Esther Voet is gedreven, emotioneel, heftig. Bij het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), waar ze directeur was, kwam ze in conflict met het bestuur omdat ze ‘te uitgesproken’ was. De huidige hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad blikt terug: ‘Als ik ergens voor kies, ga ik all the way.’
De eerste interactie tijdens dit interview met Esther Voet (51) bestaat uit een harde schaterlach, gevolgd door woorden die zij met een lage stem uitspreekt: ‘Oooo, wat ben ik boos.’ Nu is het niet zo moeilijk te begrijpen waarom ze boos is. De stedenband tussen Amsterdam en Tel Aviv gaat mogelijk niet door omdat linkse partijen in de Amsterdamse gemeenteraad zich verzetten, en Voet is oud- directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Maar de manier waarop ze haar boosheid uit, is typerend voor haar. Esther Voet, zeggen vrienden en bekenden over haar, is ‘gedreven’, ‘emotioneel’, ‘niet diplomatiek’, ook wel: ‘heftig’.
Het was een van de redenen waarom ze onlangs in conflict kwam met het bestuur van het CIDI en haar functie na twee jaar neerlegde. Ze tekende een geheimhoudingsverklaring over de toedracht, maar iets ervan lichtte ze dan toch toe in de media. Naar de smaak van het bestuur was ze ‘te uitgesproken’, wat voorzitter Ronnie Eisenmann in andere woorden bevestigde: na haar vertrek zou het CIDI zich ‘minder activistisch’ opstellen. Nu de rookwolken zijn opgetrokken, blikt Voet aan de keukentafel in haar huis aan een Amsterdamse gracht nog eens rustig terug – voor zover je bij haar dus van ‘rustig’ kunt spreken.
Het CIDI heeft twee poten: het is een belangenorganisatie dan wel lobbyclub voor Israël en het registreert antisemitisme. Haar baan bij het CIDI, zo heeft Voet eerder bij herhaling gezegd, was haar ‘roeping’. Hoe voelt het dat zij dit werk niet meer kan doen?
‘Laat ik zeggen dat de eerste weken na mijn vertrek niet de prettigste van mijn leven zijn geweest. Maar de situatie was onhoudbaar geworden.’ Ze is door een korte, diepe crisis gegaan en daarna heeft ze het CIDI losgelaten, vertelt ze. Ze is alweer druk met andere dingen. Ze heeft twee nieuwe functies waarmee ze zeer content is: ze is adjunct-hoofdredacteur bij de liberale opiniesite Jalta en hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW).
Op deze manier kan ze zich blijven roeren in het publieke debat, wat ze sinds haar aantreden bij het CIDI in 2013 in toenemende mate deed. Voor die tijd was ze niet bij grote groepen bekend. Ze had een ‘grillige carrière’, zegt ze zelf. Begin jaren tachtig begon ze als lerares Engels en ballet in Brussel. Van 1987 tot ’89 was ze de rechterhand van roddeljournalist Henk van der Meijden, waarna ze overstapte naar Story. Ze had een eigen tv-programma bij RTL4, en vanaf 1994 schreef ze als freelancer voor uiteenlopende bladen, onder meer over auto’s, reizen en wonen. Ze werkte ook voor organisaties als het Rode Kruis en Plan International.
Nog steeds in het pand
In 2009 werd ze voor het eerst hoofdredacteur van het NIW, en in die functie viel ze op bij het bestuur van het CIDI. In 2010 kreeg ze een telefoontje, of ze wilde komen praten over de opvolging van directeur Ronny Naftaniel, die na 37 jaar het CIDI zou verlaten. In 2012 begon ze er als adjunct, en in maart 2013 kwam ze op Naftaniels stoel terecht.
Voet begint uit zichzelf over hem: ‘Wat niet heeft meegeholpen tijdens mijn directeurschap, was dat Ronny nog steeds in het pand rondliep. De bovenste verdieping wordt gehuurd door het Joods Humanitair Fonds en daar is Ronny voorzitter van. Hij was er niet dagelijks, maar ten minste twee keer in de week.’
Dit heeft u nog niet eerder gezegd. Heeft Ronny Naftaniel nog een vinger in de pap bij het CIDI?
Ze denkt even na. ‘In principe niet meer, maar je begrijpt dat als je jaren met een team hebt samengewerkt, zoals hij, en er komt een nieuwe directeur binnen en je loopt daar zelf nog rond, dan is dat niet gezond voor het team. Officieel zijn alle banden verbroken, maar als je met z’n allen in zo’n pand zit, merk je dat het anders uitwerkt. Laten we zeggen: het was geen ideale situatie. Mensen die betrokken waren bij het CIDI noemden het onwerkbaar, maar er werd van hogerhand niets aan gedaan.’
Vanaf het begin het ik gezegd dat ik rechtstreeks ben, niet politiek correct, iedereen wist het.
Ik hoorde dat Naftaniel u net als het bestuur te uitgesproken vond.
‘Ja, Ronny was een totaal andere figuur dan ik. Daar heeft het bestuur voor mijn komst bewust voor gekozen: het wilde geen tweede Ronny Naftaniel. En vanaf het begin heb ik gezegd dat ik rechtstreeks ben, niet politiek correct, dus iedereen wist het. Het bestuur wilde mij toen héél graag, ik moest het CIDI opnieuw op de kaart zetten, wat ik naar mijn mening heb gedaan. Maar het bestuur heeft sindsdien een aantal wisselingen ondergaan en heeft nu de koers gewijzigd.’
Ronny Naftaniel was een bekende en redelijk geliefde figuur in Nederland. Het moet inderdaad lastig zijn geweest hem op te volgen.
‘His were big shoes to fill. In mijn laatste weken bij het CIDI hebben bestuursleden ook erkend dat directeur zijn van het CIDI werkelijk een van de moeilijkste banen van Nederland is. Tja…’
Afgaand op de discussies die u aanging op Twitter kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat u er wel van heeft genoten.
‘Ik kon al mijn talenten en ervaring uitbuiten en ontwikkelen in deze baan. De minder leuke kant was dat ik vorig jaar zomer vol op de barricaden moest tijdens de Gaza-crisis.’
U kreeg bedreigingen uit radicale moslimhoek, dat moet afschuwelijk zijn geweest.
‘Ja, de tweetjes en zo. Maar dat deed me op dat moment niet zoveel. Ik ben een heel rare wat dat betreft.’
Rapper Appa sprak tijdens een speech bij de demonstratie tegen de Gaza-oorlog op de Dam afgelopen zomer over u als Esther Stinkvoet. Hij noemde u een smerig mens en een harteloze heks die mensen verdeelt door antisemitisme te misbruiken. Hoe was dat voor u?
‘Het was de consequentie van mijn werk. Maar er zijn in die zomer ook mooie dingen gebeurd. Ik heb contact kunnen leggen met het Inspraakorgaan Turken in Nederland, het CIDI heeft vorig jaar de Respect Award gegeven aan de voorzitter ervan, Emre Ünver. Er zijn ook goede contacten ontstaan met het Contactorgaan Moslims en Overheid. Ik ben van de dialoog. Maar waar ik echt mee heb moeten leren dealen: het CIDI heeft een onvoorstelbaar brede achterban, van heel orthodox tot uitermate liberaal. Je kunt het in de Joodse gemeenschap nooit goed doen, er zijn altijd rellen en discussie.’
Dat is inherent aan de positie van directeur van het CIDI, toch? Je vertegenwoordigt een diverse club mensen.
‘Ja, maar dat betekende dus wel dat ik niet alleen met de buitenwereld te maken had, ook met de binnenwereld.’
Denkt u dat u ook ten val bent gebracht doordat er in de Joodse gemeenschap oppositie tegen u was?
‘Ik denk het, ja. Toen het CIDI de moslimgemeenschap aanbood om onze registratiemethodiek van incidenten met ze te delen, zag je op Facebook langskomen: “Wij betalen jou om de Joden te verdedigen en niet om tijd te besteden aan de moslims.” Allerlei stemmen uit Joods Nederland lieten weten dat ze het me niet in dank afnamen dat ik contacten aanging met moslims.’
Ik las juist dat u vreesde dat er binnen de moslimgemeenschap geen redelijke gesprekspartners waren.
‘Ik herhaal: er waren wel degelijk moslims met wie ik de dialoog ben aangegaan. En ik heb duidelijk mijn afschuw uitgesproken over Wilders’ ‘minder Marokkanen’-uitspraak, in Nieuwsuur, op Twitter, meer dan eens.’
Naftaniel was een PvdA-man, was u voor sommigen in Joods Nederland misschien te rechts?’
‘Integendeel, ik was voor sommigen juist te links.’
U bent nu adjunct bij Jalta, dan is het toch duidelijk welke plek u in het politieke spectrum inneemt.
‘Ik bén rechts, groen-rechts, een linkse VVD’er. Ik heb geloof ik nooit anders gestemd dan VVD, maar dat was het probleem niet. Ik denk dat verreweg het grootste gedeelte van de Joodse gemeenschap VVD stemt. Ik kreeg juist kritiek uit het rechtse kamp. Gidi Markuszower van de PVV zei op de radio dat het CIDI onder Esther Voet te veel naar links is getrokken. Ook van Likoed Nederland heb ik diverse keren het verwijt gekregen dat ik zo links was. Ja, ik heb me duidelijk uitgesproken, en duidelijker dan Ronny, voor een tweestatenoplossing. Vorig jaar heb ik gesproken in de Knesset en op het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, en beide keren ben ik begonnen over de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Ik vind dat de bouw ervan gisteren al had moeten stoppen.’
Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid heeft in Het Parool betoogd dat u weliswaar voor de tweestatenoplossing bent, maar dit alleen met de mond belijdt. U doet er niets voor.
‘Bullshit, uitgesproken bullshit. Jaap Hamburger framet me en dat vind ik uitermate kwalijk. Ik ben in de Knesset en op het ministerie van Buitenlandse Zaken begonnen over de tweestatenoplossing, wat Hamburger nooit heeft gedaan. I rest my case.’
Kortom: rechts vond u te links en links vond u te rechts.
‘Ja, en dan zeg ik: dan heb ik iets goed gedaan.’
Nog even over dat uitgesproken zijn: dat ging vooral over uw gedrag op Twitter, toch?
‘Ja, en het bestuur vond het niet wijs dat ik met een interview in de LINDA. stond. Het bestuur wil terug naar een zakelijker profiel. Ik sta juist op het standpunt: deze hele strijd, het verwrongen beeld van Israël rechtzetten en de bestrijding van antisemitisme, wordt niet alleen gestreden op de universiteiten en in de politiek, maar zeker ook in het maatschappelijk middenveld.’
Maar goed, u bent op Twitter nogal direct en u gaat confrontaties aan. Had u als CIDI-directeur niet wat diplomatieker moeten zijn?
‘Ik vind dat je als CIDI in het hart van het maatschappelijk debat hoort te staan. Heb ik het soms overdreven? Absoluut. Heb ik geminderd? Zeker.’
Er is dus vanuit het bestuur tegen u gezegd: Esther, kan het wat minder fel op Twitter?
‘Ja, en daar heb ik me aan gehouden. Als je leest hoe ik nu twitter en hoe ik als directeur van het CIDI twitterde, dan zie je het verschil. Maar het ging niet alleen om Twitter, het ging er bijvoorbeeld ook om dat ik te vaak te zichtbaar was op tv en vertegenwoordigers van andere Joodse organisaties niet.’ Hoe moet het nu verder met het CIDI? Wie moet het nu gaan doen daar? Kalmpjes aan haar sigaret trekkend: ‘None of my business. Ik wens het CIDI alle goeds toe.’
Game of thrones
De sfeer in haar huis is aangenaam. Het lijkt op een nest met een weelderige hoeveelheid takjes en veertjes. In de woonkamer annex keuken is bijna elke vierkante centimeter bezet met kussens, bloemstukken, spiegels, schilderijen, tapijten, beelden, foto’s en kaarsen. Van al haar reizen heeft ze wel iets meegenomen: een lunchbox uit Ethiopië, een doek van Bali, een lamp uit Marokko, kussens uit Venetië. Ze woont hier alleen. Haar langste relatie duurde zeven jaar, op dit moment heeft ze geen partner. Tuurlijk heeft ze haar eenzame momenten, zegt ze, maar ze verveelt zich nooit. ‘Ik borduur kussens en kijk Game of Thrones, dat soort enorme series. Dan zet ik een dvd op en voor ik het weet is het half vijf ’s ochtends. Ik verlies mij helemaal in die wereld,’ zegt ze opgewekt.
Gaandeweg verandert er iets in haar toon. We hebben het over de grote thema’s die Israël aankleven en de vragen die de Israël-critici hebben. Waarom altijd die keiharde aanpak van de Palestijnen? Afgelopen zomer vielen in Gaza 2200 doden tegenover zeventig in Israël – is het gek dat mensen een afkeer krijgen van dat land? Andere vraag: waarom wordt bij kritiek op Israël zo vaak gezegd dat het antisemitisme is? Slaat dit mechanisme discussies niet dood? Neem publicist Bart Schut die in een artikel op Jalta het linkse verzet tegen de stedenband met Tel Aviv in verband brengt met antisemitisme; Voet retweette het betoog meermalen.
Als Voet naar haar eigen idee uitputtend weerwoord heeft gegeven, zegt ze met luide stem: ‘Kom je hier nou weer op terug terwijl je al driehonderd keer een antwoord van me hebt gehad? Ik heb het gevoel dat je iets van me wilt horen dat je niet krijgt.’
Dit is haar standpunt: ‘Ik heb zelf ook kritiek. Israël is één groot werk in uitvoering, er is nog van alles mis. Denk je dat ik blij ben met die superrechtse regering van nu? Nee, dat ben ik niet. En toen die kinderen op dat strand in Gaza omkwamen, denk je dat het mijn hart niet brak? Ik ben geen harteloze heks, kom op. Maar wij kunnen in Nederland van alles makkelijk beweren, wij leven niet in Israël, en het is verbluffend hoe druk wij ons om dat land maken. Kun jij één ander land noemen waarmee we ons ook zo bemoeien?’
Volgens Voet is de morele standaard waaraan Israël zich van de internationale gemeenschap moet houden disproportioneel hoog. Israël kreeg de afgelopen jaren zo’n twintig VN-resoluties per jaar aan zijn broek, landen als Iran, Syrië en Noord-Korea jaarlijks één. Dit ‘meten met twee maten’ is ook wat haar stoort in het gekrakeel over de stedenband. ‘Waar was iedereen bij de stedenband tussen Amsterdam en Beijing of Istanbul? Of Casablanca? Kunnen we even kijken naar de Marokkaanse bezetting van de Westelijke Sahara? Daar staat ook een grote verdedigingswal.’ Volgens Voet heeft de preoccupatie met Israël onder meer te maken met het schuldgevoel over wat Joden in Europa door de eeuwen heen aan onverkwikkelijks is overkomen. ‘Het is heerlijk om te zeggen: kijk, ze doen het nu zelf ook. Het verlicht het hart.’
Dolksteek
Ze erkent dat er af en toe te gemakkelijk wordt geroepen: ah, antisemitisme. Maar zijzelf doet dat naar eigen zeggen niet. Ze wijst erop dat ook het CIDI voorzichtig omgaat met het begrip. Tijdens de demonstratie op de Dam had Appa het over ‘zionistische honden’ en ‘hebberige hyena’s die uit zijn op ons geld en ons bloed’, maar de uitspraken zijn niet meegeteld in de antisemitismemonitor van het CIDI. ‘Hij had het niet over Joden en dus telden zijn woorden officieel niet als antisemitisme. Maar bij iedereen zouden de alarmbellen moeten rinkelen. Hij had het puur over de Protocollen van de wijzen van Sion, waarin sprake is van de Joodse wereldheerschappij. Zulke uitspraken horen tot het grote grijze gebied waarin antisemitisme wordt gepresenteerd als antizionisme. Dat is zorgelijk.’
Dan moet Voet toch iets van het hart. Waarom benaderen journalisten haar vaak zo kritisch, zoals ook nu weer in dit interview?
U krijgt toch alle kans uw standpunten uit te leggen?
‘Ik hoop wel dat in dit verhaal komt te staan dat ik me in de Knesset en bij Buitenlandse Zaken heb uitgesproken tegen de nederzettingen.’
Iemand van uw niveau, die moet kritisch benaderd worden, of niet?
‘Dat begrijp ik, be my guest. Maar ik wil één voorbeeld noemen. In NRC Handelsblad stond een tijdje geleden een portret van het CIDI, waarin het alleen maar ging over het lobbyen voor Israël, en ik heb moeten knokken om er één zinnetje in te krijgen over de bestrijding van antisemitisme, terwijl dat toch de helft van het werk is van het CIDI. Op dat verhaal had de NRC een Iraanse journaliste gezet; later heb ik begrepen dat zij er met een vooropgezet plan is ingegaan, zo van: vul maar in wat mijn mening is over het CIDI.’
Het lijkt me stug dat het zo werkt bij de NRC.
‘Ik heb het gehoord van mensen die goed geïnformeerd zijn.’
Nou goed, laten we naar uw jeugd gaan. U komt uit een christelijk gezin?
‘Ik zeg niets over mijn gioer.’
Over uw wat?
‘Mijn uitkomen.’
Ik las inderdaad dat u op uw 21ste orthodox-joods bent uitgekomen en wilde u vragen: wat houdt dat precies in?
‘Bekering.’
Uw vader ontdekte toch op uw achtste dat hij Joods is?
‘Hij vertelde dat hij van Joodse afkomst is, het zit verder terug. Maar ik zeg er verder niets over. Opperrabbijn Binyomin Jacobs heeft in NRC gezegd dat Esther Voet honderd procent Joods is. En zo is het. Ik kan de papieren laten zien. Ik leef al zoveel langer Joods dan niet-Joods dat het voor mij absoluut niet meer relevant is.’
Was dit ook een punt voor het bestuur van het CIDI? Waren er roddels over uw Joods-zijn?
‘Gidi Markuszower van de PVV heeft op de radio gezegd: “Het CIDI bestaat uit een club niet bewezen Joden.” Dat is uitermate pijnlijk en getuigt van geen enkele kennis van zaken. In Israël wordt er tegen gioer totaal anders aangekeken dan in Europa, daar ben je na je bekering joods en hoor je er helemaal bij.’
Wilt u Gidi Markuszower niet stevig van repliek dienen? Het is toch onfris wat hij zegt?
‘Hoe moet ik me nu tegen zo iemand ver weren? “Sorry Gidi, ik vind jouw opmerking ver beneden de gordel?” Laten we wel zijn:
wie was vorig jaar zomer tijdens de Gaza- crisis het meest zichtbaar, wie stond in de vuurlinie? Wie heeft de bedreigingen gekregen? En dan krijg ik zo’n dolksteek? Netjes, heel netjes.’
Zacht, kwetsbaar
Voet weigert meer te zeggen over dit onderwerp, bij elke verdere vraag blaast ze zwijgend rookwolken naar het plafond. Maar haar ogen staan zacht, kwetsbaar. Ze vertelt over haar kindertijd, met een moeder die opgevoed was door de nonnen en een hervormde vader. Vanuit dat christelijke gedachtengoed voelden ze zich verbonden met Israël, en Voet herinnert zich nog goed hoe ze bij de radio zaten toen Israël in 1967 in oorlog was. Zij was nog maar vier, maar ze merkte hoe gespannen haar ouders waren.
Ze groeide op in Oostzaan, waar haar vader hoofdonderwijzer was. Zij voelde zich een buitenbeentje in het dorp. ‘Alle meiden zaten op turnen, ik zat op ballet. Iedereen sprak het slang van de Zaanstreek, wij spraken thuis ABN. En omdat mijn vader hoofd van de school was, werd ik erop afgerekend als leerlingen of hun ouders ruzie hadden met mijn vader. Je ziet het, in Joods Nederland ben ik nog steeds een buitenbeentje, een randverschijnsel.’
Ze had een gecompliceerde jeugd, met een turbulente puberteit en ouders die uit elkaar gingen. Op haar zestiende ging ze in Zaandam op zichzelf wonen. Lage stem: ‘Ik ben door het oog van de naald gekropen. Ik had kunnen eindigen als heroïnehoer. Ik heb een wilde periode gehad, niet met drugs, hoor, met vriendjes.’ Toen ze verliefd werd op een Israëliër, bleef ze met hem in totaal drie jaar in Parijs, Brussel en Jeruzalem. Even later kwam ze orthodox-joods uit. ‘Als ik ergens voor kies,’ zegt ze dan toch nog, ‘ga ik all the way. Ik wilde het jodendom helemaal doorvoelen en er diep induiken.’
Toen ze terugkwam in Nederland kwam ze via een uitzendbureau als secretaresse terecht bij Henk van der Meijden en al snel schreef ze onder zijn naam de Privépagina van De Telegraaf vol. Hij was haar leermeester, niet op het gebied van de journalistiek, maar op het gebied van het leven. Hij leerde haar twee dingen: ‘Geluk is met de ijverigen’ en ‘Laat de honden maar blaffen, de karavaan trekt verder.’ Ze voelde zich ‘Hansje in Bosbessenland’ en vond het fantastisch om over beroemdheden te schrijven. In 1989 kocht Story haar weg. Ja, ze zat in de roddeljournalistiek, maar de lol was er na een paar jaar af. ‘Ik heb daarna zoveel andere dingen gedaan.’
Triviantclubje
Relaties bleken moeilijk voor haar omdat ze last had van het ‘Florence Nightingalesyndroom’, ofwel: ze zat in de modus van constant geven, geven, geven. ‘Ik had een hypotheek kunnen aflossen van wat ik allemaal in vriendjes heb geïnvesteerd. Er waren mannen bij voor wie ik de vakantie betaalde én de vakantie van hun kinderen. Maar ik heb intussen besloten dat ik mijn relaties en ook mijn vriendschappen niet meer hoef te kopen.’
Ik had een hypotheek kunnen aflossen van wat ik in vriendjes heb geïnvesteerd.
Voet mag dan geen relatie hebben, ze heeft veel goede vrienden. Ze krijgt tranen in haar ogen als ze hoort hoe de islamitische jongerenwerker Ibrahim Wijbenga, met wie ze opiniestukken schreef voor Jalta en de Volkskrant, haar heeft omschreven: ‘Een lieve, ontzettend gedreven vrouw, die zich enorm druk maakt over Nederland en hoe we de boel bij elkaar houden.’ Ook haar adjunctschap bij Jalta begon met vriendschap: met hoofdredacteur Joshua Livestro en voornoemde Bart Schut zat ze in een Triviantclubje.
Vindt u die functie bij Jalta trouwens te combineren met uw hoofdredacteurschap van het NIW?
‘Dat bijt elkaar niet.’
Er blijft in het NIW ruimte voor allerlei geluiden?
‘Toen ik eerder hoofdredacteur van het NIW was, was ik degene die brieven van Jaap Hamburger begon te plaatsen, waar mensen helemaal om flipten. Ik blijf alle kanten van de medaille laten zien.’
Wat betekent het Jodendom voor u?
‘Dat is dezelfde vraag als: wat betekent het om vrouw te zijn. Het is wie ik ben. Het zit in ieder bloedvat en ieder haarvaatje.’
En hoe zit het met het geloof, de spiritualiteit?
‘Ik heb het zeer sterke vermoeden dat er een kracht is, en ik denk dat die veel groter is dan wij met z’n allen denken. Maar ik leef niet volgens de orthodoxe regels. Ik eet kosjer-style, en ik steek sjabbatkaarsen aan op vrijdagavond en spreek dan de zegen uit.’
Ik las dat het joodse principe van ‘tikoen olam’ u erg aanspreekt, het heel maken van deze gebroken wereld.
‘Dat kun je alleen doen als je verantwoordelijkheid neemt. We hebben een deel van dit gesprek kritisch gevoerd en dan verdedig ik me, maar dat wil niet zeggen dat ik niet aan soul searching doe. Waar heb ik het fout gedaan, wat had ik anders kunnen doen?’
Ze haalt een boekje van de Israëlische schrijver Amos Oz tevoorschijn, How to Cure a Fanatic. Het valt open op een plaats waar ze een lange alinea heeft aangestreept die het beloofde land voorstelt als een huis waarin Israëli’s en Palestijnen ook na hun scheiding moeten blijven samenleven. Het is moeilijk om tot de juiste verdeling van het huis te komen, er moeten goede afspraken worden gemaakt over alle ruimten, de scheiding is ongemakkelijk en pijnlijk, maar alles is beter dan de hel waarin de twee volken nu leven. ‘De strijd in en om Israël,’ zegt Voet, ‘is een strijd tussen fanatici en gematigden. En dat ik fel ben, wil niet zeggen dat ik een fanaticus ben. En dat ik heftig ben, wil niet zeggen dat ik boos ben. Ik heb geleerd in het leven dat er zoveel waarheden zijn. Het Palestijns-Israëlisch conflict is right versus right. Ik verdedig een van die waarheden omdat die vertegenwoordigt wat ik ben. Maar dat wil niet zeggen dat ik die andere waarheid niet zie en snap.’