Wanneer Jan Siebelink voor het open graf van zijn vrouw Gerda staat, kijkt hij naar beneden en ziet de kist. Ze ligt wel erg diep, denkt hij, te ver voor zijn gevoelens. Die willen dichterbij haar zijn. Wanneer hij een paar dagen later aan haar denkt stelt hij zich haar voor, ‘jij opgesloten, diep onder de grond’. Deze fysieke voorstelling van haar begraven lichaam keert geregeld terug en veroorzaakt de aanvechting om bij haar te willen liggen. Bij die gedachte (‘Dichterbij zijn. Haar aanraken’) wisselen ontroering en afschuw elkaar af.

Literaire kroniek
De wond is nog geen litteken
In rouwdagboeken spreekt verdriet zich niet uit in gepolijste volzinnen, maar in fragmenten, herinneringen, liefdesbetuigingen. Zo ook in het Rouwjournaal van Jan Siebelink, schrijver van Knielen op een bed violen.