Het duurde even voor de vonk van Jan van Mersbergens proza bij mij oversloeg. Dat gebeurde met Morgen zijn we in Pamplona, zijn vierde roman die in 2007 verscheen, nu tien jaar geleden. Iedere schrijver schrijft een boek waarmee hij zijn schrijverschap identificeert, dit was het zijne. Zijn hoofdpersoon Danny is een bokser. Literair komt die keuze neer op een lakmoesproef, een ultieme test om de mate te peilen van wat je literair vermag. We kennen de grote Amerikaanse schrijvers die over boksen schreven. Vaak vanuit een romantische voorliefde voor wat intellectuelen zelf juist zelden zijn: getraind, fysiek gericht, bereid klappen te incasseren, zelfs zware schade te verduren. Ook kleeft er voor hen een verleidelijke noir-kant aan boksers, zeker aan vechters die over hun top heen zijn en zich toch laten strikken om nog één keertje het lot te tarten. Omdat ze gedwongen zijn door beroerde maatschappelijke omstandigheden, omdat ze maar één ding echt kunnen: boksen. Dat is niet...