‘Suffe halvegaren’ noemen ze zichzelf, de mannen achter de site vnster.nl, waarop alle boeken zijn te vinden die ooit in de D&T Gids hebben gestaan. Wie zijn ze? En waarom doen ze dit? ‘Het werkt, daar gaat het ons om.’

Hulp komt vaak uit onverwachte hoek. Zo staat ergens in Leiden, een eind bij de Amsterdamse redactie vandaan, in een gebouw waar we eigenlijk niemand kennen, een server waarop een website draait die het leven voor de makers van de Detective & Thriller Gids makkelijk maakt. Die site bevat alle boeken die in de Detective & Thriller Gids hebben gestaan gedurende de 38 jaar dat die nu bestaat, met titel, schrijver, sterren, plaats, genre en meer. Simpel vormgegeven, altijd up-to-date en goed doorzoekbaar. We gebruiken het naslagwerk voortdurend: om te kijken of onze titels, schrijvers en jaartallen kloppen; om te zien wie er al eens in de Gids heeft gestaan; als we even niet meer weten hoe goed we het laatste boek van die ene schrijver vonden. De site is een echo, een schaduw en soms zelfs al een voorafschaduwing van de Thrillergids, waar sommige titels al staan voordat ze in de Gids zijn verschenen, geduldig te wachten op de sterren die ze toegekend krijgen. Het webadres (vnster.nl) wordt van de ene op de volgende maker van de Gids doorgegeven, als onmisbaar handvat voor het samenstellen van een productie waar mierenneuken noodzaak is. (Want wie koopt er een gids als die gids niet klopt?)

Het gekke is: Vrij Nederland heeft verder niets met de site te maken. We hebben er nooit opdracht toe gegeven, er geen fondsen voor geworven, zelden stilgestaan bij wie er achter zouden zitten. Zo bleef de herkomst van ons onmisbare hulpstuk in nevelen gehuld – aantrekkelijk geheimzinnig, gezien de thrillersferen waarin we ons al bevinden. Maar natuurlijk dringen zich zo nu en dan vragen op. Wie zijn die onbekende ambtgenoten? Waarom doen ze dit? En is het niet een ongelooflijk monnikenwerk? Dus begaf ik me na jaren anoniem collegaschap op de pagina waar geen van ons ooit kwam – ‘contact’ – en mailde Hendrik Jan Hoogeboom en Walter Kosters of ik langs mocht komen, misschien voor een artikel.

Hij heeft het als wiskunde ingevoerd, want al die Griekse letters komen ook in de wiskunde voor, maar dat voelt toch als valsspelen.

‘Beste Kelli,’ kreeg ik terug. ‘We hebben geen geheimen, maar eigenlijk ook geen boodschap. Laten we het maar niet doen.’

Hmm.

‘Jullie hoeven ook geen boodschap te hebben,’ mailde ik. En of ik niet gewoon eens langs mocht komen, desnoods zonder dat er iets verteld werd. In dat geval was ik ‘van harte welkom voor een kop koffie/thee.’

17.704 boeken

Op een toegeeflijke lentedag parkeer ik zodoende een OV-fiets voor het lage jarenzestiggebouw van het Leiden Institute of Advanced Computer Science, waar de beide mannen werken. Voorbij de ziekenhuisklapdeuren op de eerste verdieping, aan een lange grauwe gang, vind ik het kantoor van Walter, en Walter zelf. Huid, haar en overhemd gebroken wit; kleine ogen achter een donker brilmontuur. Vriendelijk. Ik ben precies op tijd, zegt hij. Ze wisten al vier jaar dat ik zou komen.

Hè?

Dat is namelijk een wetmatigheid bij vnster, begrijp ik van – inmiddels ook verschenen – Hendrik Jan (donkerder haar en lichter montuur dan zijn collega, geruit overhemd): ‘Jullie doen dit elke vier jaar.’

Wat, met jullie mailen?

‘Ja,’ zegt Hendrik Jan.

‘Ja,’ zegt Walter. ‘Jij bent nu de vierde.’

Als een rekenend computertje komen de twee wetenschappers samen tot zinnen en antwoorden. Precies als het om cijfertjes gaat, verstrooid waar het op herinneringen en namen aankomt.

Walter: ‘De eerste keer’ – zestien jaar geleden – ‘waren ze bang dat we geld zouden gaan verdienen.’

Hendrik Jan: ‘Op hun, eh, rug. Of hoe heet dat.’

Walter: ‘Over hun rug.’

Hendrik Jan: ‘Over hun rug.’

Kregen ze een mailtje op hoge poten, wat ze wel dachten dat ze aan het doen waren. Het liep met een sisser af, en met een ‘postscript versie’: een pdf van de cover van de gids. Als cadeautje, zodat ze niet meer hun eigen exemplaren hoefden in te scannen. Zo gaat het ongeveer elke keer. Soms met de vraag of VN hun database mag hebben. (‘Maar het geheim,’ zegt Hendrik Jan, ‘is dat we helemaal geen database hebben. Wij tikken het gewoon in het HTML in en we schrijven zelf een script dat daar overheen zoekt.’)

Blijkbaar heeft de redactie steeds vier jaar nodig om te bedenken wat ze met die site moeten. En, zoals ook nu, de heren te vragen: waarom doen jullie dit eigenlijk?

Tsja.

Hendrik Jan was gewoon eens begonnen met het overtikken van de goed scorende titels in de antieke tekstverwerker WordPerfect, voor als hij in de boekhandel stond. En toen in 1994 de Leidse universiteit op het internet werd aangesloten, dacht Walter: ha dat is wel grappig.

Hendrik Jan: ‘Gingen we bedenken wat we eens met internet konden doen.’

Walter: ‘Toen bedachten we dat het wel geinig was om die lijst erop te zetten.’

Hendrik Jan: ‘Ja, dat was het.’

Gewoon kijken wat werkte, of ze een zoekmachientje konden schrijven op internet. Toch een beetje hun vak.

Ten tijde van dit schrijven staan er 17.704 boeken op de site ingevoerd (kijk voor de huidige stand linksboven op vnster.nl). In de week dat de gids uitkomt, verdelen de mannen de letters en zitten ze vijf avonden te tikken. Walter zet daarnaast het hele jaar door de boeken erbij die hij online bij elkaar struint: de titels die nog in de Gids (zouden) moeten komen. En hij jaagt op de boekencovers, daarvan missen er nog een stuk of duizend (inderdaad: hij vond er al zestienduizend wel).

A-commercieel

Voor de duidelijkheid: de mannen zijn ‘zo a-commercieel als wat’. Bovendien is experimenteren met bijverdiensten niet de moeite waard. Hendrik Jan probeerde het eens met zijn Asterix-site – hij doet hetzelfde met de buitenlandse vertalingen van Asterix: 36 boeken in maximaal 110 talen. Met een klantnummer van Amazon kreeg hij een fooitje voor elk boek dat via zijn site werd gekocht. Toen kwam er een e-mail dat hij zich voor de inkomstenbelasting bij de Amerikaanse regering moest inschrijven, met een speciale kinderboekenverklaring. ‘Toen dacht ik: laat maar.’

Maar dat denken ze dus nooit over het titeltikken zelf. ‘Er zijn van die mensen, die zijn lijstjesfetisjisten,’ legt Hendrik Jan uit. ‘Dat lijstje moet kloppen.’
Walter: ‘Het werkt gewoon, daar gaat het ons om. Ik ben vorige week bijvoorbeeld de hele tijd bezig geweest met het vlaggetje van Roemenië, voor Boek der spiegels (zie de recensie op p. 38 in de Gids). En er was iemand met een nieuw accent, een hoofdletter C met een…’

Hendrik Jan: ‘… kommaatje erachter?’

Walter: ‘Nee…’

Hendrik Jan: ‘Een Roemeens haakje?’

Walter: ‘Nee het was geen Roemeen, dit is een ander haakje.’
Ze tikken de site op in een wiskundig tekstopmaakprogramma genaamd LaTeX (spreek uit als la-tech). Maar online staat het in HTML, en dan zien alle accenten er opeens anders uit. Dat móéten ze kloppend krijgen, al kost het dagen. Bijvoorbeeld, zegt Walter, ‘een O met een streepje er doorheen. In HTML noteer je dat als ø. Maar in LaTeX is dat helaas een backslash…’ – hij denkt na – ‘streep, O, streep? Iets ingewikkelds. Je wilt niet weten wat een…’
Hendrik Jan: ‘toeren je daarvoor uithaalt.’

Of zo’n Griekse schrijver, Petros Markaris, die staat daar dan wel met Griekse lettertjes, maar niet goed gespatieerd, want Grieks spatiëren gaat anders. Zit Walter nog steeds dwars. Hij heeft het als wiskunde ingevoerd, want al die Griekse letters komen ook in de wiskunde voor, maar dat voelt toch als valsspelen. En de Russen, daarvan is de transcriptie ook zo rampzalig.

Hendrik Jan: ‘Bij Asterix klopt het Russisch wel, hoor.’

Dan is er nog van alles mis dat zij niet in de hand hebben. Boeken die ten onrechte in de Gids staan, die soms helemaal niet eens zijn uitgekomen. Dat Tomas Ross net zo’n hoog sterrensaldo heeft als Ruth Rendell (klopt feitelijk wel, maar ze zijn het er niet mee eens). En de verloedering van het genregebruik. Deze mannen hebben weet van mythische genres die ooit bestonden en een stille dood zijn gestorven, zoals ‘modern klassiek’. Tegenwoordig wordt alles maar gewoon ‘thriller’ genoemd – waar zijn de legal, de medische en de psychologische thriller gebleven? En breek Walter de bek niet open over boeken die zich überhaupt geen thriller mogen noemen, ‘van die buitenaardse sciencefiction-achtige dingen.’

Ze tikken de site op in een wiskundig tekstopmaakprogramma genaamd LaTeX.Als ik vertel hoezeer ze deel uitmaken van het Thrillergids-proces, hoe vaak we niet ‘vnster’ in onze browser tikken, moeten ze lachen. ‘Suffe halvegaren,’ noemen ze zichzelf. Buitenstaanders nemen ze serieuzer: ze worden gemaild door miskende schrijvers en uitgevers die not amused zijn, door ons, en zelfs eens door een journalist van NRC Handelsblad. Ze zijn misschien wel de zorgvuldigste lezers van dit werk, kennen de beste recensiezinnen, de fouten die erin zijn geslopen en weten haast nog beter dan Vrij Nederland zelf hoe dat hoort, die Gids.

Terwijl ik wegpedaal op mijn geelblauwe fiets, weet ik niet of ik hen nou heb zitten inspecteren of zij mij. En ik vraag me af van wie in ze in 2021 een mailtje zullen krijgen.