schelpenpad, ijzige wind op blozende wangen en een fiets die het al vijfentwintig jaar volhoudt. Mijn opa kreeg de Gazelle ooit cadeau omdat hij bijles Grieks en Latijn gaf aan de tienerzoon van vrienden. Enkele jaren geleden wisselde mijn vader van baan en bij zijn afscheid kreeg hij een vouwfiets cadeau. Je zou kunnen zeggen: de geschiedenis herhaalt zich, al is mijn vader geen zoon van de docerende opa (mijn opa was wel de vader van mijn moeder en zij doceert ook klassieke talen én begeleidt de tienerzoon van vrienden bij zijn eindexamen). Hoogstens bewijst dit verloop dat praktische cadeaus het langst worden onthouden. Of, romantischer gesteld: schenk een mens mobiliteit en je reist altijd met haar of hem mee. Realistischer bezien bewijst deze familiehistorie de theorie van bestsellereconoom Thomas Piketty: welvaart is meestal iets wat je overerft, niet iets wat je verdient.

Ik ben van het schelpenpad afgeweken en ploeter met de kleine banden door een moerassig duin, bereik een droog stuk en trap door los zand een heuvel op. Ik sleep een tak mee tussen de spaken en in mijn hoofd speelt een pesterige kermisriedel. Het idee om de hei op te rijden kwam van het ‘verboden te betreden’-bord. Eenzelfde ongehoorzaamheid overvalt me ook wanneer er op de autoweg snelheidslimieten staan aangegeven – die gelden toch niet voor mij? Ik heb er verwende moeite mee om zo generiek te worden aangesproken. Algemene voorschriften nemen immers geen individuele omstandigheden in acht (zoals mijn geloof dat ik oplettender en dus beter rijd wanneer ik vergeet wie er bij een kruispunt voorrang heeft).

Het duurt gênant lang voordat het tot me doordringt dat die borden daar niet voor mij staan. Ik denk te mensgericht. Het bord is voor de natuur bedoeld. En het is helemaal geen algemeen gebod. Dit specifieke stuk duin heeft rust nodig. Ik ben te gast.

Beeld: Elise van Iterson

Onlangs leerde ik iets over de traditionele Afro-Surinaamse Winti-goden. Deze volksreligie is polytheïstisch en aanhangers voelen zich gedragen door verschillende geesten. Je bent dus niet bezeten door één god of afhankelijk van één oordeel of gebod. Je houding en emoties zijn afhankelijk van de wisselende goden die over jou waken.

Stel dat we onszelf minder van binnenuit bezien? Dan ben ik zoals het Cranberry-huisje: gedefinieerd door wat er om mij heen groeit en gebeurt.

Als we de menselijke aard verklaren met ‘natuurargumenten’ kijken we meestal naar binnen: naar hormonen en het brein. Hoewel lichttherapie bijvoorbeeld een erkende behandeling is tegen winterdepressie, geven dokters daarvoor een hormonale verklaring. Maar wat als ik daarentegen zou beweren: de wolken bepalen mij?

Aan de lucht boven het Waddeneiland te zien, ben ik momenteel wispelturig. In elk geval ben ik geen gescheiden man. In plaats van omhoog kijk ik omlaag, naar buienradar. De regen vertelt dat de app mij heeft voorgelogen.

Goden bestaan. Ik verkies alleen standaard de verkeerde.