Je kunt dit verhaal ook beluisteren.

Polderaars hebben hun vingers blauw getikt, dus rapporten zijn er genoeg over werkende armen, uitbuiting van flexwerkers, economisch daklozen en lager opgeleiden die zich Rutteriaans kunnen ‘invechten’ wat ze willen, maar nooit een kwartje worden. Werk betekent al heel lang niet meer een zekere baan met een kostendekkend inkomen, en terwijl de insiders op de arbeidsmarkt profiteren van een riante bescherming, groeit het leger onrendabele outsiders.

De rapporten erover zijn stuk voor stuk alarmerend, maar kennen vaak een roemloos einde onder in de lades van departementale bureaus. VVD-premier Mark Rutte blijft intussen optimistisch. ‘Als ik door mijn oogharen kijk, dan zie ik een land dat sociaal-economisch een uitgangspositie heeft die het ons mogelijk maakt deze crisis, dit coronavraagstuk, het hoofd te bieden,’ zei hij afgelopen september tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.

De uitgangspositie is inderdaad goed. Tenminste, als je hoogopgeleid bent en een vast contract hebt. Lager en middelbaar opgeleiden komen er bekaaid vanaf, helemaal als ze ook nog eens, vaak noodgedwongen, van baantje naar baantje hoppen. En juist zij zijn degenen die de grootste klappen van de coronacrisis opvangen, terwijl de werkenden met riante contracten nog niets of nauwelijks iets hebben ingeleverd.

In de polder − werkgevers, werknemers en het kabinet − waren ze het in maart vorig jaar snel eens over een indrukwekkend miljardenpakket aan steunmaatregelen. Alleen vergróót dat beleid de ongelijkheid op de arbeidsmarkt. De zwakste schouders dragen nu de zwaarste lasten, is de conclusie van de Macro Economische Verkenningen, de jaarlijkse glazen bol van het Centraal Planbureau (CPB). De kloof neemt alleen maar toe. Bedrijven krijgen, schrijven de rekenmeesters, via de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) compensatie voor hun omzetverlies. Daarmee kunnen ze vaste krachten toch in dienst houden.

‘Werknemers die zo in dienst blijven, maar voor wie weinig werk is, krijgen nu al een half jaar hun volledige loon doorbetaald,’ schreef het CPB in september. ‘Hetgeen internationaal gezien royaal is.’

Freelancers en krachten met een tijdelijk contract vlogen er sinds maart al massaal uit en zullen ook nu als eerste moeten vertrekken. Zij verliezen meteen hun baan, maar hebben slechts kort recht op de WW en belanden dus al vrij snel in de bijstand. De zelfstandigen krijgen via de zogeheten Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) ook inkomenssteun, maar wel op minimumniveau. ‘Het steunbeleid heeft vooral mensen met een vast contract beschermd. Jongeren, flexwerkers en zzp’ers hebben het grootste deel van de klap opgevangen,’ schrijft het CPB.

Het is een logisch gevolg van de polder, waar werkgevers- en vaste-werknemersbelangen goed zijn verankerd, maar alles wat daar flex omheen cirkelt toch echt een stuk minder. Het CPB spreekt zich duidelijk uit over de indirecte NOW-steun aan vaste werknemers. ‘Een loonoffer zou betere prikkels op heroriëntatie op een andere baan geven en wellicht ook rechtvaardiger zijn.’ Maar dat zien de werkgevers en werknemers, die mee mochten onderhandelen over de NOW, niet zitten. Voor de vakbonden is een loonoffer niet uit te leggen aan de zwaar vergrijsde achterban met een vast contract. Voor de werkgevers is het (nog) geen halszaak − ze kunnen immers zonder al te veel gedoe ook besparen op de freelancers.

ploeteren door de polder

Onder het motto ‘Ploeteren door de polder’ duikt Vrij Nederland diep in het Nederlandse poldercircuit. Wie vertegenwoordigen de oude polderclubs nog? Dicht het circuit de kloof of vormt het juist een moeras waarin de burger steeds verder wegzakt? Deze keer: hoe de polder flexwerkers benadeelt.

Zie hier de vorige aflevering: ‘De Opperpolderaar is terug: zo verrees de Sociaal-Economische Raad uit de as’

Gapend gat

Hoe de steunmaatregelen de kloof in de praktijk verdiepen, blijkt uit de coronabarometer van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). In september, vóór de Algemene Politieke Beschouwingen, kwam de derde barometer (een representatieve peiling onder tweeduizend mensen) uit. Vooral de werkenden zonder vast dienstverband zagen hun inkomen sinds de corona-uitbraak in maart verdampen; flexibele krachten gingen er per maand 930 euro op achteruit, zelfstandigen 1.214 euro. Ter vergelijking: 13 procent van de werknemers in loondienst zegt erop achteruit te zijn gegaan.

De kloof is een gapend gat geworden, alleen benoemde geen enkele politicus dit tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Natuurlijk kwamen de onrendabelen wel voorbij. Flexwerkers en zelfstandigen zijn tijdens de crisis als eerste de klos. ‘Het laat zien dat onze samenleving, onze economie, toch een aantal ingesleten patronen heeft die niet goed zijn,’ aldus PvdA’er Lodewijk Asscher. Hij benoemde het, zoals dat eigenlijk al jaren gebeurt.

Rob Jetten maande tot haast, zodat ‘we niet vier jaar aan het praten zijn en er niets verandert om de kloof te overbruggen’.

CDA’er Pieter Heerma sprak ook over het onderliggende lijden. ‘Het is de prijs die we met elkaar hebben betaald voor te ver doorgevoerde individualisering en te ver doorgevoerd marktdenken. Flexwerkers en schijn-zzp’ers die de stootkussens van onze conjunctuur zijn geworden.’

D66’er Rob Jetten maande tot haast, zodat ‘we niet weer vier jaar aan het praten zijn over de hervorming van de arbeidsmarkt’ en ‘er niks is veranderd om die kloof tussen vast en flex te overbruggen’.

Het blijven echter veel praatjes en weinig daadjes.

(tekst loop door onder de afbeelding…)

 

Dichtgetimmerd door de polder

Het ‘loonoffer’ dat het CPB opperde, is in Den Haag in elk geval een groot taboe. Geen politieke partij wil het in crisistijd aan de stok krijgen met de vakbeweging, en die toonde zich afgelopen zomer mordicus tegen ‘een eenzijdige’ wijziging van afspraken. CNV en FNV hebben het hier vooral over de geramde afspraken over loon tussen de mensen in vaste dienst en de werkgevers. Als werknemers in vaste dienst toch worden ontslagen wegens een faillissement, krijgen ze een WW-uitkering die is berekend op het laatstverdiende loon. Dan kunnen ze ‘duizenden euro’s mislopen’ na zo’n loonoffer, echoot het.

De polder staat, onbedoeld weliswaar, voor steun die de kloof vergroot. Een beveiliger van een kantoorpand die een flexibel contract had, zit nu al in de bijstand. Terwijl zijn directe collega in vaste dienst betaald − op zijn oude salaris − thuis zit. Maar na de crisis is thuiswerken wellicht zo ingeburgerd dat er voor de beveiliger geen kantoorpanden meer zijn. Niet voor niets zeggen de rekenmeesters van het CPB dat een loonoffer ook betere ‘prikkels op heroriëntatie op een baan geeft’. Maar aan zo’n loonoffer zitten ‘juridisch veel haken en ogen’. Nederland is immers dichtgetimmerd door de polder.

Lees ookDe coronacrisis is ook een wooncrisis. De risicogroep: jongeren27 juni 2020

Waar flexwerkers flinke klappen opvangen, komen ambtenaren er goed vanaf. De FNV regelde voor hen in de nieuwe CAO een thuiswerkvergoeding van 500 euro op basis van een Nibud-berekening. Thuiswerken kost € 1,26 per dag aan elektriciteit en water, zo’n 70 cent aan koffie en thee en 0,025 cent aan toiletpapier. Tel daar de afschrijving van ergonomisch bureau en stoel bij op en je zit al snel op 40 euro per maand.

De kwetsbaarsten op de arbeidsmarkt hebben intussen het nakijken. Zzp’ers belanden vaak in de TOZO (1050 euro voor alleenstaanden en 1500 euro voor gezinnen). Die wordt met terugwerkende kracht over een korte periode uitgekeerd, terwijl de vaste lasten onverminderd doorlopen. Zelfstandigen, bleek in september uit een stresstest van het CPB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), zijn nu extra kwetsbaar voor inkomensverlies. De Haagse clubs vrezen dat zij hun rekeningen zullen betalen via ‘niet-gereguleerde kredieten met een mogelijk onhoudbare of niet-passende schuldenlast tot gevolg’.

Wildgroei aan arbeidsrelaties

De penibele situatie waarin flexwerkend Nederland verkeert komt niet uit de lucht vallen. In 1996 omarmde de polder (inclusief de vakbonden) het zogeheten flexakkoord. Toen was een vast contract de norm, nu hebben bijna 3 miljoen werkenden een flexibel contract. Onbedoeld ontstond een wildgroei aan allerlei arbeidsrelaties. Die overeenkomsten zijn zo talrijk dat de adviseurs van het kabinet ze niet eens meer allemaal op een rij kunnen zetten. De verschillen in zelfredzaamheid zijn mede daardoor enorm.

Mensen met flexibel werk stellen hun kinderwens vaker uit en leren ze niet of nauwelijks bij. ‘Werkgevers investeren het minst in hen.’

‘Tijdelijk werkenden, vooral diegenen die werken voor een uitzendbureau, zijn minder blij met hun werk, en met hun leven,’ aldus het rapport Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) afgelopen januari. ‘Liever hebben zij een vast contract.’ Bedrijven zouden daar ook van profiteren, aldus de adviseurs. Want het innovatieve vermogen van arbeidsorganisaties neemt af door los-vast-baantjes: ‘Wie een tijdelijk contract heeft, zal minder snel kritiek leveren op het werk.’ Ook stellen mensen met flexibel werk hun kinderwens vaker uit en leren ze niet of nauwelijks bij. ‘Werkgevers investeren het minst in hen.’

Zzp’ers zijn wél tevreden. ‘Ze koesteren vooral hun vrijheid en autonomie,’ aldus het WRR-rapport. Al zijn ook daar de verschillen in kansen groot. ‘De ICT-consultant die op zijn vijfenvijftigste voor zichzelf is begonnen, met een goed opgebouwd pensioen, overwaarde op zijn huis, zijn vorige werkgever als goede klant en een werkende partner, is niet te vergelijken met een bouwvakker of met het aanstormende zzp-talent in de muziek of journalistiek.’ Maar één ding delen alle eenpitters: ‘De markt waarin ze zijn gespecialiseerd kan instorten.’

(tekst loop door onder de afbeelding…)

Over de rand

Het is wachten op een crisis die de kwetsbaarsten op de arbeidsmarkt over de rand duwt, roepen talloze polderadviseurs al jaren. De arbeidsmarkt slaat uit het lood, en dat gaat niet alleen ten koste van de flexibele werknemer. In 2018 signaleerde De Nederlandsche Bank een daling van de verhouding tussen arbeid en kapitaal binnen het nationaal inkomen. De winsten stijgen, aldus de analyse, maar de loongroei blijft achter. Reden: de zeer vergaande flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt. Flexibele werknemers hebben namelijk vaak een zwakkere onderhandelingspositie.

Beleidsmakers, politici en polderaars weten dit al jaren. Het probleem werd en wordt als een hete aardappel − verpakt in alarmerende rapporten − doorgeschoven. De WRR constateert dat Nederland, de politiek dus, ‘nauwelijks meer investeert in actief arbeidsmarktbeleid, ook in vergelijking met andere landen in Europa’. Het resultaat: de kwaliteit van werk staat onder druk.

Zolang er maar gewerkt wordt, dat was tien jaar lang het devies onder een VVD-premier. Hoe, dat was verder aan de markt. Rutte sprak zich in zijn begindagen uit tegen de ‘cultuur van het achteroverleunen’ die in Nederland zou heersen. Nog in 2018 wilde VVD-fractieleider Klaas Dijkhoff de bijstandsuitkering verlagen. Die zou pas weer omhooggaan ‘als een tegenprestatie was geleverd’. Hij pleitte voor ‘wederkerigheid’ in het stelsel van sociale zekerheid. Op dat stelsel is tijdens en na de economische crisis van 2008 hard bezuinigd. Onder het mom van ‘de participatiesamenleving’ werden sociale werkplaatsen gesloten, werd de Wajong (de uitkering voor jonggehandicapten) grotendeels afgeschaft, steeg de AOW-leeftijd en is flink gesnoeid in de reïntegratiebudgetten van het UWV.

De WRR waarschuwde al voor het zeer wankele evenwicht in de maatschappij, en de Commissie Regulering van Werk, voorgezeten door voormalig topambtenaar Hans Borstlap, kopte de boodschap er begin 2020 hard in. Het kabinet gaf deze club van wijzen in 2018 de opdracht advies te geven over de arbeidsmarkt. In januari kwam de commissie met een lijvig eindrapport onder de titel In wat voor land willen wij werken? Het advies was stevig voor een polderdocument: ‘pleisters plakken’ kan niet meer.

‘Het is tijd voor fundamentele verandering,’ schreef de commissie, die onder de indruk was van ‘de noodkreten’ die zij had ontvangen. Voor de kwetsbaarsten op de arbeidsmarkt is het moeilijk hun rechten op te eisen, is een van de conclusies. De kloof tussen insiders en outsiders zal bij ongewijzigd beleid alleen maar groter worden. We hebben dan in Nederland, aldus Borstlap, ‘én een economisch én een sociaal én een maatschappelijk probleem’. De politiek heeft het probleem te lang geparkeerd.

Bij elkaar geshopt

Maar ondanks het feit dat zo’n beetje alle politici, soms met een snik in de stem, de problemen van outsiders benoemen, blijven de oplossingen ver weg. Het bracht de directeuren van drie planbureaus ertoe om in oktober een uniek gezamenlijk interview te geven aan NRC Handelsblad onder het motto: ‘de corona-crisis is te ernstig en vraagt om grote politieke keuzes’. Juist als het gaat om gelijke kansen. De overheid moet meer doen dan alleen de coronabrand blussen, aldus de voormannen van CPB, Sociaal Cultureel Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving. De tientallen miljarden euro’s die het kabinet nu uitgeeft, moeten ook ingezet worden om de groeiende sociale kloof te dichten.

Het is waarschijnlijk weer een roep in de woestijn zolang de oude belangen van de polder blijven prevaleren. In de derde NOW-regeling is een kleine opening opgenomen. ‘Nu de crisis voortduurt, betekent dit ook dat sommige ondernemers moeten bezuinigen op loonkosten,’ schrijft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. ‘Bijvoorbeeld door medewerkers die met pensioen gaan niet meer te vervangen, door met het personeel, de ondernemingsraad of de vakbond afspraken te maken over een loonoffer of door medewerkers te ontslaan.’

Bij de KLM is zo’n eerste offer gebracht − maar alleen omdat minister van Financiën Hoekstra, die de luchtvaartmaatschappij met 3,4 miljard overeind houdt, dreigde met een faillissement. Een coherent pakket om de kloof te dichten is er niet. Het kabinet plakt pleisters, wat de commissie-Borstlap juist zeer sterk ontraadde. Een eerlijke arbeidsmarkt staat volgens de adviseurs onder druk.

Het debat gaat te vaak, zegt Borstlap, over details en instrumenten: ‘Moet de loondoorbetaling één of twee jaar duren? Moet het ontslagrecht worden versoepeld?’ Maar om echt iets te doorbreken, moet er fundamenteel iets veranderen. ‘Het gaat nu te weinig om de grote vragen, terwijl juist die ons op een nieuw spoor kunnen zetten.’

De kwetsbaarsten op de arbeidsmarkt vertonen nogal divers stemgedrag. Voor geen enkele partij lijken ze de moeite waard om écht de nek voor uit te steken.

Het detaildebat wordt volgens de commissie gewonnen door ‘de sterkste partij’. ‘Of de partij met de grootste mond, of de partij die het beste toegang tot de wetgever heeft.’

En dat zijn momenteel lobbygroepen, werkgevers en vakbeweging. Niet voor niets komt er ‘zomaar’ 600 miljoen euro vrij voor de sierteelt. Of worden de nertsenfokkers, die sowieso al bijna werden verboden, met 180 miljoen gecompenseerd. Of krijgen bedrijven een fiscale tegemoetkoming van zo’n 2 miljard euro via de Baangerelateerde Investeringskorting, die bij de oppositiepartijen bekend is komen te staan als de dividendbelasting 3.0. Wie het hardst bonst op de Haagse deuren (of daar wat ingangen heeft) krijgt het meest.

Voor bedrijven zijn zaken snel geregeld, voor hun flexwerkers niet. Ondanks alle urgente oproepen ligt ook het rapport van de commissie-Borstlap alweer stof te vangen in een la. Een volgend kabinet moet maar wat doen, meldde minister Koolmees van Sociale Zaken daar onlangs over. En volgende kabinetten hebben vaak de neiging om volgens Nederlandse traditie een commissie te installeren die de problemen nog maar eens in kaart moet brengen.

De kwetsbaarsten op de arbeidsmarkt worden ondertussen door de politiek in de steek gelaten. Deze groep bestaat vooral uit laag en middelbaar opgeleiden, met nogal divers stemgedrag. Voor geen enkele partij lijken ze de moeite waard om écht de nek voor uit te steken: de opbrengst in zetelwinst is relatief laag. In de verkiezingscampagne wordt dit geen thema. Maar zolang het beleid bij elkaar wordt geshopt en de hardste roep wint, komt ‘het land waarin wij willen werken’ niet dichterbij.