Vluchten kunnen politici alleen nog in boeken. Wat las Obama? En wat lezen Mark Rutte en Klaas Dijkhoff?
Voor sommige collega’s zal het een droom zijn: je mag als literair criticus langs bij de vertrekkende president van de Verenigde Staten van Amerika om over literatuur te spreken. Michiko Kakutani van The New York Times overkwam het, ze mocht in het Witte Huis met Barack Obama palaveren over de schone letteren. Natuurlijk is dat statusverhogend, voor jezelf en met name voor de krant die je vertegenwoordigt. Maar uiteindelijk moet je ook dan – vooral dan – met wat thuiskomen.
Dat kwam Kakutani, binnen Amerikaans perspectief. Obama sprak welluidende algemeenheden uit over de literatuur: de literatuur hielp hem in zijn eenzame jeugd en vormde hem, hielp hem zijn identiteit te bepalen, uit te maken wat belangrijk is en leerde hem zich in anderen te verplaatsen. En er was een dramatische twist: dankzij de langzame kunst die literatuur heet, overleefde hij de hogedrukketel die het Witte Huis is – dát willen de mensen altijd horen.
Te non-fictioneel
Maar wát las hij op die zware momenten als POTUS? De geschriften van Lincoln, Martin Luther King, Gandhi en Nelson Mandela, historische leiders die het ook niet makkelijk hebben gehad. Daarbovenop ook nog biografieën van eerdere presidenten, opdat hij zich bijvoorbeeld kon spiegelen aan Roosevelt die zijn land door de Tweede Wereldoorlog moest koersen.
Tja. Er staat mij iets tegen in die voorkeuren. Ze zijn mij te non-fictioneel, te vervuld van realistisch zelfbesef van Obama; de verantwoordelijke wereldleider spiegelt zich aan eerdere lotgenoten in die positie. Hoe integer de bedoeling ook mag zijn, het komt pompeus over. Zulke non-fictie-voorkeuren zijn hachelijk, doordat ze de indruk wekken dat ze moeten bijdragen aan de vorming van het ambt. Het is lesmateriaal. Fictie daarentegen geeft je de illusie iets persoonlijks te pakken te krijgen, iets intiems. Misschien zelf iets verborgens, omdat de literatuur in mijn optiek je nu juist vrijaf geeft van jezelf.
Had ik in de schoenen van Michiko Kakutani gestaan en was ik minder bevangen geweest door eerbied dan zij (de kans is klein), dan had ik willen doen wat ik in de tijd dat boeken alleen nog van papier waren het liefst deed op bezoek bij anderen: onbeschaamd voor de boekenkasten de aanwezige titels staan inspecteren. De gastheer of gastvrouw raakte daardoor niet zelden verzenuwd, het zal maar aan het licht komen dat je alles van Paulo Coelho thuis hebt staan. Had je pech, dan zag je alleen maar verantwoorde boeken. Maar met een beetje geluk kwam je rare voorkeuren tegen – daar werd het spannend. Zo’n boekenkast bood niet minder dan een inkijkje in de lezersziel. Bood ja, want tegenwoordig staan daar de oudjes niet zelden te verstoffen, terwijl de nieuwe aanwinsten zich discreet in een device ophouden.
De brave Kakutani maakte een handig literatuurlijstje van de schrijvers en titels die Obama tijdens hun gesprek substantieel noemde. Obama blijkt een fijne neus voor fictie te hebben, gezien zijn voorkeur voor Junot Díaz, Jhumpa Lahiri, Colson Whitehead en Marilynne Robinson – al versmaadt hij evenmin Gillian Flynn (Gone Girl) én William Shakespeare.
Nochtans geen namen waarbij ik het boekenkastvoyeurgevoel krijg.
Behalve bij de Chinese sciencefictionschrijver Liu Cixin. Hij schrijft ‘harde sciencefiction’, waarbij de nadruk ligt op technologie en wetenschap. Zijn driedelige The Three-Body Problem, over een totalitair regime en een culturele revolutie op een planeet in een stelsel met een ronduit chaotische zwaartekracht en dientengevolge barre levensomstandigheden, plaatste Obama’s sores met het Congres in het juiste perspectief. Klein bier, vergeleken met wat er in Liu Cixins universum omgaat. In Obama’s karakterisering: ‘Aliens are about to invade!’
Daarmee geeft hij er blijk van dat je soms fictie leest omdat je ergens anders wilt zijn. Escapisme is zelfs een president niet vreemd.
‘Gaaf boek’
Een goed voorbeeld verdient navolging, binnen de begrenzing van wat hier te lande mogelijk is: er valt hier geen wereldleider te interviewen. Stelt u zich voor: Mark Rutte ontvangt Vullings om over de literatuur te praten. Zou dat überhaupt wel zo’n goed idee zijn? Rutte is er als de kippen bij om een dartkampioen te feliciteren, maar over de winnaars van de Libris- of de ECI-literatuurprijs heb ik hem nog nooit iets horen zeggen of zien twitteren. Voor je het weet, rept hij dan bovendien van ‘een gaaf boek’. Dat moeten we niet willen. Beter zet ik mijn kaarten op iemand anders in het kabinet. Een discussie over gelezen boeken in zijn kast kun je beter met staatssecretaris Klaas Dijkhoff voeren. ‘Ruttes kroonprins’ hoor je vaak zeggen, zeker sinds Dijkhoff De Slimste Mens won.
Dijkhoff blijkt een voorbeeldige lezer, een eclecticus naar mijn hart, met een brede smaak. Hij leest een forse boekenberg per jaar, terwijl hij opgejaagd door boze burgers voor tienduizenden vluchtelingen onderdak moet vinden. Recentelijk las hij A Clash of Kings van George R.R. Martin, A Moveable Feast van Ernest Hemingway, De goddelijke komedie van Dante Alighieri, The Double Life of Fidel Castro. The Hidden World of Cuba’s Greatest Leader door Juan Sanchez en Heart of Darkness door Joseph Conrad. Daarnaast leest hij ook cabaretiers, af en toe een goede thriller, filosofie en veel Europese en Nederlandse romans.
Deze openbare informatie haal ik van Goodreads.com, waar Dijkhoff gewoon ‘Klaas’ heet. Zijn portret toont om welke Klaas het gaat. Hij heeft al aan honderden boeken sterren verleend en voor dit jaar staan er tachtig titels op zijn ‘to read’-lijst. Dat gaat hij halen, gezien zijn leestempo.
Waarom vind ik dit zo bijzonder? Als crisismanager kennen we zijn beheerste, flegmatieke kant. Maar nu weten we ook dat daarachter een gretige, hartstochtelijke boekenverslinder schuilt. De bewindsman doet kundig zijn werk, maar de échte Klaas Dijkhoff kan niet wachten tot hij alleen is met een boek.
Dat stemt hoopvol: een binnenwereld die niet is opgegeten door de politiek.
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.