Al snel nadat Barack Obama zijn intrede deed in het Witte Huis ontstond de Tea Party. Zo gezellig als de naam klonk, zo grimmig waren de protesten soms. De aanhangers wilden niet dat er steun kwam voor noodlijdende banken of huizenbezitters. Ze wilden lagere belastingen, minder overheidsuitgaven en dus zeker géén verplichte zorgverzekering, zoals de nieuwe president wilde.

Arlie Russell Hochschild las over de stormachtige opkomst van de curieuze beweging en schudde haar hoofd. Zoveel ongerichte boosheid was voor haar onverklaarbaar. Maar waar anderen het bij die constatering zouden laten, realiseerde zij zich iets dat haar nóg ongemakkelijker stemde: in haar hele omgeving kende ze geen enkele rechtse, conservatieve Republikein. Hoe kon zij nu begrijpen hoe zij dachten als beide kampen in hun eigen loopgraven bleven? Wie zijn deze mensen nu eigenlijk? Hoe denken zij? Wat is er gebeurd dat zij de wereld zien zoals zij die zien?

Progressieve enclave

Haar woonplaats Berkeley, aan de baai van San Francisco, is bij uitstek een progressieve enclave. In de sixties de broedplaats van hippies, tegenwoordig vooral een moderne, kosmopolitische stad met veel internationale studenten en een ongekend milieubewustzijn: op veel daken liggen zonnepanelen en op de weg zie je opmerkelijk veel elektrische auto’s en, voor Amerikaanse begrippen, heel veel fietsers. ‘Elk huishouden heeft wel vier verschillende vuilnisbakken om afval te scheiden,’ lacht Hochschild.

Links en rechts lijken op huisgenoten die elkaar nauwelijks tolereren en niet langer met elkaar praten, maar tot elkaar zijn veroordeeld in een huis dat nu door Donald Trump in de fik is gestoken.Voor iemand als Hochschild, die haar leven lang actief is geweest in het links activisme en de sociologie, de studie met vermoedelijk de hoogste concentratie aan marxisten en feministen, is dat allemaal leuk en aardig. Maar ze was zich ook bewust van de beperkingen: ‘Of ik nu met mijn man praat of met mijn buren of vrienden: we zijn het altijd met elkaar eens.’ We leven namelijk allemaal in een ‘politieke bubbel’, zoals zij het noemt. Die bubbel wordt bovendien versterkt door de slimme zoekmachines op internet en de sociale media. Daardoor nemen we steeds minder kennis van andere zienswijzen. En dat, zo meent Hochschild, leidt alleen maar tot nog meer verdeeldheid.

Dus besloot Arlie Russell Hochschild, gepensioneerd sociologe aan de universiteit van Berkeley en gevierd auteur van diverse populaire en bekroonde boeken, om te schrijven over de groeiende splitsing in de samenleving tussen links en rechts. Al eerder had een studie aangetoond dat Amerikanen niet langer vooral verhuizen vanwege werk, mooier wonen of prettiger weer, maar steeds vaker ook om onder mensen te zijn die denken zoals zij. Toen aan Amerikanen werd gevraagd of het hen zou ‘verontrusten’ als hun kind later zou trouwen met een lid van de andere politieke partij, antwoordde in 1960 niet meer dan 5 procent met yes. In 2010 was dat 33 procent onder Democraten en 40 procent onder Republikeinen.
In de metafoor van een commentator: links en rechts lijken op huisgenoten die elkaar nauwelijks tolereren en niet langer met elkaar praten, maar tot elkaar zijn veroordeeld in een huis dat nu door Donald Trump in de fik is gestoken.

Onzichtbaar obstakel

Hochschild wilde haar comfort zone zo ver mogelijk verlaten. Ze kwam uit in het zuidelijke Louisiana, dat in alles geldt als het tegendeel van Berkeley. Ter illustratie: bij de herverkiezing van Obama in 2012 zette landelijk 39 procent van de blanke stemmers een kruisje bij zijn naam. In het hele zuiden was dat 29 procent. In Louisiana 14 procent. Het behoort tot de armste staten: een op de vijf inwoners leeft onder de armoedegrens. Een kwart van de leerlingen maakt de middelbare school niet af. In geen andere staat zijn de mensen ongezonder; de levensverwachting in Louisiana is vergelijkbaar met die in Vietnam en Ecuador. Het heeft vast te maken met de onmetelijke milieuvervuiling in een strook van 135 kilometer langs de Mississippi, waar zo’n 150 fabrieken staan waar vroeger slaven werkten op de uitgestrekte suiker- en katoenplantages. Cancer Alley, zo wordt het gebied genoemd.

Er zit veel meer diversiteit in de groep Trumpstemmers dan wordt aangenomen.Hier, in het hart van het arme, conservatieve Amerika, wilde Hochschild de mensen leren kennen om te begrijpen waarom ze zich zo verzetten tegen de overheid. In een periode van vijf jaar kwam ze er geregeld. Ze sprak er intensief met zestig mensen; veertig van hen waren destijds aanhangers van de Tea Party. Allemaal zeggen ze bij de verkiezingen te gaan stemmen op Trump.

Ze schreef er een fascinerend boek over: Strangers in Their Own Land. Het kwam vorige maand uit en is nu al genomineerd voor de prestigieuze National Book Award. ‘Het beste boek dat een buitenstaander schreef over de Tea Party,’ meldde zakenblad Forbes. Het beschrijft ‘een wereld die vaak wordt genegeerd of gekarikaturiseerd in de media en door veel progressieven,’ schreef The Nation, en dan ook nog ‘in levendig detail’.

Wat is volgens u de fout die mensen maken als ze denken over de aanhangers van Trump?
‘Dat je niet met ze kunt praten. Dat ze dom en racistisch zijn.’

Lees ook‘Het probleem van de democratie ligt bij de kiezers’10 november 2016Is dat dan niet waar?
‘Laat ik het zo zeggen: er zit veel meer diversiteit in deze groep mensen dan wordt aangenomen. Veel mensen die ik sprak, waren juist goed geïnformeerd en intelligent. In andere gebieden waren ze ook best succesvol. Zo heb ik veel opgetrokken met een briljante accountant die toevallig niet gelooft dat Obama een christen is en waarschijnlijk ook geen Amerikaan. Toch zou ik haar niet dom noemen.’

Een jaar geleden, tijdens de opkomst van Trump, bleek uit een opiniepeiling dat 66 procent van zijn aanhangers meende dat Obama een moslim is.
‘Tja, het is een overtuiging die ik niet deel en de meeste Amerikanen niet. Trump zie ik als een groot gevaar. Ik ben bang voor de mogelijkheid van een fascistische leider. Ik moest dan ook over een “empathiemuur” klimmen om te begrijpen hoe deze mensen dachten en hoe zij zich voelden.’

Wat bedoelt u met een empathiemuur?
‘Dat is een onzichtbaar obstakel om een ander te begrijpen. Het staat tussen mensen in. Zo’n muur zorgt ervoor dat we onverschillig worden of zelfs vijandelijk jegens mensen die niet hetzelfde denken als wij.’

Wat waren uw eigen vooroordelen?
‘Ik had gedacht dat ze boos waren. Dat waren ze niet. Integendeel, ze waren gewoon net als ik bezorgd over hoe ons land steeds meer verdeeld raakt. Ik had gedacht dat ze heel gesloten zouden zijn en mij wellicht zouden afwijzen. Integendeel, ze waren juist erg gastvrij en hartelijk, hielpen me met mijn onderzoek en namen me mee naar de kerk of hun favoriete visvijver. Het was niet alleen maar zo dat ik probeerde hén te bereiken, maar zij probeerden míj ook te bereiken.’

Wat waren hun voordelen over u?
‘Ik denk dat ze bang waren dat ik hen zou afschilderen als racisten. Het Zuiden wordt namelijk vaak beschuldigd van racisme. Ik heb dat heel vaak gehoord: wij weten heus wel dat jullie allemaal denken dat we racisten zijn. Zelf zien ze zich niet zo. In hun ogen is een racist iemand die het N-woord gebruikt en die zwarten haat. Nou, zeggen zij: wij gebruiken het N-woord niet en wij haten zwarten niet, dus wij zijn geen racisten.’

Dat is een vrij minimale opvatting van racisme.
‘Ja, dat ben ik met u eens. Ik vroeg een man hoe het was toen op de scholen de blanken en zwarten werden geïntegreerd. Hij zei dat er in zijn eerste jaar maar één klasgenoot zwart was; aan het einde van zijn school was de halve klas zwart. Ik vroeg hem of hij nieuwe vrienden had gemaakt en toen volgde een heel lange pauze, waarna hij zei: “U zet me aan het denken.” Dat typeert volgens mij het gebrek aan een open, respectvolle dialoog over een heel belangrijk onderdeel van onze geschiedenis. Dat deel is volledig bevroren in oordelen.’

Wisten zij dat u en uw echtgenoot in de jaren zestig in Mississippi actief waren in de beweging voor burgerrechten, inclusief stemrecht voor zwarten?
‘Ik ben er zelf nooit over begonnen. Ik ben altijd eerlijk geweest over wie ik was en wat ik kwam doen, maar als me er niet naar gevraagd werd, vertelde ik niet over mijn activisme.’

En die keren dat u er wel over heeft verteld?
‘Dan haalden ze hun schouders op. Het was nooit een probleem.’

Vrijgelaten slaven

Halverwege de negentiende eeuw gold Louisiana als het centrum voor slavenhandel. Kuststad New Orleans was een van de rijkste steden van de Verenigde Staten. Bijna de helft van de inwoners van Louisiana werd als slaaf gehouden. Nadat een afscheiding mislukte, bleef de staat zich verzetten tegen de afschaffing van slavernij. Die strijd werd definitief verloren toen de noordelingen in 1865 de uiterst bloedige Amerikaanse Burgeroorlog wonnen. Louisiana bleef achter met een volledig verwoeste infrastructuur en zou steeds meer wetten opgelegd krijgen vanuit Washington DC. De vrijgelaten slaven kregen steeds meer grondrechten.

Die geschiedenis wordt gezien als een belangrijke verklaring voor het hedendaagse verzet tegen overheidsbemoeienis. Toch is dat niet de beste verklaring, vindt Hochschild. Er speelt iets anders: een gevoel dat de noorderlingen telkens hun ‘morele vingertje heffen’. Want als je abortus verwerpelijk vindt, als je niet zo dol bent op het idee dat twee mannen met elkaar trouwen, of als je vindt dat een grondwettelijk recht als wapenbezit heilig is, dan word je weggezet als een slecht mens. Dan word je bespot door de liberale elite die zichzelf zo verlicht vindt en die wil bepalen hoe jij je kennelijk móét voelen: blij voor de homo’s die eindelijk mogen trouwen, verdrietig om het lot van de Syrische vluchtelingen, volgzaam om belasting te betalen…

Positieve discriminatie

Als sociologe maakte Hochschild in de jaren zeventig en tachtig naam met haar stelling dat menselijke emoties in sterke mate cultureel zijn en dat er in elke samenleving ‘gevoelsregels’ bestaan die voorschrijven hoe je je geacht wordt te voelen. In Louisiana heeft ze lang gezocht naar wat zij ’the deep story’ noemt: het onderliggende verhaal, een verslag van het leven zoals het voor de mensen vóélt. Zo’n verhaal hebben we volgens haar allemaal. Het ligt ten grondslag aan onze overtuigingen, aan hoe wij de wereld zien. Dat ‘diepe verhaal’ van rechts, conservatief Amerika heeft ze verpakt in een metafoor en het gaat als volgt (Freke Vuijst beschreef het ook al in haar bespreking van Strangers in Their Own Land in VN):
Lees ookHet gevoel van de hillbilly13 oktober 2016Je staat in een rij. Het is als een pelgrimstocht. Ergens aan de horizon bevindt zich de Amerikaanse Droom. De rij is tot stilstand gekomen. Er zit al een tijdje geen beweging in. Je staat al een tijd geduldig te wachten met een zekere hoopvolle verwachting. Voor je zie je met name andere blanken, vooral mannen, wat ouder, veelal christenen. Sommigen hebben geleerd, anderen niet. Allemaal hebben ze altijd hard gewerkt en hun best gedaan, net als jij. Dan zie je opeens mensen die voordringen. Het zijn zwarten die dankzij programma’s voor positieve discriminatie voorrang krijgen bij huisvesting of onderwijs. Het zijn vrouwen die ineens baantjes toebedeeld krijgen die voorheen altijd naar mannen gingen. Het zijn immigranten en vluchtelingen, die helemaal niet in de Verenigde Staten zijn geboren, maar ook al een speciale behandeling krijgen. Er wordt om begrip gevraagd. Ach, je ziet jezelf als een goed mens met een goed hart, dus enig begrip voel je wel. Maar toch klopt er iets niet.

En dan zie je de president, Barack Hussein Obama. Hij zwaait vrolijk naar al die mensen die zijn voorgedrongen. En ineens besef je: verrek, dát is de vent die al die anderen laat voorgaan! Trouwens, is hij zelf niet ook voorgedrongen? Hoe kon die Obama eigenlijk op Harvard studeren, als zoon van een alleenstaande moeder? En wacht eens even: de rij staat helemaal niet stíl, je wordt terúggedrongen! Hij geeft zelfs voorrang aan bedreigde diersoorten, want zelfs díe vindt hij belangrijker dan jou. Dit is niet langer jouw president. Dit is niet de overheid die jouw steun verdient.

Telkens als Hochschild dit verhaal voorlegde in Louisiana, ontmoette ze instemming. U leest mijn gedachten, zeiden ze. Dit is precies hoe ik het voel.

Er is iets vreemds aan de hand: als een van de armste staten wordt Louisiana juist onderhouden door de federale staat.
‘Ja, ik ben me zeker bewust van die paradox. In de Verenigde Staten zijn het de armste staten – met de laagste levensverwachting, de slechtste gezondheid, het belabberdste onderwijs, de meeste echtscheidingen en de ergste milieuvervuiling – waar wordt gestemd op de Republikeinen die juist een kleine overheid willen, terwijl ze in deze staten meer geld ontvangen van de federale overheid dan ze aan de schatkist bijdragen via belastingen. Je zou denken: wacht eens, als je zoveel problemen hebt en als de overheid je helpt, waarom heb je dan zoveel kritiek op de helpende hand?’

Hoe kijken zij tegen die paradox aan?
‘Daar zijn ze zich heel erg bewust van. Ze zijn niet gek. Maar ze vinden die feiten simpelweg minder belangrijk dan hun gevoel.’

Is dat achtergestelde gevoel niet vreemd in een land waar de politie wordt beschuldigd van racisme en waar een presidentskandidaat vrouwen en immigranten voortdurend schoffeert?
‘Of het nu vreemd voorkomt of niet, zij voelen zich in de steek gelaten, terwijl anderen worden geholpen. Laten we niet vergeten dat veel blanke arbeiders een grimmig economisch vooruitzicht hebben. Steeds meer banen worden geautomatiseerd of verplaatst naar overzeese gebieden. Hun lonen zijn al heel lang niet meer gestegen en de uitkeringen zijn lager geworden. Vorig jaar zijn de inkomens in Amerika gestegen, vooral aan de onderkant van de samenleving. De stijgingen waren het meest pregnant voor zwarten, Latino’s en immigranten, maar het minst voor Amerikanen buiten de stedelijke gebieden.’

Hun gevoel is dus terecht, vindt u?
‘Of het gevoel nu feitelijk onderbouwd is, en terecht of niet, en of anderen het er nu mee eens zijn of niet: dít is hoe ze zich voelen en dat is het belangrijkste. Zij zien de overheid als een instrument van hun eigen marginalisering.’

Sommigen zien hun marginalisering als een verlies van de moraal.
‘Of is het een afname van het moreel? We zien bij de arbeiders van middelbare leeftijd een verontrustende stijging van dood door overmatig gebruik van drugs en alcohol of door zelfmoord. Met name bij de onderste 30 procent van de blanke beroepsbevolking zie je veel gebroken gezinnen, minder kerkbezoek en minder vertrouwen in buren. Dat zijn voor mij geen tekenen van verlaten waarden, maar van verloren hoop. Veel mensen zijn aan het rouwen. Zij ervaren een verlies en zijn daar verdrietig om. En ze voelen angst, want ze maken zich zorgen over de toekomst van hun kinderen als al het werk is overgenomen door machines of weggegeven aan andere landen. En wanneer zij dan hun progressieve, stadse landgenoten in het noorden of langs de kust horen zeggen dat ze niet moeten klagen omdat ze zo bevoorrecht zijn, dan voelt het alsof zij een klap krijgen.’

Hoe sluit dit boek aan bij uw eerdere werk over de sociologie van emoties?
‘Het sluit heel goed aan. Ik ging vooral naar Louisiana om te leren over de onderliggende emoties en gevoelens. Wat je ziet op televisie is boosheid, maar wat eronder ligt, is rouw om een samenleving en een levensstijl die er niet meer is, om een land dat zij niet langer herkennen als het hunne. Ze voelen verdriet, pijn en angst. Trump speelt daar als geen ander op in, bewust of instinctief. Hij richt zich niet op gedetailleerde beleidsplannen, maar op het uitlokken van een emotionele reactie van zijn aanhangers. Zijn woorden – waarin hij rept van dominantie, nationale trots en persoonlijk succes – zetten aan tot een verandering op emotioneel niveau. Al jarenlang voelen de aanhangers van Trump schaamte, maar ze willen zo graag trots zijn, great again.’

Spreekt Donald Trump meer tot dat sentiment dan Hillary Clinton?
‘O ja, absoluut. Geen enkele twijfel.’

Wat zegt ons dat over de stand van de linkse politiek?
‘Het zegt ons dat links erg in zichzelf gekeerd is. Ze praten alleen met zichzelf. Blanke arbeiders verlaten de Democratische Partij in groten getale, en de partij doet niet haar best hun tegemoet te komen, ook al betreft het hier haar traditionele achterban. Datzelfde is overigens aan de gang in Europa. Het lijkt wel alsof linkse leiders dit simpele feit niet willen erkennen. Ik denk dat dit een grote vergissing is.’

Wat is het ‘diepe verhaal’ van politiek links in de Verenigde Staten, de flank waar u bij hoort?
‘Dat is een verhaal waarbij we allemaal rondom een plein staan. In het midden staat een wetenschapsmuseum voor kinderen, gebouwd met het geld dat we allemaal hebben bijeengebracht. Het is een prachtig museum, gratis voor iedereen, ongeacht kleur of klasse. Op dat plein staan ook scholen en bibliotheken. We zijn er allemaal ontzettend trots op. Dan zien we anderen het plein opkomen. Het zijn de rechtse, conservatieve mensen die alles willen afbreken wat we samen hebben opgebouwd. Met een bulldozer maken ze ons museum stuk en met de brokstukken bouwen ze verderop een McMansion, zo’n protserig huis dat je veel ziet in onze buitenwijken. En wij, de mensen rondom dat plein, zijn boos, want dit is niet juist. Zij nemen van ons af wat wij hebben opgebouwd en wat wij zo waarderen.’

Zij zeggen: wij gebruiken het N-woord niet en wij haten zwarten niet, dus wij zijn geen racisten. Foto: Sheila McLaughlin
Ouderschapsverlof

Als we elkaar spreken, zit er zesduizend kilometer tussen ons in. Arlie Russell Hochschild, 76 jaar, is op tournee. Tussen een reeks aan spreekbeurten, signeersessies en radio-interviews in zit ze deze zondag in oktober in een hotelkamer in Washington DC, de door haar studieobjecten zo gehate hoofdstad.

Bij de suggestie dat ze de afgelopen jaren ook lekker in Berkeley had kunnen genieten van de zon, moet ze lachen. ‘Ik schrijf graag en ik ontmoet graag nieuwe mensen,’ zegt ze. ‘Dat is toch waar pensioen voor is? Om te doen wat je leuk vindt?’ Ze begint zelfs over haar volgende project: een verklaring van de ontkenning van de gevolgen van klimaatverandering bij de mensen die er waarschijnlijk het meest onder zullen lijden.
Politiek was een nieuw terrein voor haar; de werkwijze was dat niet. Voor haar boek The Second Shift onderzocht Hochschild hoe ouders tijd maken voor hun kinderen als ze allebei buitenshuis werken. Dan zat ze aan de keukentafel in een schriftje te noteren of een kind om zijn papa of mama vroeg en wie van hen de telefoon opnam. Voor The Time Bind bekeek ze op de parkeerplekken van fabrieken en kantoren hoe afgepeigerde werknemers naar huis snelden. Ze trok op met kinderjuffen uit de Filipijnen die hun eigen kinderen hadden verlaten om te zorgen voor de kinderen van rijke Amerikanen (Global Woman) en ze sprak met draagmoeders in India die hun baarmoeder verhuurden aan westerse klanten (The Outsourced Self).

Voor de sociologe was haar werk meer dan een academische studie. Ze was een activiste. De invoering van betaald verlof voor werkende, jonge ouders – een beleid dat in ongeveer alle ontwikkelde landen wordt gevolgd, behalve in de Verenigde Staten – leek haar een oplossing die iedereen zou verwelkomen. Hochschild was verbaasd te merken dat dit niet zo was. Uitgerekend aan de rechterflank, waar familiewaarden zo belangrijk worden geacht, moest men er niets van hebben. Kennelijk is de afkeer van overheidsbemoeienis daar zo groot, realiseerde zij zich, dat de voor Hochschild en haar progressieve vrienden zo voor de hand liggende beleidsvoorstellen – niet alleen over ouderschapsverlof, maar ook over milieubescherming of hulp aan daklozen – stuiten op stijf verzet. En dat zette haar aan het denken.

Wat was uw grote inzicht?
‘Ik realiseerde me dat we de mensen die de overheid meer zien als een probleem dan een oplossing moeten begrijpen. Anders zal er voor altijd een dikke streep komen door mijn agenda voor invoering van ouderschapsverlof en betaalbare kinderopvang. Dat lot zal ook veel andere progressieve thema’s treffen: het gaat gewoon niet gebeuren, tenzij we onze tegenstanders leren begrijpen. Pas dan is het mogelijk om ons verdeelde land te verenigen.’

Hoe kan de VS weer meer verenigd worden? Niet iedereen kan het land jarenlang doorkruisen om ‘de ander’ te ontmoeten.
‘Je hoeft niet zo ver te reizen om iemand te vinden die anders denkt dan jij. We leven allemaal op ons eigen eilandje, maar in elke stad vind je mensen die voor Trump zijn, net zoals je in elke buitenwijk mensen vindt die voor Clinton zijn. De kunst is om met hen het gesprek aan te gaan, goed te luisteren en wellicht op zoek te gaan naar overeenkomsten.’

Samen een kopje thee drinken?
‘Ja, gewoon een gesprekje aanknopen op straat, bij de boodschappen, in de speeltuin. Wat houdt je tegen?’

Bent u van plan terug te gaan naar Louisiana of heeft u dat hoofdstuk afgesloten?
‘O, ik ga zeker terug. En nu ik er minder vaak ben, maken zij plannen om naar Berkeley te komen. Met Thanksgiving komt een moeder met haar kinderen bij ons op bezoek – allemaal trotse leden van de Tea Party.’

Hoe kijken uw vrienden in Berkeley daar tegenaan?
‘Ze vinden het wat vreemd. Toen ik vertelde dat mijn boek af was, zeiden ze: je zult wel blij zijn dat het nu eindelijk klaar is. Of ze gingen ervan uit dat het heel erg moeilijk en vreselijk voor me moet zijn geweest. Maar ik vond het juist ontzettend leuk. Het was heerlijk om te merken dat een gesprek met andersdenkenden heel goed mogelijk is, en dat onze verschillen gewoon worden geaccepteerd en soms zelfs het onderwerp worden van een zachte, vriendelijke spot – óók zelfspot, trouwens. Dat kunnen we in deze polariserende tijden wat meer gebruiken.’

U bent, zo blijkt, niet voor niets de dochter van een diplomaat.
‘Ha, inderdaad. Ja, in zekere zin zet ik het werk van mijn vader voort. Alleen ben ik niet banden aan het smeden tussen landen, maar tussen het ene en het andere deel van één land.’

Wat verwacht u van de verkiezingen?
‘O hemel, de verkiezingen! Ik denk dat Clinton zal winnen.’

Clinton heeft gezegd dat de helft van de supporters van Trump ‘deerniswekkend’ zijn. Is zij wel iemand die een verdeelde natie samen weet te brengen?
‘Dat is een lastige vraag. Ik hoop het van harte. Weet u, ik zou dolgraag met haar naar Louisiana gaan en haar voorstellen aan de mensen die ik heb leren kennen. Dan zou ik zeggen: kijk, dit zijn ze nou. Het zijn eigenlijk best redelijke mensen en zij voelen zich niet aangesproken door de Democratische Partij. Als partijleider, en zeker straks als president, kunt u hen niet langer negeren.’

Voelt u nu meer sympathie voor uw rechtse, conservatieve landgenoten?
‘Jazeker. En dat had ik niet verwacht. Ik begrijp nu beter hoe ze denken en wat erachter zit.’