Het debat over Turkse Nederlanders lijkt alleen maar te polariseren, vooral na de rellen over het referendum. Het is hoog tijd voor een luider gematigd geluid.

Toen ik me in 2003 – het jaar dat Erdogan aan de macht kwam – in Istanboel vestigde als correspondent, ontmoette ik collega Erdal Balci. Erdal woonde toen al jaren in Turkije en schreef onder meer voor Trouw. Terwijl wij schreven over de ontwikkelingen in het land van onze (voor)ouders, zagen we Nederland veranderen. Na de publicatie van Paul Scheffers essay ‘Het multiculturele drama’ in 2000, de terroristische aanslagen van 11 september 2001 en de moord op Pim Fortuyn in 2002 veranderde het Nederlandse politieke klimaat en laaide het publieke debat over integratie en immigratie hoog op. Ik vond wat er gebeurde in mijn geboorteland uitermate interessant. Het imago van het tolerante Nederland stond ineens onder druk, het ideale beeld van een multiculturele samenleving was ontmaskerd en de stille onvrede wakker geschud.

Belazerd en machteloos.

In 2007 besloot ik om terug te keren. Erdal bleef in Turkije. Hij was toen nog hoopvol over het land dat een nieuwe koers leek te gaan varen onder het bewind van Erdogan. Zodra hij aan de macht was, zette Erdogan de luiken wagenwijd open naar het Westen. Hij was voornemens om in rap tempo hervormingen door te voeren om te voldoen aan de voorwaarden van de EU. De maatregelen waren bij lange na niet afdoende, maar het was een goed begin.

Zo hoopvol als Erdal destijds was over Turkije, zo hoopvol was ik toen over Nederland. Als journalist, documentaire- en opiniemaker probeerde ik telkens weer nuance aan te brengen in de beeldvorming over migranten. In het gepolariseerde Nederland is dat niet eenvoudig, maar juist daarom zo belangrijk. Toen onlangs rellen uitbraken over het referendum in Turkije, had ik het gevoel dat alles wat ik, en velen met mij, proberen op te bouwen in dit land kapot werd gemaakt door die relschoppers voor het consulaat. Ik voelde me belazerd en machteloos. Op Twitter en Facebook zag ik van alles voorbijkomen over de ‘kut-Turken’ in Nederland. ‘Zet ze op de trein,’ schreef een anonieme twitteraar. Ik en al die andere seculiere Turkse Nederlanders die niks te maken willen hebben met die nationalistische relschoppers stonden erbij en keken ernaar. Ik schreef erover in mijn column in het Algemeen Dagblad: ‘Wij zijn het spuugzat om in die spagaat te worden gedwongen waarin ook wij rekenschap moeten afleggen over onze loyaliteit aan Nederland – waar niks mis mee is – omdat we worden meegesleurd in de onheilspellende duistere wereld waarin Erdogan een god is en Nederland een land van “fascisten en nazi’s”.’

Betogers in Rotterdam betuigen steun aan Erdogan. Foto: Peter Hilz/HH

Een jaar geleden sprak ik Erdal, die inmiddels ook terug is in Nederland, weer. Ik interviewde hem voor mijn documentaireserie De Pen & Het Zwaard over de inperking van de Turkse persvrijheid. Erdal vertelde dat zijn grote liefde voor Turkije voorbij is: ‘Voor de grap zei ik altijd dat ik, als correspondent, Turkije naar de EU schreef. Inmiddels is de situatie in Turkije verschrikkelijk. Ik had geen zin om het land nu bij wijze van spreken naar het fascisme te schrijven. Ik vond het beter voor mijn kinderen om naar Europa te gaan.’ Wat mij het meest raakte, is dat Erdal zich bedrogen voelde door Erdogan die ‘iedereen’ zo lang op het verkeerde been had gezet door de schijn op te houden dat Turkije een modern en Europees land zou worden. Toen bleek dat de helft van de Turkse bevolking ondanks de autocratische koers die Erdogan nu vaart achter hun leider blijft staan, was het ‘klaar’ voor Erdal.

Ik denk de laatste tijd vaak na over mijn gesprek met hem. Waarom zijn wij als journalist emotioneel zo betrokken bij Turkije en Nederland? Voor een groot deel heeft het, denk ik, te maken met dat je je thuis wilt voelen omdat je houdt van je land. Dat gevoel is blijkbaar geen vanzelfsprekendheid, geen vastigheid, maar gebouwd op onzekerheid, omdat het afhankelijk blijft van externe factoren die wij niet kunnen ‘controleren’.

Bedreigd door nationalistische Turken

In 2011 maakte ik de documentaire Ik zie een verre reis over de groeiende groep jonge Turken die weg wil uit Nederland. Ik wilde de film maken omdat ik het verontrustend vind dat de jongste generatie Turkse Nederlanders zich in toenemende mate afzondert van de Nederlandse maatschappij. Ik ontdekte dat de tragiek erin schuilt dat deze jonge Turken tussen wal en schip belanden. Want ook in Turkije kunnen ze nooit aarden. Daarvoor zijn ze te Hollands. Het valt ze te zwaar om te wennen aan een cultuur die ze vooral kennen van de onbezorgde vakanties.

Ze vallen tussen wal en schip, want ook in Turkije kunnen ze nooit aarden.Ik heb eerder nooit echt last gehad van dat gevoel van ontheemdheid. Dat veranderde toen ik na mijn kritische column over de Turkijerel werd bedreigd door nationalistische Turken. Intussen werd in Nederland (alweer) de discussie gevoerd over het verbieden van de dubbele nationaliteit. Ik heb een verlopen Turks paspoort dat ik niet gebruik. Sinds het draaien van De Pen & Het Zwaard, waarin we kritisch zijn over Erdogan, leek het me onverstandig om bij een volgend bezoek als ‘Turkse onderdaan’ het risico te lopen opgepakt te worden. Vooral met de anti-Nederlandse sfeer die daar nu hangt. Daarom besloot ik mijn Turkse paspoort in te leveren. Nou, dat bleek niet zo eenvoudig. Er komt nogal wat bij kijken: verzoekschriften, uitleg, toestemming vanuit Ankara. Voor het eerst heb ik het gevoel dat ik ‘vastzit’.

Ik krijg veel bijval van Turkse Nederlanders die, tegen wil en dank, verantwoordelijk worden gehouden voor de positie en het imago van een hele gemeenschap. Steun komt ook van autochtone Nederlanders die blij zijn dat de ‘gematigde’ Turkse Nederlanders zich laten horen. Maar we moeten onze stem veel harder laten horen. Ik wil niet blijven steken in een debat dat niet verder gaat dan ‘terug naar eigen land’ en het ‘afschaffen van de dubbele nationaliteit’.