Zij was in de woorden van verzetsman Frits van Meer ‘een persoon van weinig woorden maar met een blik die meer was dan taal of gebaar’, iemand wier ogen konden ‘goedkeuren en veroordelen, strelen en striemen, liefhebben en verachten’. Die blik van mejuffrouw Jacoba van Tongeren was een bevel waarvoor ‘zware jongens’ in de groep zwichtten. Jacoba wist ‘zonder in dictatuur te ontaarden, in principiële zaken niet van toegeven’.

Jacoba van Tongeren in 1945, door Max Nauta.

Haar medestrijders wilden erkenning voor hun verzetsdaden, en dus liet zij zich overhalen een interview te geven aan Trouw. In mei 1965 ontving een broodmagere Jacoba van Tongeren liggend in haar bed de verslaggever. De 62-jarige had niet de kracht de journalist gekleed en zittend te ontvangen. Ze was hartpatiënt en altijd moe; al sinds 1950 moest ze het bed houden. Ze was al ernstig ziek toen de oorlog afliep, moest elke dag twintig minuten aan de zuurstof en raakte ook toen al bedlegerig. De oorlogsinspanningen waren te groot geweest.Als vrouwelijke commandant van een zelf opgerichte groep was Van Tongeren een grote uitzondering in de door mannen gedomineerde wereld van het Nederlandse verzet in de Tweede Wereldoorlog.

Zij leidde haar groep, Groep 2000, met straffe hand en groeide uit tot een bijna mythische figuur in verzetskringen, slechts bekend onder haar codenaam ‘juffrouw 2000’. Ze had aan de wieg gestaan van het illegale Vrij Nederland, samengewerkt met verzetsheld Gerrit van der Veen, leiding gegeven aan meer dan honderd verzetsmensen, duizenden onderduikers in leven gehouden, Joden in veiligheid gebracht, overvallen gepleegd. Zij werd ook wel ‘de bonnenkoningin’ genoemd, omdat haar verzetsgroep, dankzij nauwe samenwerking met de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, onbeperkte toegang had tot bonkaarten. Alleen in Noord-Holland distribueerde haar groep in 1944 maar liefst 50.000 bonkaarten per maand. En zij weerstond in een harde confrontatie ‘de macho’ Henk van Randwijk van de Vrij Nederland-groep, die haar als vrouw niet berekend vond op het verzetswerk.

Maar ondanks die reputatie bleef zij na de oorlog de grote onbekende verzetsvrouw. Pochen over haar verzetsverleden lag niet in haar natuur. Jacoba van Tongeren en de andere leden hadden niet om lintjes gevraagd, niet met hun verhalen te koop gelopen. Zij kreeg nooit een belangrijke positie in naoorlogs Nederland, zoals veel andere verzetslieden. Zij bleef jarenlang zwijgen over haar rol. Tot ongenoegen van haar medestrijders, die haar overhaalden naar buiten te treden.

memoires herondekt

Vanaf 1960 herleefde de belangstelling voor de Tweede Oorlog. Directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Loe de Jong trok met zijn serie De Bezetting miljoenen kijkers. Tot frustratie van Groep 2000-leden besteedde hij geen enkele aandacht aan hun werk. En ook Henk van Randwijk, de oud-hoofdredacteur van Vrij Nederland, verwees in zijn terugblikken in het Algemeen Handelsblad onder de titel ‘In de schaduw van gisteren’ geen enkele keer naar het werk van de groep. Opvallend, omdat juist hij in de laatste oorlogsmaanden veel met ‘juffrouw 2000’ te maken had gehad.

Familiefoto omstreeks 1907. Vlnr: moeder Jeanne, Herman, vader Hermannus, Jacoba en Lot van Tongeren.

Ze vertelde de verslaggever dat ze bezig was met haar memoires. Die schreef ze in de vorm van brieven aan haar vriend, radiopastor Alje Klamer. Ze had al meer dan 330 blocnotes vol, waarbij ze haar oorlogsdagboeken als geheugensteun gebruikte. Die dagboeken zijn jammer genoeg niet bewaard gebleven. Ondanks haar slopende ziekte was zij vastbesloten haar herinneringen aan de oorlog in boekvorm uit te brengen. Belangstellenden konden zich melden. Twee jaar later, op 15 september 1967, overleed ze op 64-jarige leeftijd. Ze werd begraven in kleine kring. Het boek kwam er niet.

Van Tongerens aantekeningen belandden in het archief van de Vrijmetselarij, waar ze vijftig jaar lang vrijwel onaangeroerd bleven liggen. Alleen oud-VN-redacteuren Paul Koedijk en Gerard Mulder maakten er spaarzaam gebruik van voor hun in 1988 verschenen biografie over Henk van Randwijk.

Neef Paul van Tongeren herontdekte de memoires in 2013. Zijn eigen vader Herman, de broer van Jacoba, was bij de vrijmetselarij en actief in het verzet. Hij werd in september 1944 doodgeschoten en zijn gezin werd uit huis gezet. ‘Ik was toen twee jaar oud. Ons gezinsleven was verwoest,’ zegt Paul. ‘Nooit wilde ik iets met de oorlog te maken hebben, het onderwerp duwde ik weg.’ Maar toen zijn kleinkinderen vragen begonnen te stellen, ging hij naar het NIOD op zoek naar antwoorden. Tot zijn verbazing kwam hij daar de namen van zijn opa Hermannus en tante Jacoba tegen die een veel belangrijker rol hadden gespeeld in het verzet dan hij vermoedde. Paul van Tongeren: ‘Niemand in de familie wist hier iets van.’

sloofje

Jacoba van Tongeren werd in 1903 geboren in Nederlands-Indië. Ze werd opgevoed door haar vader Hermannus, een officier die later zou opklimmen tot generaal. Ze woonde met hem op afgelegen plekken in het oerwoud, waar hij haar zelf les gaf. Hij gaf haar een liefdevolle maar harde opvoeding waar discipline en plicht centraal stonden. Op haar dertiende keerde ze met hem terug naar Nederland en werd ze in Amsterdam herenigd met haar moeder, broer Herman en zus Lot. Met haar moeder, die Jacoba gebruikte als sloofje, had ze een zeer slechte band. Zij deed het gymnasium en volgde een verpleegstersopleiding. Met haar vader bleef het contact altijd goed. Ze werd verschillende keren verliefd op een man, maar raakte steeds weer teleurgesteld en ging al voor de oorlog samenwonen met haar hartsvriendin Nel Wateler, ook een verpleegster. Ze kreeg nooit kinderen.

nooit namen en adressen

Jacoba van Tongerens betrokkenheid bij het verzet begon met Vrij Nederland. Ze was de tussenpersoon tussen haar vader (grootmeester bij de Vrijmetselarij die zich kritisch had uitgelaten over de nazi’s) en vijf jonge oprichters van het blad. Hermannus steunde de prille verzetsgroep met een oude typmachine, een stencilapparaat en duizend gulden en stelde het netwerk van de Vrijmetselarij open voor hulp en bijstand bij spionageactiviteiten. Op 11 oktober 1940 werd hij opgepakt. Een half jaar later kwam hij om in Sachsenhausen.

Jacoba ging ondanks de arrestatie door met de Vrij Nederland-groep. Het spionagenetwerk breidde zich gestaag uit, VN had in 1941 al een oplage van 40.000 exemplaren. Door onvoorzichtigheid en overmoed ging het mis. De Sicherheitsdienst pakte vanaf februari 1941 vijfenzestig mensen op. Jacoba ontkwam zelf ternauwernood aan arrestatie en dook onder. Ze verbrak alle banden met wat er nog over was van de VN-groep. Vanaf dat moment richtte ze zich in opdracht van de Hervormde Kerk volledig op de verzorging van onderduikers en familieleden van gevangen of omgekomen verzetsmensen.

Onder de dekmantel van het ‘Centraal Bureau voor Maatschappelijk Werk’ zette Jacoba van Tongeren een netwerk op om mensen onder te brengen. Ze wilde voorkomen dat door onvoorzichtigheid opnieuw mensen zouden worden opgepakt. Van haar vader had ze geleerd hoe belangrijk het was nooit met namen en adressen te werken. Hij had haar ingewijd in de geheimen van militaire codes. ‘Iedere middag werden daar enige uren aan gespendeerd en kort voor zijn arrestatie nam hij de hoofdzaken nog eens met mij door,’ schreef ze in haar memoires.

Weteringsplantsoen, bij een kransoplegging; ze kon nauwelijks staan.

Zittend op een bankje in het Vondelpark dacht de verzetsvrouw een code uit waarbij letters door cijfers werden vervangen waarna er nog een extra sleutel werd toegepast om het kraken te bemoeilijken. Zelf heette ze ‘juffrouw 2000’: als oprichter van de groep was ze 00, het getal 20 verwees naar de plaats van de eerste letter van haar achternaam in het alfabet. Vandaar de naam ‘Groep 2000’. De rest van de oorlog zou de groep een code gebruiken om de namen én adressen aan te duiden van groepsleden maar ook van 4500 onderduikers, een enorme administratie.

Naast Jacoba was er maar een enkel groepslid die de code kende. In principe kenden groepsleden elkaar alleen bij hun nummer en zo spraken ze elkaar ook aan. De Duitse bezetter slaagde er nimmer in de code te kraken. Ook neef Paul wist tijdens zijn onderzoek niet wat hij aan moest met de versleutelde namen die Jacoba van Tongeren gewoontegetrouw had gebruikt in haar memoires. ‘We hebben zelfs een kerstkaart teruggevonden die was ondertekend met codenummers.’ De doorbraak kwam toen de verdwenen gewaande codesleutel door Jeanne Reitema, weduwe van groepslid Kees Reitema, tussen boeken werd teruggevonden.

van randwijk spoorloos

De banden tussen Groep 2000 en Vrij Nederland waren na de arrestatiegolf volledig verbroken. VN was onder de hoede gekomen van onderwijzer en schrijver Henk van Randwijk en onder zijn leiding was het uitgegroeid tot een van de belangrijkste verzetsbladen van het land, met een eerder linkse dan de aanvankelijk nog protestants-christelijke signatuur. De Vrij Nederland-groep had ook de zorg voor onderduikers en nabestaanden van omgekomen leden. Voor hen moesten er bonkaarten komen en Henk van Randwijk wendde zich in september 1944 tot de LO, die hem doorverwees naar Groep 2000.

Jacoba omschreef de ontmoeting met Van Randwijk in haar memoires als ‘merkwaardig’. Ze moest vanaf het eerste moment niets hebben van zijn machismo.

De verbindende schakel bleek Tuuk Buitenhuis, die behalve koerierster en typiste bij VN ook zonder het ooit te hebben gezegd voor Groep 2000 werkte. Zij regelde een ontmoeting met Jacoba van Tongeren in een bovenhuis aan de Beethovenstraat in Amsterdam-Zuid. Van Randwijks verbazing moet groot zijn geweest toen hij ‘de bonnenkoningin’ voor de eerste keer zag: een 42-jarige dame werkzaam voor een kerkelijke organisatie die in niets deed denken aan een stoere verzetsstrijder. Jacoba van haar kant omschreef de ontmoeting in haar memoires als ‘merkwaardig’. Ze moest vanaf het eerste moment niets hebben van zijn machismo.

‘Dat is wat, als je als trotse stoere man voor een zo specifiek mannelijk werk verwezen wordt naar een doodgewone juffrouw van het maatschappelijk werk, die je vertelt dat het niets bijzonders is wat je doet: de vijand trotseren,’ schreef ze in haar memoires. Zij noteerde hoe Van Randwijk op hoge toon over zichzelf sprak als ‘een doorgewinterde verzetsstrijder’ en over Vrij Nederland als ‘de oudste verzetsbeweging’. Ze liet hem uitrazen en wees hem er toen op dat zij ‘als tussenpersoon’ betrokken was bij het ontstaan van het blad. Ze vertelde hem over haar vader en over de jonge oprichters, en gaf hem als bewijs de originelen van de eerste drie exemplaren van het blad. ‘Sprakeloos was die breedsprakige Sjoerd,’ noteerde ze twintig jaar later triomfantelijk.

samengang met vrij nederland

Jacoba van Tongeren sprak in die eerste ontmoeting de wens uit dat Vrij Nederland en Groep 2000 met elkaar zouden samengaan. Daar had ze ook een goede reden voor. Met de leiding van de LO had ze een conflict omdat zij uit veiligheidsoverwegingen weigerde namen en adressen van onderduikers prijs te geven, iets waar de LO juist op stond. Door samen te gaan met een grote organisatie als Vrij Nederland hoopte ze in dat conflict sterker te staan.

Ook Van Randwijk zag voordelen: hij wilde na de oorlog doorgaan met een bovengronds Vrij Nederland dat zich naast het blad ook zou bezighouden met oorlogsslachtoffers in het ontwrichte Nederland, en in Groep 2000 zag hij de ‘sociale arm’. Van Randwijk stelde tijdens die eerste ontmoeting al meteen voor Groep 2000 in z’n geheel op te nemen in de VN-organisatie, met hemzelf als leider. Dat was tegen het zere been bij Jacoba. ‘Ik weet dat mijn toon trots en hoogmoedig is, maar ik kookte bijna van verontwaardiging over deze verloren zoon wiens gedrag allesbehalve dat van een verloren zoon was en die hier optrad als een kleine verjongde uitgave van een Germaanse dictator.’

Maar ze schreef ook dat dat ‘de Germaan’ het niet zo slecht meende, een ‘branieschopper’ was die zich nog moest leren gedragen. Van Tongeren botste dan wel met Van Randwijk, ze had ook respect voor zijn leiderschap en wilde niet dat persoonlijke conflicten het verzetswerk in de weg zouden komen te zitten. En dus gingen ondanks alle ruzies die zouden volgen twee onderdelen van Groep 2000 over naar VN: de EHBO-posten die door heel Amsterdam waren opgezet en de gewapende eenheid van de Groep die werd opgenomen in het ‘VN Vendel’. Groep 2000 had ook een persdienst die hielp met het vermenigvuldigen en verspreiden van Vrij Nederland, Trouw en Het Parool. Maar van een volledige fusie zou het nooit komen.

te mannelijk

Niet alleen Jacoba, ook andere verzetslieden hadden moeite met het optreden van Van Randwijk, dat zeker aan het einde van de oorlog door vermoeidheid en stress steeds barser en autoritairder werd. ‘De snauwerige toon waarop Van Randwijk zijn missives was gaan stellen was een bron van ergernis aan het worden,’ schreven biografen Mulder en Koedijk. Marie Anne Tellegen, een vooraanstaande verzetsvrouw en later directeur van het Kabinet van de Koningin, verklaarde na de oorlog bij de Enquêtecommissie Regeringsbeleid over haar periode bij VN dat men daar ‘uitermate dictatoriaal’ was, en dat de sfeer te mannelijk was en te strak georganiseerd. ‘Men kreeg orders en er werd verder niet over gesproken.’

De relatie met Van Randwijk werd er niet beter op toen hij een medewerker van Groep 2000 beschuldigde van zwarthandel. Hij zocht hem met twee VN-leden thuis op, haalde alles overhoop en confisqueerde zevenhonderd bonkaarten. ‘Dit is het optreden dat misschien gangbaar is onder zware jongens die elkaar de buit afhandig maken, maar niet zoals men dat van vooraanstaande verzetslieden mag verwachten en daar wil Sjoerd toch toe gerekend worden,’ schreef Jacoba terugkijkend. Ze ging naar zijn onderduikadres – hij deed ‘ongesoigneerd en in kamerjas’ open – en zei hem flink de waarheid. De bonkaarten kwamen terug. ‘Sjoerd heeft zijn lesje geleerd,’ schreef ze. ‘Maar het afleren van deze neo-Germaanse methoden blijkt een zeer diepe weg voor deze verzetsreus te betekenen.’

Ook op andere plaatsen in haar memoires beschreef Jacoba van Tongeren botsingen met Van Randwijk. Zo zou hij op een vergadering op 12 januari 1945 ‘geen overtuiging in de verdediging’ van de in haar ogen onheuse fusievoorstellen hebben gehad, hij zou er ‘eenzaam en vergramd’ bij hebben gezeten en ook zijn medestanders zouden ‘eenzaam en verloren’ zijn geweest. Een meerderheid stemde tegen de fusie. Of het echt zo is gegaan, is niet meer na te gaan. Alle betrokkenen zijn overleden, afgezien van Sjoerd Gerbrandy, zoon van oud-premier Pieter Sjoerds Gerbrandy en tijdens de oorlog vertrouweling van Van Randwijk. Hij wil niet meewerken aan dit stuk. ‘Daar heb ik als honderdjarige recht op,’ zegt hij. Zeker is wel dat Van Randwijk grote moeite had met het optreden van Van Tongeren. In een brief uit 1946 typeerde hij haar terugkijkend als ‘dat mens van 2000 dat me het leven zuurder heeft gemaakt dan de Gestapo.’

codesleutel onder de drempel

Op 9 maart 1945 sloeg het noodlot toe. De Duitsers vielen binnen bij het hoofdkwartier van Groep 2000 aan de Stadhouderskade 56, nadat bij routinecontrole de zoon van de buren tegen de lamp was gelopen met een vals persoonsbewijs. Tegen strikte afspraken in had een Groep-medewerkster de dag ervoor de codesleutel in de bergplaats onder de drempel laten liggen.

Bij Jacoba van Tongeren en de leden van de groep brak grote paniek uit. Zij verschool zich in haar verpleegstersuniform in een ruimte onder de brug naar het Weteringscircuit waar een EHBO-post was gevestigd en vanwaaruit ze goed uitzicht had op haar hoofdkwartier. Ze zag hoe overvalwagens kwamen en gingen, hoe ’s avonds bij felle lampen het pand werd leeggehaald. ‘Gillen zou ik willen maar ik had geen stem,’ schreef ze in haar memoires.

‘Ik weet wat mij te doen staat,’ zei hij bits. ‘Laat het geen dwaasheid zijn, want we kunnen nog niets doen,’ probeerde ze nog.

De volgende dag, zaterdag 10 maart, kreeg Van Tongeren woorden met knokploegleider Ab de Boer. Hij wilde met geweld naar binnen om te redden wat er te redden was. Maar zij verbood het hem, wilde eerst weten of de Duitsers de code wel gevonden hadden. De Boer was woedend over haar machtswoord en vertrok zonder een hand te geven. ‘Ik weet wat mij te doen staat,’ zei hij bits. ‘Laat het geen dwaasheid zijn, want we kunnen nog niets doen,’ probeerde ze nog.

Niet lang daarna dook Henk van Randwijk op. Hij en andere verzetsleiders waren door leden van Groep 2000 gewaarschuwd dat er gevaar dreigde en hij was op zijn fiets gesprongen om poolshoogte te nemen. Dit keer was hij ‘eerlijk, meevoelend en begrijpend’. Van Randwijk vroeg of hij de leiding moest overnemen. ‘Dit is een taak zwaarder dan een vrouw kan dragen,’ zei hij. Maar daar wilde Van Tongeren niets van weten.

de zwarste dag

Na zijn vertrek kwam ze op een idee. Ze vroeg een bevriende glazenwasser de ramen te lappen op nummer 56 en dan te kijken hoe groot binnen de ravage was en of de vloer was opengebroken. Nog voordat hij verslag kon uitbrengen, moest Jacoba naar een inderhaast bijeengeroepen noodvergadering van de top van het verzet waar ook Van Randwijk weer bij was. Door de inval en de mogelijke vondst van de codesleutel liepen duizenden mensen gevaar. Opnieuw bepleitte ze te wachten tot meer duidelijk was. Van Randwijk wilde volgens haar memoires direct optreden, net als knokploegleider De Boer, omdat ‘we anders allemaal tegen de muur komen te staan’. Maar de meerderheid besloot te wachten.

Voordat de vergadering ten einde was, kwam het bericht dat verder praten overbodig maakte: Ab de Boer had met drie andere gewapende strijders geprobeerd het pand binnen te dringen en op de trap hadden ze een Duitse officier doodgeschoten, waarna ze in de verwarring waren ontkomen zonder binnen te zijn geweest. Als vergelding executeerden de bezetters op maandag 12 maart dertig willekeurige gevangenen uit de gevangenis aan de Weteringschans, op de plaats waar nu een monument staat. Vanuit haar schuilplaats zag Van Tongeren de slachtoffers vallen, en ze zag ook hoe voorbijgangers werden gedwongen toe te kijken. Ze voelde zich schuldig, keek hier later op terug als de zwartste dag van haar leven. ‘Heer waar was uw mededogen,’ schreef ze in haar memoires.

openlijke machtsstrijd

Op dinsdag 13 maart was Jacoba van Tongeren weer op haar post onder de brug. Ze zag hoe de Duitsers in de loop van de dag de lijken bij het Weteringscircuit weghaalden. Ze zag ook dat om vier uur in de middag de laatste Duitse bewakers waren vertrokken uit Stadhouderskade 56 en er geen nieuwe aflossing meer kwam. Ze besloot toen zelf in actie te komen. Een bevriende katholieke broeder in het huis ernaast liet haar naar binnen en hielp haar de ladder op te zetten die de glazenwasser op haar verzoek had laten staan. Onder de drempel vond ze de codesleutel, maar ook oranje groepsbanden die al waren gemaakt mocht het land bevrijd worden. Ze klom weer naar buiten en keek op haar horloge. De operatie had precies twaalf minuten geduurd.

Met Net Wateler. In 1964 en 1965 maakte ze een album met foto’s en teksten over de oorlog.

Na het drama aan de Stadhouderskade was het Van Randwijk volgens zijn biografen duidelijk geworden dat Van Tongeren geen controle meer had over haar organisatie. Hij wilde Groep 2000 zo snel mogelijk inlijven om verdere rampen te voorkomen. Ook beriep hij zich op de regering in Londen, die wilde dat het verzet meer ging samenwerken. Het liep uit op een openlijke machtsstrijd. Samen met Sjoerd Gebrandy kwam Van Randwijk begin april naar het nieuwe hoofdkantoor van de Groep aan de Herengracht 162.

‘Het is geen werk dat een vrouw kan doen en het gebeurde op het Weteringscircuit wijst ten duidelijkste uit dat u de leiding niet meer aankunt. Kunnen we hierover vriendelijk overleggen,’ zou Van Randwijk hebben gezegd. Een dag later kwamen hij en Gerbrandy terug en namen ze plaats in Jacoba’s kantoor. Naar eigen zeggen hadden ze ‘orders’ gekregen van de Raad van Verzet om ‘de leiding over te nemen’. De twee mannen bleven zitten, terwijl de groepsleden aan het werk gingen en hen negeerden. Een paar uur later, toen het kantoor voor de middagpauze dichtging, dropen ze af, zo beschreef Van Tongeren in haar memoires. Die dag schreef Van Randwijk aan een naaste vertrouweling dat er ‘vergaand gedonder’ was met Groep 2000 en dat hij van plan was bij een volgende vergadering te zeggen dat ze ‘met hun hele hebben en houden kunnen opdonderen’.

Niet Van Randwijk, maar VN-bestuurder Sander Wellensiek was present op die laatste vergadering tussen de twee groepen. Hij deelde – geheel in lijn met Van Randwijks opstelling – mee dat Vrij Nederland ‘niets meer met Groep 2000 uit te staan wilde hebben’. In een brief van 30 april gaf de Centrale Leiding (Van Randwijk) nog een trap na door te stellen dat ‘onze tijd reeds meer dan bezet is en wij geen belangrijk werk terzijde willen stellen voor nutteloos gedoe’.

De vuile was werd niet buiten gehangen, verzetslieden vormden na de oorlog één front.

Vijf dagen later werd Amsterdam bevrijd. Jacoba van Tongeren schreef in de maanden die volgden een ‘Beknopt historisch verslag van de werkzaamheden van Groep 2000’ dat ze op 23 juli 1945 aanbood aan prins Bernhard. ‘Vanzelfsprekend zweeg ik over iedere vete die we met VN hebben gehad,’ schreef ze in haar memoires. De vuile was werd niet buiten gehangen, verzetslieden vormden na de oorlog één front.

Na een jaar rust pakte zij haar werk als maatschappelijk werkster weer min of meer op, maar vanaf 1950 ging dat echt niet meer door haar hartproblemen. Vanaf dat moment werd ze permanent verzorgd door haar hartsvriendin en verpleegster Nel Wateler, met wie ze al voor de oorlog een huis deelde. Midden jaren vijftig verhuisden ze van een bovenwoning aan de Amsterdamse Antillenstraat naar een huisje in Bergen. Dat was hun droom, maar bleek ook ver weg van al hun vrienden en bekenden. Het leven werd eenzamer, de oorlog was nooit ver weg. Op aanraden van dominee Klamer begon Jacoba zittend in bed haar memoires te schrijven. Soms schreef ze door hevige pijnen maar zes regels per dag.

Na haar dood raakte Jacoba van Tongeren in de vergetelheid. In Nederland is geen straat, steeg of plein naar haar vernoemd.