‘Geen persoonlijkheid hebben, dat maakt je een goed acteur,’ had de koppenmaker gezet boven een interview dat ik zo’n twintig jaar geleden had met Marcello Mastroianni. Dit citaat kwam vervolgens terecht in de brievenbus of op kleedkamerspiegels van heel wat Nederlandse acteurs en actrices. Die verweerden zich tegen die plagerij door te zeggen dat Mastroianni zelf de vleesgeworden ontkenning van zijn stelling was.

In de loop van de tijd heb ik Mastroianni vaker gesproken, persconferenties zien geven of zien opdraven in televisietalkshows. Op de persconferenties hulde hij zich meestal in zwijgen, liet het woord aan de regisseur of vlotter gebekte collega’s naast hem. Hij was onveranderlijk beduusd over de beroering die zijn verschijning wekte, of het nu enthousiasme was of verontwaardiging als hij weer eens in een controversiële film had gespeeld. Onder vier ogen was hij noodgedwongen spraakzamer, maar niet wezenlijk anders: iemand die alleen zijn werk had gedaan, een rol had...