Hij schrijft om te ontkomen aan de realiteit, en ook zijn personages passen niet in de wereld zoals die is. ‘Welke oplossingen heb je bedacht om overeind te blijven in de wereld die jou niet goed gezind is?’ zegt Arthur Japin. ‘Die vraag wil ik in mijn romans beantwoorden.’

En het is ook vaak zo mooi, het leven, natuurlijk, heus wel, echt en toch… het is niet per se voor iedereen het beste.’ Hij had geknikt. Dit had zij nooit kunnen vergeten. Hij had geknikt ten teken dat hij het begreep! En zij had zo gewild, zo vurig graag gewild dat hij haar níét begrepen had.
Arthur Japin laat een stilte vallen. Zijn stem, die de kerk tot aan de nok vulde, ebt weg. De schrijver staat achter het kansel, een rijzige gestalte in een petroleumblauw pak, badend in het licht dat door de glas-in-lood-ramen naar binnen dringt. Hij kijkt uit op een imposant orgel waarop drie engelen van marmer prijken. In zijn hand rust zijn nieuwe historische roman De gevleugelde.

Japins publiek heeft ademloos geluisterd naar het fragment waarin de jonge Alberto van zijn lerares Pomponette uitgelegd krijgt waarom ze een zelfmoordpoging deed. Nu schuiven de mensen op hun stoelen, wachtend op wat de boekpresentatie hen verder brengen zal. Obers bewegen zich behendig met hun bladen voort tussen de tafeltjes. Alleen het geratel van de koffiemachine klinkt nu in de brasserie annex boekwinkel Waanders in de Broeren in de Broerenkerk van Zwolle.

‘Ik wil het eerste exemplaar van De gevleugelde uitreiken aan een bijzonder iemand,’ zegt Japin dan. Hij vertelt over Tamara, een lezeres van een jaar of veertig die hem vorig jaar mailde. Ze was terminaal ziek en vroeg of ze drie zinnen uit Een schitterend gebrek op haar rouwkaart mocht plaatsen. Schrijver en lezeres hielden contact. Dit voorjaar ontving hij de kaart en bezocht haar uitvaart. ‘Tamara heeft veel voor mij betekend op een moment waarop ik dat hard nodig had,’ zegt Japin. ‘Daarom wil ik dit exemplaar aan haar man overhandigen. Dat zou Tamara fijn hebben gevonden.’ De jonge weduwnaar komt het podium op, spijkerbroek, sportieve jas. De familieleden op de eerste rij luisteren aangedaan naar zijn dankwoord. Zodra hij is gaan zitten, snelt Japin het podium weer op, zijn gezicht in de plooi. Hij pakt de microfoon en zegt zakelijk: ‘Zijn er nog vragen?’

Hart in een weckpot

‘Nou, dit komt wel aan, zeg,’ zegt de vrouw aan het tafeltje naast me na afloop, de ogen vol tranen. ‘Ik heb onlangs ook iemand verloren.’ Haar vriendin merkt bits op niet onder de indruk te zijn. Als zij er was gaan staan met een tranentrekkend verhaal waren de emoties ook wel losgekomen. Toch is ze benieuwd naar de nieuwe historische roman van Japin. Die zit aan een tafeltje verderop boeken te signeren voor een rij fans. Op de kaft: zwarte icarusjes tegen een bloedrode hemel.

Met De gevleugelde duikt Japin in het leven van luchtvaartpionier Alberto Santos-Dumont (1873-1932), die opgroeit temidden van de koffieplantages in Brazilië. Boeken vormen zijn venster op de wereld en omdat niemand hem vertelt dat de avonturenromans van Jules Verne fictie zijn, gelooft hij echt dat de mens kan vliegen. In Parijs jaagt hij later als uitvinder zijn droom na. Hij voelt zich niet thuis tussen de mensen en zoekt zijn toevlucht tot de wolken in de luchtballon die hij ontwerpt. Die bindt hij aan een steigertje voor zijn herenhuis vast, zodat hij er elk moment in kan stappen om op te stijgen. Santos-Dumont eindigt eenzaam en gedesillusioneerd. Na zijn dood gaat zijn hart in een weckpot met sterk water van hand tot hand. De schouwarts heeft uit zijn lichaam gesneden om te voorkomen dat de Braziliaanse dictator de nagedachtenis van de volksheld kan misbruiken. ‘Het leven van een man die vliegen wil, bestaat vooral uit vallen,’ vat Japin het veelbewogen leven samen in de roman.

Nu, tegen de zestig, weet hij het zeker: ‘Zo’n jeugd laat je nooit meer los. Het is de kern van zijn oeuvre. Pakweg twintig jaar geleden debuteerde de successchrijver met zijn Magonische verhalen (1996). Daarin slaan de hoofdpersonen hun vleugels uit om uiteindelijk gekortwiekt te worden door de realiteit en ter aarde te storten. Van de trapezeartiest tot de minnares van Columbus, zolang ze in hun dromen geloven zijn ze gelukkig. Eenzelfde lot draagt de vermaarde balletdanser Vaslav Nijinsky in zijn roman Vaslav. Omhoog wil hij, tegen beter weten in. Net als de mismaakte Lucia in Een schitterend gebrek (2003) en de Ghanese prinsjes Kwasi en Kwame in De zwarte met het witte hart (1997) die als geschenk aan Willem I ontworteld opgroeien in Nederland. Japins personages passen niet in de wereld zoals die is en banen zich een weg naar boven. Maar het leven blijkt (toch) niet maakbaar.

Joost Zwagerman

‘Mens, hoe heb je dit overleefd?’ Arthur Japin – spijkerbroek, overhemd – veert op in zijn fauteuil. ‘Welke oplossingen heb je bedacht om overeind te blijven in de wereld die jou niet goed gezind is? Die vraag wil ik in mijn romans beantwoorden.’ We ontmoeten elkaar drie weken na de boekpresentatie in Arti et Amicitiae aan het Amsterdamse Rokin. De schrijver heeft er inmiddels zo’n twaalf lezingen op zitten. Het contact met zijn lezers en lezeressen voedt hem, zegt hij. En over Alberto raakt hij niet uitgepraat. ‘Ik lijk erg op Alberto,’ zegt hij, ‘dat glazen kind dat ik beschrijf. Een kind dat alles ziet en alle indrukken in zich opzuigt en eigenlijk niet is opgewassen tegen het leven. Toch blijft hij stug volhouden: de mens vliegt! Ik wil laten zien dat uit zijn ogenschijnlijke onaangepastheid iets moois kan vloeien. Dat geeft de burger moed.’

Japin (59) lijkt zelf wel wat moed te kunnen gebruiken. Hij oogt vermoeid en zinkt weg in de eikenhouten fauteuil in het sobere decor van de kunstenaarssociëteit. De zelfmoord van Joost Zwagerman een week eerder houdt hem bezig, zegt hij desgevraagd. Tien jaar geleden sprak hij uitgebreid met Zwagerman over zelfmoord. Diens weergave van hun gesprek verscheen op Facebook en sindsdien stromen de persoonlijke verhalen van mensen binnen. Japin vindt het belangrijk om elk bericht te beantwoorden, maar het drukt op hem.

‘Joosts zelfmoord kwam voor mij niet als verrassing,’ zegt hij. ‘En ook in zijn omgeving waren mensen bang dat het eraan zat te komen. Maar er rust zo’n taboe op om dat uit te spreken. We willen ons niet toestaan om te denken: eigenlijk wist ik het. Want de volgende gedachte is: ik had iets moeten doen. Maar je kunt jezelf niets verwijten, dat blijf ik zeggen tegen iedereen die ik erover spreek. Als je depressief bent, spelen leven en dood zich op twee totaal verschillende frequenties af. Je kunt leuk bij De Wereld Draait Door zitten en diezelfde dag ook bezig zijn je dood te plannen. Zelfs geliefden kunnen niet doordringen tot die andere werkelijkheid.’

‘Ik heb vaak gedacht: ik wil weg. Niet per se dood, maar dringend weg uit mijn leven.’ Foto: Stephan Vanfleteren
Vliegen als bevrijding

Het thema zelfmoord komt ook voor in De gevleugelde. In het interview met Zwagerman noemde Japin het nog ‘een kwaad’ en zei: ‘Ook als je geen enkel ander mens er iets mee aandoet, doet zelfmoord afbreuk aan de wereld. In De gevleugelde bezien Alberto en Pomponette de zelfgekozen dood begripvol. Is Japin er anders tegenaan gaan kijken? ‘Ja,’ zegt hij. ‘Ik word ouder en denk er meer over na. Ik kan me inmiddels voorstellen dat je jezelf en anderen wilt bevrijden van de zwaarte die je met je meetorst.’
Zijn vaders zelfmoord heeft hij altijd geassocieerd met een gevoel van bevrijding. Japin heeft vaak over zijn helse jeugd verteld. Nu, tegen de zestig, weet hij het zeker: ‘Zo’n jeugd laat je nooit meer los.’ Zijn vader dronk en leed aan depressies waarvoor hij zich liet opnemen in een inrichting in Wassenaar. Thuis hing er altijd onheil in de lucht. Zijn ouders gingen elkaar geregeld voor zijn ogen te lijf, zijn vader sloeg zijn moeder eens een schedelfractuur. Op school was het nog erger. Arthur werd geestelijk en lichamelijk mishandeld. Hij werd in elkaar geslagen en kreeg brandende sigaretten in zijn gezicht uitgedrukt.

Arthur was twaalf toen zijn vader er een eind aan maakte. De Nederlandse consul-generaal bracht het nieuws toen hij met zijn tante en moeder in Londen was. Hij vertelde hen dat ze het huis niet in konden omdat het werd ontsmet; zijn vader lag er al lang. Maar als ze meteen naar Nederland wilden vliegen, kon hij de ticktets voor ze boeken. Arthur had nog nooit gevlogen en was opgetogen. ‘Tijdens het opstijgen besefte ik pas wat vliegen betekent,’ zegt hij. ‘Je wordt achterover gedrukt in je stoel. Het is onbekend en eng, maar je moet de controle loslaten en vertrouwen dat het goed komt. Vliegen voelde voor mij als loskomen, als een bevrijding. Ik dacht terwijl ik daar boven hing: zo moet het voor mijn vader zijn geweest om te sterven.’

Hij is zijn vader altijd ‘dankbaar’ geweest voor zijn zelfmoord. ‘Net op tijd had hij plaats gemaakt voor mij. Anders was mijn verbeelding niet meer toereikend geweest of was ik er juist in gebleven.’ Hij doelt op de ‘behoorlijk gekke mensen’ die hij in de inrichting zag als hij op zondag samen met zijn moeder zijn vader bezocht: de jongen die in zijn eentje een symfonieorkest vormde en zielsgelukkig geluiden produceerde, de vrouw die onafgebroken luid zat te huilen in de gang voor haar kamer. ‘Op school onderzochten we tijdens de biologieles een druppeltje slootwater onder de microscoop,’ vertelt Japin. ‘Onder het glazen plaatje zag je ineens een hele wereld krioelen! Die musicerende jongen en huilende vrouw hebben ergens op ingezoomd, dacht ik, op een druppeltje van hun bewustzijn en hebben daar een eigen wereld aangetroffen: hij iets geweldigs, zij iets verdrietigs. Ik doe in wezen hetzelfde: ik zoom in op mijn karakters en een andere tijd om te ontkomen aan de realiteit.’

Gevaren van een jeugd

Voor het slapengaan vertelde zijn vader hem wel eens over Magonia, een denkbeeldig land waar in de Middeleeuwen in werd geloofd. De Magoniërs waren wolkenridders die niet goed konden ademen in onze luchtlaag. ‘Mijn vader kon hier niet ademen. Ik heb er ook moeite mee.’ Wat maakt deze luchtlaag voor hem zo verstikkend? ‘De mensen,’ zegt Japin. ‘Te beginnen met de klas waar ik heen moest. Ik had nooit naar school gemogen. Thuis was ik erin getraind om escalaties te voorkomen. Dat bleek funest. Het is onvergeeflijk een kind dat niet in een groep past daar toch elke dag toe te dwingen. Iedere groep vormt zich door de zwakke elementen uit te schakelen, zo is het menselijke mechanisme. Het is wat we zijn. Pesten is geen kinderspel, het is geestelijke marteling. Het is erop gericht om te doden, om je voorgoed uit te schakelen. Zes jaar oud moest ik voortdurend herhalen dat ik het niet waard ben om te leven. Dat slijt in, het zit in mijn hoofd. En ze hebben gewonnen, want het leven stopt na mij.’ Nee, hij doelt niet op zijn geaardheid. ‘Ik was helemaal niet geaard, ik was alleen maar bezig met overleven. Er is mij wel eens gevraagd een kind op de wereld te zetten. Ik heb het niet gedaan. Ik had het zielsgraag gewild, maar zou geen kind durven blootstellen aan de gevaren van een jeugd.’

De levens van Japins personages zijn groots en meeslepend, hun vluchten inventief en vol glans. Juist vanuit hun tekort creëren ze iets waardevols. ‘Ik wil vliegen,’ zegt Japin. ‘Net als mijn personages. Ik vlucht in mijn hoofd. Daar kan ik lang bivakkeren. Ik overleef door de werkelijkheid niet volledig toe te laten. Had ik die vroeger voor waar aangenomen, dan was ik er nu niet meer geweest.’
Hij haalde zijn vechtende ouders uit elkaar en dacht dan weer aan de decors die hij daarna voor zijn poppenhuis ging maken.

‘Het juiste woord op het juiste moment kan alles betekenen.’ Foto: Stephan Vanfleteren
Schrijven is ongezond

Dat is hij blijven doen. ‘Als ik schrijf, ben ik bezig decors te creëren waarin ik me veilig voel en mezelf kan zijn. Het is noodzaak voor mij om twee jaar lang te kunnen schuilen, in een prachtig decor, een vreemd kostuum en een nieuwe tijd. Ik hecht meer waarde aan wat ik bedenk dan aan de realiteit. Mijn hoofd is een toevluchtsoord waarin ik dingen mooier kan maken dan ze zijn. Ook in mijn boeken gebeuren vreselijke dingen, maar dan is het aan mij om ze op te lossen.’

Schrijven is niet zaligmakend, weet hij. ‘Schrijven is ongezond. Het is uiteindelijk niet goed om altijd maar in je hoofd te zitten. De meeste schrijvers zijn ongelukkig. Als ik aan een roman begin, heb ik een prachtig beeld voor ogen, maar gaandeweg raak ik daarvan verwijderd omdat de personages hun eigen pad volgen. Dat kan iets verrassends opleveren, maar leidt altijd weer tot momenten van totale wanhoop: het is allemaal voor niks geweest! De twijfel knaagt voortdurend aan me. Dat hoort helaas bij creëren.’
Zijn geliefden uitgever Lex Jansen en de Amerikaanse schrijver Benjamin Moser zijn daarbij een steun. Gedrieën wonen ze in Utrecht. ‘Toen ik Ben vijftien jaar geleden leerde kennen, zei ik: “Ik kan voor jou zijn omdat Lex er voor mij is. Ben begreep dat. En Lex kon dat aan. Hij heeft een natuurlijk zelfvertrouwen. Hij kalmeert ons en laveert ons door de stroomversnelling.’

Ook Japins theaterdiscipline sleept hem door de twijfels heen. ‘Gewoon gaan zitten en woorden produceren, er zit niets anders op.’ Met een lachje: ‘Een beruchte balletmeesteres op de theaterschool leerde haar klas: “Maisjes, als jai valt, altaijd iets van maken.”’

Gevoel van waardeloosheid

Alberto Santos-Dumont krijgt het voor zijn kiezen in De gevleugelde, maar de nadruk ligt niet op zijn lijden. Japin graaft niet al te diep in zijn zielenroerselen en er gloort altijd hoop, ook al is het een glimp. ‘Ik heb me niet op Alberto’s psyche gericht,’ zegt hij. ‘Zijn pijn en zwartgalligheid interesseerden me niet zo. Daarom beschrijf ik de tweede helft van zijn leven nauwelijks. Maar de aanloop er naartoe fascineerde me mateloos: ik pas niet op aarde, dus ik ga vliegen! Ik wilde ook laten zien hoe waardevol hij voor de mensen om hem heen is geweest, wat hij de wereld heeft gebracht. Daarom laat ik die vier vrouwen de revue passeren die zijn hart vasthouden. Dat tonen is voor mij genoeg.’
Ik ben mijn vader “dankbaar” voor zijn zelfmoord. Net op tijd had hij plaats gemaakt voor mij. Anders was mijn verbeelding niet meer toereikend geweest. Japin is op zoek naar de kracht van een personage. ‘En ja, ik wil de hoop behouden in mijn verhalen. Je moet geloven in iets moois, anders heeft het geen zin om door te gaan. Een boek dat eindigt zonder hoop wil ik niet lezen of schrijven. Dat is voor mensen die nooit iets hebben meegemaakt. Toen ik Lex leerde kennen, luisterde hij graag naar Barbara. Maar ik ken de somberte die zij bezingt te goed. Ik zoek het tegenovergestelde. Het lukt me meestal goed om de werkelijkheid uit te schakelen.’ Meestal? ‘Soms lukt het niet, dan gaat het mis.’ Hoe mis? ‘Dramatisch mis.’

Doelt u op sombere buien?
‘Nou, het gaat wel een paar stapjes verder dan dat.’

Wanneer ging het mis?
‘Drie jaar geleden keerde het verleden ineens volop in mij terug, een herbeveling van mijn jeugd. Het leek een chemische reactie, binnen twintig minuten was het gebeurd. Het lukte me niet meer om de buitenwereld buiten te sluiten. De realiteit drong te diep door. ik vond nergens meer veiligheid, ook niet in het schrijven.’

Wat was die realiteit?
‘Ik begreep: alles wat ik heb opgebouwd, al die werelden, bieden dus uiteindelijk geen bescherming. Ik kan niet meer op tegen dat enorme gevoel van minderwaardigheid. Tegen de schaamte over mezelf die me is aangeleerd, voor wie ik ben, hoe ik denk, hoe ik eruit zie. Die schaamte is zo groot dat ik niet meer wil voelen. Op zo’n moment speelt mijn achtergrond weer op en knapt er iets in me. Dan is mijn gevoel van waardeloosheid sterker dan wat dan ook. Dat is de essentie.’

Verdwijnen

Japin werkte in 2012 aan zijn roman De man van je leven toen de zwaarte hem harder dan ooit trof. ‘Ineens wandelde de dood mijn leven binnen. Ik voelde zijn aanwezigheid, heel concreet, in een hoek van de woonkamer. Ik zei het tegen Lex, een heel nuchter mens, maar hij voelde het ook. Het was niet griezelig, eerder troostrijk. Kennelijk kun je dat gevoel zelf oproepen, dan gaat het een eigen leven leiden. Dat flirten met de dood is gevaarlijk want het neemt steeds concretere vormen aan. Ik heb toen vaak gedacht: ik wil weg. Niet per se dood, maar dringend weg uit mijn leven. Weg ook van mijn geluk en de liefde, want je vindt dat je ze niet verdient. Ik wil een ánder leven. Die reactie kende ik van vroeger: verdwijnen, je willen verbergen voor je eigen schaamte. Wie zelfmoord pleegt, wil niet per se dood, alleen weg.’Dat flirten met de dood is gevaarlijk, want het neemt steeds concretere vormen aan. 

De man van je leven is Japins meest persoonlijke boek, vertelt hij. De dood dient zich er in aan als een troostrijke verteller die over je schouder meekijkt. ‘Toen Joost het indertijd over zelfmoord als troostgedachte had, begreep ik hem niet,’ zegt Japin. ‘Maar in die allerdonkerste periode heb ik hem wel degelijk begrepen. Ik kan me voorstellen dat je denkt: alle liefde, al het moois weegt uiteindelijk niet op tegen de wanhoop, het gevoel dat je het allemaal niet waard bent. En er is een uitweg. Mijn vader wees die immers al, zoals ook Joost zijn vader dat heeft geprobeerd. Je voelt de dood loeren op een moment van zwakte waarin je hem toelaat. Uiteindelijk heb ik hem niet toegelaten.’

Hoe heeft u dat gedaan?
‘Door toch te blijven denken aan de mensen om me heen, aan levens die ik anders zou verwoesten. Aan mensen die in me geloven, ook wanneer ik dat zelf niet meer doe. Dat zijn natuurlijk in eerste instantie Ben en Lex, die hebben volhard. Zonder hen had ik het niet gered. Veel mensen proberen bij je te komen, maar jij kunt niemand bereiken. Het juiste woord op het juiste moment kan alles betekenen. Op een dag zei Ben: “De beste manier om bij jezelf weg te gaan, is naar ons toe te komen.” Dat was zo waar, dat kwam wel binnen. Vervolgens is het een kwestie van je prioriteiten weer verleggen van jezelf naar anderen.

Ik vond ook zeker houvast bij mijn lezers. Op een cruciaal moment kreeg ik die e-mail van Tamara. Ze schreef wat mijn werk voor haar had betekend. Een onbekende liet me weten dat het allemaal dus zin had. Die brief, maar ook het kleinste compliment van een lezer, kan mij op de allerstomste momenten houvast bieden.’

U krijgt veel erkenning. Bieden prijzen, bestsellers en roem houvast?
‘Ik heb genoeg erkenning gehad, dat is heerlijk, maar tijdens een depressie doet wat van buiten komt er weinig toe. Voor het gemak noem ik het depressie, maar ik heb me nooit gedeprimeerd gevoeld. Oud verdriet voelt zo vertrouwd, het maakt je juist vastberaden. Het verschil met vroeger is dat ik me nu kenbaar kan maken. Dat is een van de grootste wonderen van mijn leven. Ik heb het geprobeerd door te dansen, zingen, acteren, maar uiteindelijk is het me gelukt door middel van het schrijven. Ik krijg nu dagelijks levenstekens van mensen die me begrepen hebben. Na een lezing ga ik naar huis met het gevoel: ik heb al die mensen in de zaal bereikt en ik neem ze met me mee naar huis. Ze horen bij mij.’

Eindelijk rust

In het slot van De gevleugelde pleegt Alberto zelfmoord, gekweld door depressie. Zijn tekeningen heeft hij inmiddels verbrand; hij vindt het onverteerbaar dat die gebruikt zijn voor het ontwerpen van gevechtsvliegtuigen in de Eerste Wereldoorlog. Na zijn dood brengt zijn voedster Guilhermina het doodsbericht aan Pomponette, beiden inmiddels hoogbejaard: ‘Daar had hij altijd al moeite mee. Zijn voeten aan de grond houden. Altijd in de weer om ervan los te komen. Wel, hém is het gelukt.’

Japin vindt het desondanks een hoopvolle roman. ‘Er is van Alberto gehouden. En al overwint de realiteit, hij heeft er toch mooi even boven gevlogen. Dat rondtollen is misschien geen oplossing, voor geen van mijn personages, maar ik gun ze die tijdelijke vlucht. Bovendien: ik vind de dood niet iets zwaars. Ik vind het een heerlijk idee dat alles straks bij mij eindigt. Dat ik niemand met mijn zwaarte opzadel en het verdriet van mijn ouders en mij wegveeg. Ik ben nooit bang geweest voor de dood, wel voor pijn en verlies, en voor het achterlaten van mensen. Maar ik ben niet bang om er niet meer te zijn. Ik vind de dood echt een beloning: eindelijk rust. Leven is eigenlijk teveel gevraagd aan een mens.’ Hij glimlacht, alsof hij zich verheugt. ‘Ik zou dat moment van opstijgen graag bewust meemaken. Dat gevoel dat ik als kind in het vliegtuig had: ooooh, ik weet niet wat er gebeurt! Ik heb er geen controle over, maar het komt vast goed. Dat gevoel van loslaten lijkt me heerlijk. Ik hoop tenminste dat het dat is.’

En tot die tijd? ‘Tot die tijd is er de liefde. En ik vind altijd weer een andere wereld, een nieuwe roman. Totdat de realiteit overwint blijf ik boven.’