Mark Rutte zag het twee dagen voor de verkiezingen helemaal voor zich: maandenlange onderhandelingen zoals die in Nederland sinds eeuwen worden gevoerd, waren bij deze kabinetsformatie niet nodig. Zijn grote voorbeeld, de Britse conservatief David Cameron, had laten zien dat je een coalitie ook binnen een weekend kunt smeden. Wat in Westminster kon, moest in Den Haag net zo goed mogelijk zijn. Een informateur had hij al op het oog (volgens goed ingelichte bronnen zou het om de bestuurskundige Uri Rosenthal gaan). De ministerskandidaten stonden klaar.

Nu de peilingen een liberale monsterzege in het vooruitzicht stelden, was Rutte bereid zonder mitsen en maren het premierschap op zich te nemen. De verhuiswagen kon voorrijden om de piano waarop hij graag de preludes van Bach speelt van zijn vrijgezellenflat in het Statenkwartier naar het Catshuis te brengen. Rond 1 juli moest alles rond zijn.

Toen spraken de kiezers. Of liever gezegd: ze spraken niet.

Teleurgestelde gezichten...