David Van Reybrouck schreef een magistrale en treurig stemmende geschiedenis van Congo. ‘Je kunt je niet voorstellen hoe kapot een land kan zijn.’

‘Zo’n Mai Mai, hoe rap loopt dat eigenlijk?’ Die angstige vraag schoot David Van Reybrouck door het hoofd, toen hij door de Oost-Congolese frontzone reed waar de Mai Mai-militie al jaren huishoudt.

Hij zat in een jeep met hoge heren van een concurrerend rebellenleger, dat van Laurent Nkunda. Die middag had hij urenlang voor de deur van de chef gewacht tot hij op audiëntie mocht komen. ‘Als je op vijf meter van de Osama bin Laden van Centraal-Afrika zit, heb je wel wat geduld.’ Toen hij eenmaal op een laag krukje tegenover Nkunda zat, stond een lijfwacht met een oortje in en een indrukwekkend machinegeweer om de nek pal achter hem.

Bang was Van Reybrouck op dat ogenblik nog niet. ‘Nkunda was bezig was met een charmeoffensief richting het Westen. Ban Ki-moon had juist België en Frankrijk gevraagd of ze drieduizend commando’s...