Zondag wordt Moeder Theresa in Vaticaanstad heilig verklaard. Maar heilig, dat is ze zeker niet voor iedereen. Haar ogenschijnlijk aandoenlijke hang naar eenvoud hield volgens velen de vooruitgang tegen. Uit het archief: een analyse van alle pijnlijke feiten over Moeder Theresa.

Vanuit een sobere etagewoning aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam en een nóg kleiner optrekje in de Amsterdamse Jordaan stijgt het eerste collectieve gebed om halfzes ’s ochtends ten hemel. De in totaal acht zusters van de in ons land overzichtelijke Missionaries of Charity leven op afstand mee met het onontkoombare lot van Moeder Teresa, die zich in een ziekenhuis in het New Yorkse stadsdeel The Bronx door haar laatste dagen worstelt. Vanaf haar sterfbed fluistert de charismatische oprichtster van de congregatie nog wat aanwijzingen die de continuïteit van haar levenswerk moeten veilig stellen.

Haar opvolging is al geregeld, maar de naam van de nieuwe Moeder blijft geheim tot na de begrafenis van de oude Moeder. Af en toe kiert de deur open voor een kortstondig ziekenbezoek dat uit louter prominenten bestaat. Zo pakte afgelopen week Diana, de prinses van Wales, met spoed haar koffers voor een retourtje New York omdat ze, volgens de Britse Times, ‘vreesde dat haar heldin het weekeinde niet zou overleven’.

Alleen een mirakel kan Moeder Teresa volgende maand haar zevenentachtigste verjaardag doen beleven.

Als allerlaatste geestelijke met een populariteit die menige filmster naar de kroon steekt, is ze al geschiedenis: vertegenwoordigster van een generatie die het kerstenen van ‘primitieve volkeren’ als een heilige opdracht beschouwde. Voor de protestantse zendeling of katholieke missionaris die zich in donker Afrika of het verre Azië te midden van ondervoede kindertjes liet fotograferen, was met wat geluk wereldroem weggelegd. Nobelprijswinnaar Albert Schweitzer (1875-1965) was zo’n pionier en bouwde een internationaal netwerk op van christelijke liefdadigheidsfondsen die zijn zegenrijk leprozenwerk in Lambarene steunden. Minder bekend werd de Franse priester Abbé Pierre, die als grondlegger van de charitatieve Emmaüs-stichting de armlastigen van Europa te eten gaf. Van het respect dat hij daarmee verwierf, brokkelde onlangs iets af toen de hoogbejaarde geestelijke zo onverstandig was zijn sympathie voor het donkerbruine gedachtegoed van Jean-Marie Le Pen openlijk uit te spreken.

Ze hanteert een overzichtelijke woordenschat. Ze zegt heel vaak Thank God. Ze zegt bijvoorbeeld: It’s a hot day, thank God of: I am glad I came, thank God.

Moeder Teresa paste beter op haar tellen en hield iedereen te vriend door zich nooit ten gunste van de een of andere politieke beweging uit te spreken. ‘Liefde’, ‘vrede’ en ‘verzoening’ waren haar standaardantwoorden als om haar visie op de hete actualiteit werd gevraagd. Voor haar biograaf Navin Chawla was het beperkte commentaar waarmee Moeder Teresa zijn stellingen pareerde, vijf jaar geleden een handicap. ‘Ze hanteert een overzichtelijke woordenschat,’ noteerde Chawla. ‘Ze zegt heel vaak Thank God. Dat heeft lang niet altijd een religieuze betekenis. Ze zegt bijvoorbeeld: It’s a hot day, thank God of: I am glad I came, thank God.’ In het boek De weg van eenvoud (‘een uitzonderlijk levensverhaal’), waarvan de Nederlandse vertaling twee jaar geleden verscheen, had Moeder Teresa weinig nieuws aan het credo dat haar zeventig jaar geleden als Albanese katholiek naar de sloppenwijken van Calcutta dreef: ‘Onze taak is het aanmoedigen van christenen en niet-christenen om werken van barmhartigheid te verrichten.’ In 1950 begon ze in die stad haar eigen kloosterorde die hetzelfde jaar door Rome werd erkend. De onbaatzuchtige inzet van de Europese zusters die in het overbevolkte India stervenden van straat haalden, ziekenhuizen openden en zich over zwerfjongeren ontfermden, bleven niet onopgemerkt. Moeder Teresa, toonbeeld van eenvoud, stond centraal in schrijnende televisiedocumentaires over leed in de Derde Wereld.

Als een moeder haar eigen kind kan doden, wat zal ons er dan van weerhouden onszelf of een ander te doden? Niets.

In 1979 ontving ze de Nobelprijs voor de Vrede. Haar nederige reactie op die onderscheiding illustreerde haar grootsheid. Ze deed afstand van het banket in Oslo, dat gewoonlijk na de uitreiking van de Nobelprijs wordt aangericht. Van het uitgespaarde bedrag organiseerde ze liever een kerstdiner voor tweeduizend behoeftigen in Calcutta. Die hartverwarmende geste oogstte meer publiciteit dan de toespraak waarmee Moeder Teresa de bekroning voor haar bijdrage aan de wereldvrede beantwoordde. Ze sprak over de maatschappelijke ontwrichting die het gevolg is van nieuwe samenlevingsvormen. Als beide ouders werken, is het geen wonder dat kinderen aan de drugs gaan. En ze sprak over abortus, die ze the worst evil en de ‘grootste bedreiging voor de wereldvrede’ noemde. ‘Veel mensen maken zich zorgen om de kinderen, zoals die in Afrika, die in groten getale aan de honger of iets anders sterven. Maar miljoenen kinderen sterven met opzet, omdat hun moeders dat willen. Als een moeder haar eigen kind kan doden, wat zal ons er dan van weerhouden onszelf of een ander te doden? Niets.’

Hier was een godvruchtige katholiek aan het woord die trouwhartig het officiële standpunt van Rome vertolkte. Vijf jaar eerder had Moeder Teresa tijdens een persconferentie in Amersfoort het netelige thema in nóg krassere bewoordingen aan de orde gesteld: ‘De vrouwen in Bangladesh die door soldaten in de oorlog zijn verkracht, zal een groter kwaad worden aangedaan als zij door abortus hun kinderen zouden verstoten.’ De geestelijk leidster met haar gekromde rug en een verweerd gezicht dat uit een witte, blauw afgebiesde sari naar voren stak, werd niet tegengesproken. Niemand durfde dat of niemand vond dat nodig. Misschien was de naargeestig conservatieve visie die ze ventileerde juist een bewijs voor haar aandoenlijke eenvoud. De ideeën deden bovendien geen afbreuk aan de gigantische verdiensten die ze voor de mensheid verrichtte. Onder haar leiding groeiden de Missionaries of Charity uit tot een imperium met vierhonderdzestig opvangcentra in meer dan honderd landen, met vierduizend nonnen en veertigduizend vrijwilligers. Een half miljoen hongerige magen worden jaarlijks dankzij de congregatie gevoed, twintigduizend kinderen uit sloppenwijken krijgen onderwijs en zevenhonderd dakloze aidspatiënten worden in zes opvanghuizen door de Missionaressen van de Liefde verpleegd. ‘If there are poor on the moon, we shall go there too,’ zei Moeder Teresa.

‘Hoogst gevaarlijke sekte’

De kritische televisiedocumentaire Hell’s Angel waarin het Britse Channel Four twee en een half jaar geleden de goede werken van Moeder Teresa reduceerde tot amateuristische escapades van een religieuze sekte, stond voor veel kijkers gelijk aan heiligschennis. De reacties waren furieus. Ja, de orde bedrijft ongetwijfeld het ‘religieus imperialisme’, dat de feministische schrijfster Germaine Greer haar aanwreef. Maar, zo voerden haar aanhangers aan, het voeren van een kruistocht tegen de islam en het hindoeïsme was toch van oudsher het kenmerk van de katholieke missie? En inderdaad, op de hygiëne in de opvangcentra in Calcutta en andere overbevolkte steden was veel af te dingen, zoals ex-novices naar voren brachten. Maar, stelden de fans, geldt dat niet voor de reguliere gezondheidszorg in het ondervoede deel van de wereld?

Moeder Teresa was nooit erg kieskeurig in het aanknopen van contacten met machtsdragers en miljonairs die haar missiewerk een warm hart toedroegen.

Dat is allemaal waar. Toch veegt de Amerikaans-Britse journalist Christopher Hitchens, een van de makers van het omstreden televisieprogramma, in zijn boek The Missionary Position zóveel pijnlijke feiten bij elkaar dat de vraag rijst of uitgerekend Moeder Teresa voor de wereldvrede moest worden bekroond. Ze had, vond hij, op z’n minst haar prestige kunnen aanwenden om structurele misstanden aan te klagen, maar daar zijn geen voorbeelden van bekend. In plaats daarvan zocht ze het gezelschap van griezels, zoals de verdreven Haïtiaanse dictator Jean-Claude Duvalier, bijgenaamd Baby Doc. Toen ze in 1981 de bananenrepubliek bezocht, trompetterde ze dat ze nooit eerder in een land was geweest waar een staatshoofd zó enthousiast door de bevolking – en vooral ‘de armsten der armen’ – op handen werd gedragen. Moeder Teresa was nooit erg kieskeurig in het aanknopen van contacten met machtsdragers en miljonairs die haar missiewerk een warm hart toedroegen. Ze poseerde glimlachend in het krantje van de Msia (uitgesproken als ‘Messiah’, de Movement of Spiritual Inner Awareness), die door een Amerikaanse onderzoekscommissie als een ‘hoogst gevaarlijke sekte’ werd ontmaskerd. Naast haar stond sekteleider John-Roger, die waarschijnlijk ter meerdere glorie van zichzelf een cheque van tienduizend dollar overhandigde. Een doorzichtige fotomontage situeerde het tafereel in Calcutta.

Charles Keating klopte via zijn dubieuze Lincoln Savings and Loan-fonds zeventienduizend goedgelovige kleine investeerders in totaal 252 miljoen dollar uit de zak. De rechter veroordeelde ‘de grootste zwendelaar die de Verenigde Staten ooit gekend heeft’ tot tien jaar gevangenisstraf. Moeder Teresa schreef de magistraat een brief, waarin ze aandrong op clementie voor Keating, die zich tegenover de Missionaries of Charity als een gulle gever had opgeworpen. In totaal stortte hij 1,25 miljoen dollar in de kas. ‘Kijk in uw hart en behandel deze man zoals Jezus dat gedaan zou hebben,’ smeekte Moeder Teresa. Openbaar aanklager Paul W. Turley beantwoordde de brief. Zou Jezus geld in zijn bezit hebben gehouden waarvan hij wist dat het van diefstal afkomstig was? Hij bood aan Moeder Teresa in contact te brengen met de gedupeerde spaarders, die ze een klein deel van de verloren miljoenen kon terugbezorgen. Dat zou een mooi gebaar geweest zijn, maar het voorstel van de openbare aanklager bleef onbeantwoord. Moeder Teresa had aan het geld ongetwijfeld een betere bestemming gegeven dan de slachtoffers ooit zouden kunnen bedenken. The Sunday Times maakte ooit gewag van een bezoek van Moeder Teresa aan een grote cash-andcarrywinkel in Londen. De goederen werden bij de kassa voor vijfhonderd Britse pond aangeslagen, maar Moeder Teresa maakte met luide stem kenbaar dat ze er niet over piekerde om af te rekenen. ‘Het is voor de armen!’ riep ze. Toch moest er betaald worden. Moeder Teresa schreeuwde dat het een schandaal was. ‘Het is voor de armen!’ herhaalde ze – waarop uiteindelijk een meelevende zakenman die in de rij achter haar stond zijn creditcard trok en aan de gênante vertoning een einde maakte.

Christopher Hitchens stelt in zijn boek vast dat welingelichte kringen de Missionaries of Charity tot de meest kapitaalkrachtige kloosterorden ter wereld rekenen. Van de miljarden die op de bank staan, zouden fantastische moderne ziekenhuizen gebouwd kunnen worden, maar een dergelijke vooruitgang strookt niet met de principes van Moeder Teresa die hardnekkig ‘soberheid’ bleef prediken.

De consequentie van dat tot in het absurde doorgevoerde ideaal was ‘verwaarlozing’, volgens Peter Taylor, die tien jaar als vrijwilliger in een kinderopvanghuis in Bombay werkte. Een paar maanden geleden luchtte hij zijn hart in The Guardian. ‘De zusters noemen pijn de wil van God. Ze houden mensen net in leven, maar spannen zich niet in voor een menswaardiger bestaan. Als de bel rinkelt, gaan alle zusters bidden. Ze laten de zorg over aan ongetrainde bewakers die de kinderen soms slaan. Het is allemaal de wil van God, zeggen de zusters dan.’

Een redacteur van het toonaangevende medische tijdschrift The Lancet, dr. Robin Fox, die in 1994 de ziekenhuizen van Moeder Teresa in Calcutta bezocht, toonde zich geschokt over wat de ‘zorg op laag niveau’ in de praktijk voorstelt. Er komt regelmatig een arts langs die de patiënten die er het ernstigst aan toe zijn onderzoekt, maar de meerderheid van de zieken wordt behandeld door nonnen die daar niet voor zijn opgeleid. Veel bidden is volgens Moeder Teresa het beste medicijn. ‘De kracht van deze spirituele benadering kan ik niet beoordelen,’ schreef Fox in The Lancet, ‘maar het stoorde mij toen ik hoorde dat het bewust achterwege laten van diagnoses tot de uitgangspunten behoort.’

Een derde kroongetuige is Mary Loudon die aan Hitchens verslag uitbracht van haar ervaringen als vrijwilligster in het Home for the Dying in Calcutta. Ze kon associaties met een concentratiekamp moeilijk onderdrukken: ‘Alle patiënten hadden kaalgeknipte hoofden en lagen op uitgeklapte veldbedden. Nergens was een stoel te bekennen. (…) Er liggen vijftig à zestig mannen in de ene kamer en vijftig à zestig vrouwen in de andere kamer. Ze sterven. Aan de medische zorg wordt nauwelijks aandacht besteed. Er worden bijna geen andere pijnstillers verstrekt dan asperine en, voor wie geluk heeft, Brufen. Maar dat kon de pijn voor patiënten die aan terminale kanker leden nauwelijks verzachten.’ Mary Loudon werd kwaad toen een Amerikaanse arts haar wees op een vijftienjarige jongen die aan het doodgaan was. Met antibiotica zou de nieraandoening tijdig te behandelen zijn geweest, maar er wás geen antibiotica. Daardoor verslechterde zijn toestand. Het was nog niet te laat: een operatie zou het leven van de jongen kunnen redden. Maar daar wilde de leiding van het Home for the Dying niets van weten, want dan zouden àlle stervenden naar het hospitaal kunnen worden vervoerd en dat was in strijd met de nobele doelstelling.

De patiënten klaagden over gebrek aan medicijnen. Zelfs in de laatste fase van hun leven bleven ze verstoken van morfine, maar er werd gelukkig elke dag voor hen gebeden.

Niet bekend

Doordat de voorgeschreven eenvoud tot in het absurde werd doorgevoerd, sneuvelde een prachtig plan voor een nachtverblijf voor daklozen die de Missionaries of Charity in The Bronx zouden openen. Voor het goede doel had de stad New York een groot, leegstaand gebouw voor het symbolische bedrag van één dollar verkocht. Een architect zette onbetaald een ontwerp op papier, er was een aannemer die de renovatie tegen een vriendenprijsje zou uitvoeren. Toen ging het mis. ‘De overheid schreef de installatie van een lift voor, omdat het gebouw voor gehandicapten toegankelijk moest zijn,’ schrijft Mary Loudon. ‘De stad wilde die lift betalen, maar dat aanbod werd geweigerd. Om die reden ging het hele project niet door.’ Armenzorg en luxe verdragen elkaar niet, volgens Moeder Teresa.

Ook de zes opvanghuizen voor dakloze aidspatiënten die de congregatie exploiteert, zijn van ieder comfort verstoken. Het centrum in San Francisco heet The Gift of Love, wat met de kwaal waaraan de bewoners lijden een sinistere betekenis krijgt. De journaliste Elgy Gillespie hielp er een tijdje in de keuken. ‘Ik trof daar zo’n twaalf doodzieke mannen aan,’ vertelde ze aan Christopher Hitchens. ‘Wie niet doodziek was, was op zijn minst depressief. Ze mochten niet naar de televisie kijken, ze mochten niet roken, ze mochten geen alcohol drinken en ze mochten geen bezoek ontvangen.’ De patiënten klaagden over gebrek aan medicijnen. Zelfs in de laatste fase van hun leven bleven ze verstoken van morfine, maar er werd gelukkig elke dag voor hen gebeden.

Moeder Teresa gelooft heilig in het louterende effect dat van pijnen uitgaat. Hitchens memoreert een televisie-interview waarin ze met een glimlach vertelde over de troostende boodschap voor een terminale kankerpatiënt: ‘You are suffering like Christ on the cross, so Jesus must be kissing you.‘ De man stamelde terug: ‘Then please tell him to stop kissing me.

Moeder Teresa is klaar om zélf de kus des doods van Jezus te ontvangen. Een team van medische specialisten spant zich in om haar lijden tot een minimum te beperken. Een Nobelprijswinnares van haar kaliber verdient de allerbeste zorg. Net als de duizenden paupers die aan de charitas van de missie zijn toevertrouwd.