Tegen het eind van het interview breekt Geert Kloppenburg. Opeens rolt er een traan over zijn wang, midden in een betoog over mobiliteit. Met haperende stem gaat hij door. ‘Het kan. Het kan, het kan, het kan. Dat is het lastige van mijn werk. Dat je denkt: godverdomme. Het kán gewoon anders, en dan kunnen we zo veel leed besparen. Kli­maatverandering, luchtverontreiniging, tientallen kinderen die elke dag worden aangereden, mensen die in isolement zitten omdat ze geen toegang hebben tot fatsoenlijk openbaar vervoer. Maar dan kom ik bij het ministerie, en dan gaat het weer over miljarden investeren in meer rails of meer weg. Terwijl daar het probleem helemaal niet zit!’

Waar zit het probleem dan wel?

‘In de buitenwijken. Plekken waar veel sociale huurwoningen zijn. Hoofddorp, Zoetermeer, Schalkwijk. Dáár moeten we dingen voor regelen. Er komt daar amper een bus. Er komt daar bijna niets! Dat betekent dat mensen daar aangewezen zijn op één systeem, en dat is de auto.’

Waarom is dat erg?

‘Omdat iedereen zich fatsoenlijk moet kunnen verplaatsen. Om anderen te kunnen ontmoeten, te werken, of naar sport, het theater of de bingo te gaan. Maar de enige manier om dat te doen als je buiten het centrum woont, is met de auto. Dat is ten eerste veel duurder dan een slim collectief systeem, zeker met de huidige brandstofprijzen. Mensen die het financieel al zwaar hebben, rijden rond in dure vervoersmiddelen, of ze kunnen het zich überhaupt niet veroorloven om zich fatsoenlijk te verplaatsen. Ten tweede zijn zij nu aan­gewezen op een systeem dat voor het klimaat totaal niet houdbaar is. Ze krijgen te horen dat hun auto vervuilend is, terwijl er helemaal geen alternatief is. Naar dat probleem wordt helemaal niet omgekeken.’

Is dat echt zo, dat daar niet naar wordt gekeken?

‘Ja, want de huidige verkeersmodellen gaan uit van reistijdwinst. Daar gaat het de hele tijd over. Daar waar het druk is, zorgen we voor extra asfalt, sporen of treinen. Als honderdduizend mensen een uur in de file staan, dan kent de overheid daar een waarde van honderdduizend keer tien euro aan toe (de zogenoemde reistijdwaardering, TdJ). Mensen geloven dat niet, maar het is echt waar. Als er honderdduizend mensen in de file staan, kost dat dus zogenaamd een miljoen. Daar zijn vervolgens alle inspanningen op gericht. Terwijl we ook een systeem kunnen bouwen dat voor iedereen betaalbaar is, dat duurzaam is, waarbij er op straat ruimte is voor ontmoetingen en voor kinderen om veilig te spelen. Maar de markt gaat zo’n systeem niet bouwen. Daarom word ik helemaal gek als ik bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ben en zij zeggen dat de markt voor die nieuwe systemen moet gaan zorgen.’

Stad van de toekomst

Hoe ziet de stad van de toekomst eruit? Meer dan 12 miljoen mensen wonen in Nederland in de stad, en dat worden er alleen maar meer. De stad is een plek waar we wonen, leven en samenleven. Maar ook een plek waar veel van onze maatschappelijke problemen samenkomen. Welke pijn staat de stedelingen te wachten? En: is er een vergezicht waar we ons aan vast kunnen houden? Journalist Tim de Jong onderzoekt de komende maanden hoe de stad verandert en wat ons te doen staat.

Duurzame mobiliteit

Geert Kloppenburg is een man die maniakaal met zijn missie bezig is. Rode draad daarbij is duurzame mobiliteit. In 2006 probeerde hij als jonge ondernemer de Tuk Tuk naar Nederland te halen en te elektrificeren. Met wisselend succes. Hij was als mobi­liteits­expert betrokken bij Urgenda, mede-oprichter van de Nederlandse branche­vereniging voor elektrisch vervoer, grondlegger van de gedragscampagne Low Car Diet en als adviseur betrokken bij de snellaadstations van Fastned.

De afgelopen jaren is hij vooral bezig met duurzame mobiliteit in steden. Op zijn website staat een video waarin je hem aan het werk ziet. De helft van de tijd heeft hij een microfoon in zijn hand om anderen te vragen hoe het beter kan. De andere helft zie je hem wijzen naar dingen die hij ziet op straat. Zo sprak hij inmiddels honderden wetenschappers, ondernemers en beleids­makers, en ging hij kijken bij goede voorbeelden over de hele wereld. De ideeën die daaruit voortkomen, probeert hij, bijna wanhopig, behapbaar te maken voor de rest van de wereld.

Al voordat we elkaar spreken, is Kloppenburg los. Via WhatsApp stuurt hij zijn minidocu De stad van nu en straks, gevolgd door een video waarvoor hij dertig dagen Nederlandse kruispunten heeft gefilmd om te laten zien in wat voor gevaarlijke situaties kinderen naar school moeten fietsen. Daarna volgt een video over elektrische bussen in Groningen en nog twee video’s. Als de storm even is gaan liggen, stuurt hij een excuus voor alle berichten, nog een video over het anders gebruiken van bestaande infrastructuur en nog ‘één laatste’ video met zijn ideeën over openbaar vervoer. Vier minuten later komt er nog een artikel over hoe ver we nu af zitten van De Stad van de Toekomst. Kloppenburg hoef je niet op gang te helpen, zoveel is duidelijk. Tussen al het materiaal door spreken we af bij zijn huis in Zandvoort.

Na een uitgebreide rondleiding gaan we in de tuin zitten. Op de vraag hoe zijn ideale stad van de toekomst eruitziet, is hij opeens stil.

Na even aarzelen en een diepe zucht: ‘Ik merk dat de vraag me stoort, omdat ik ’m zo vaak voorbij zie komen in presentaties en rapporten. Dan komen er van die debiele plaatjes van drones en hyperloops en is alles opeens opgelost. Waarom praten we niet eerst over de vraag vanuit welke waarden we die toekomst moeten vormgeven? Waarbij we niet alleen over groei nadenken, maar ook over een stad waarin gemeenschap belangrijk is, de commons (gemeenschappelijke middelen die door alle leden van een samenleving gebruikt mogen worden, TdJ), over een stad die voor iedereen toegankelijk is, waar verschillende mensen door elkaar kunnen wonen, waar ruimte is voor ontmoeting.

Wat ik echt een mooi voorbeeld vind, zijn de Amsterdamse Waterleidingduinen. In 1900 bedacht men dat we schoon water voor iedereen nodig hebben. En dat hebben we gedaan, met een supergoed systeem. Water door het zand en schoon water voor iedereen. We hebben toen niet gedacht: als je schoon water wilt, dan koop je maar een flesje Spa blauw. Een systeem dat voor sommigen wel te betalen is en voor anderen niet, en voor een hoop rommel zorgt. Zo zouden we bij mobiliteit ook moeten denken. En dat kán dus ook. Dat iedereen zich op een betaalbare en fijne manier kan verplaatsen. Als we dat op de juiste manier aanpakken, vanuit de juiste waarden, dan krijg je er zo’n vette stad voor terug.’

Als u vanuit die waarden nadenkt, hoe gaat onze mobiliteit er dan uitzien?

‘Dan krijgen we een nieuwe vorm van publiek vervoer. Waarbij niet alleen treinen, bussen en trams onderdeel zijn van ons openbaarvervoernetwerk, maar ook deelfietsen en elektrische auto’s. Die zijn voor iedereen beschikbaar en kun je overal inleveren. Iedereen kan alles met één simpele pas doen en kan het ook begrijpen. Als je uit de trein komt, dan zie je de kleinere vormen van vervoer al staan. Je hebt er geen ingewikkelde app voor nodig, dus het is voor iedereen makkelijk en logisch. En we maken het ook betaalbaar. Voor minder dan honderd euro per maand kun je alles pakken.’

Hoe gaan we zo’n systeem voor elkaar krijgen?

‘Ik ben nu bijvoorbeeld met woningcorporaties in gesprek. Stel nou dat je tien elektrische deelauto’s ter beschikking stelt per honderd mensen. En twee wat grotere om bijvoorbeeld naar de Gamma te gaan. Door dat collectief te regelen, scheelt het uiteindelijk enorm veel geld. Omdat je twaalf in plaats van tachtig auto’s nodig hebt. Bovendien is elektrisch rijden per kilometer veel goedkoper, dus de duurdere aanschaf van elektrische auto’s heb je er zo uit. We moeten gewoon veel slimmer gebruiken wat we al hebben, dan hoeven we amper te investeren in infrastructuur.

‘Bakken van 2600 kilo om in de stad één iemand van tachtig kilo te vervoeren. Dan zijn we helemaal de weg kwijt.’

Ik moet dan altijd weer het voorbeeld gebruiken van de Grand Prix hier in Zandvoort, waar ik verder helemaal niks mee heb. Maar je zag toen wel dat het kan. Eén keer moest het anders. En opeens reden er twaalf treinen per uur over hetzelfde spoor; 25.000 mensen kwamen op de fiets. Bussen hadden vrije doorstroom. Op een normale stranddag staat alles hier al vast, en nu stroomde alles in één keer door.’

Dus er hoeft geen subsidie bij zo’n systeem?

‘Op de lange termijn niet, nee. Het moet alleen worden aangejaagd door de overheid, omdat het een grootschalige innovatie is. Dat gaat de markt niet doen, die zit gevangen in een kapitalistisch systeem met terugverdientijden van vijf jaar. Als we dit haalbaar en betaalbaar willen maken, moet het op basis van andere waarden. De auto-industrie is nu bezig met het elektrificeren van SUV’s. Bakken van 2600 kilo om in de stad één iemand van tachtig kilo te vervoeren. Dan zijn we helemaal de weg kwijt. Dat heeft niets te maken met ervoor zorgen dat iedereen zich op een fijne en duurzame manier kan verplaatsen.’

Kan dat allemaal binnen het huidige systeem? Want daar lijkt u tussen te schipperen. Aan de ene kant draagt u oplossingen aan binnen het systeem, zoals met die woningcorporaties. En aan de andere kant pleit u voor een totaal ander systeem, waarbij het niet om groei gaat, maar om andere waarden.

Na een lange stilte: ‘Ja, die groeidiscussie moet je wel eerst hebben.’

Maar dan zijn we minstens tien jaar verder. En ik heb u in een van uw video’s horen zeggen dat we het nu helemaal anders moeten gaan doen, nu we weer nieuwe wijken gaan bouwen. Omdat we anders weer decennia aan het verkeerde systeem vastzitten.

‘Dat is altijd lastig. Ik moet zelf ook oppassen om niet steeds weer dingen te bedenken die toch weer uit kapitalisme voortkomen. Waar het om gaat is: het elektrificeren van auto’s is goed, dat helpt. Maar we moeten tegelijk van acht miljoen auto’s terug naar vier miljoen, waarvan er één miljoen in de commons zitten. Dat is iets heel anders dan het spoor waar we nu op zitten. In 2000 hadden we nog zes miljoen auto’s in Nederland en nu zijn dat er bijna negen miljoen. In het regeerakkoord wordt die lijn doorgetrokken, met de ambitie om die auto’s allemaal te elektrificeren. Dat is op debiele groei berekend. We hebben veel minder zon, wind en geld nodig als we het slimmer en collectiever regelen.’

Kloppenburg gaat rechtop zitten. ‘En nu ben ik meteen weer enthousiast. Bij woningcorporaties kun je de energierekening met zonnepanelen flink omlaag brengen voor mensen in sociale huurwoningen. Alleen is het probleem dan altijd: wat als de zon niet schijnt? Met die gemeenschappelijke elektrische auto’s kunnen we dat oplossen. In Utrecht gebeurt het. Robin Berg heeft daar elektrische deelauto’s neergezet, die worden opgeladen met zonne-energie. Als die energie later nodig is in de woningen, dan gaat de energie van de auto’s terug naar de woningen. Het is magie, ongelooflijk knap wat ze daar doen. Of nog zo’n voorbeeld: ga ’s avonds eens kijken in een ondergrondse parkeergarage op de Zuidas. Na zes uur komt daar geen hond meer. De gemeente had bij het uitgeven van die vergunning moeten zeggen: u krijg ’m alleen als aan het einde van de middag de slagbomen opengaan. Dan kunnen wij deze ruimte gebruiken om de auto’s uit de woonwijken weg te halen. Het gaat om dat soort fijnmazigheid.’

Geert Kloppenburg

 

Met eigen ogen kijken

Kloppenburg is graag in Parijs om zich te laten inspireren. Bijna altijd komt hij tijdens die trips groepjes tegen die op studiereis zijn. Groepjes die zich ook laten inspireren. Door de metro die elke minuut rijdt. Door de elektrische deelfietsen en het tempo waarin de stad transformeert van autostad naar aantrekkelijke fietsstad. Kloppenburg: ‘Maar die groepjes zijn altijd in het centrum. Als ik dan vraag of ze ook in de banlieues hebben gekeken, krijg ik verbaasde blikken. Jij? Ben jij daar met je bekakte kop geweest? In die banlieues wonen niet twee miljoen mensen, zoals in het centrum, maar acht miljoen mensen. Toch is daar geen hippe deelfiets te bekennen. En we denken dat die situatie in Nederland anders is, maar dat is niet zo. Ga maar eens kijken aan het einde van de metrolijnen in Amsterdam of Rotterdam. Of het einde van tramlijn in Den Haag Zuidwest. Daar zijn niet eens OV-fietsen.’

Wie moet daar iets aan gaan doen?

‘Ik ben met de campagne Low Car Diet veel met bedrijven bezig geweest en als zelfstandig adviseur met allerlei verschillende organisaties. En ik ben tot de conclusie gekomen dat het echt van de overheid moet komen. Daar kwamen die tranen net ook vandaan. Ik zie dat het anders kan, maar ook hoe weerbarstig de praktijk is. Dan sta ik daar bij het ministerie en zeggen ze dat de markt dit moet oplossen. Als die bullshit bingo nou in godsnaam een keer op kan houden. Je kan dit niet vragen van de markt. We hebben Waterleidingduinen nodig, collectieve systemen. De markt moeten we op alle mogelijke manieren regulieren, want dit is het publieke domein. Daarom heb ik het liever ook niet over autodelen, want dan zit je gelijk in het frame van Snappcar, Car2Go en Felyx. Die gaan niet iets aan die buitenwijken doen, die ontwikkelen oplossingen voor de yup.’

Hoe krijg je mensen binnen de overheid zover?

‘Ik wil dat ze met eigen ogen gaan kijken. We sturen nu op allerlei data die helemaal niet compleet zijn. We hebben cijfers van files, OV-chipkaarten en aantallen verkeersdoden. Maar daar zit ook heel veel niet in. Mensen die werken bij sorteercentra en havenbedrijven en na hun nachtdienst geen andere optie hebben dan de auto. Dat zit amper in de verkeersmodellen. Het geluid, de uitstoot, de ruimte die we op andere manieren kunnen benutten, de verkeerschaos, of een kind rustig naar school kan fietsen, het zit er allemaal niet of nauwelijks in.’

Geert Kloppenburg

Het kan allang

Kloppenburg wil iets laten zien in zijn werkkamer. Hij zoekt een tijd tussen tientallen mappen en honderden bestanden en laat me dan een video zien. ‘Kijk, dit is wat je ziet als je op straat gaat kijken.’ Op de video zie je de Bilderdijkstraat in Amsterdam, net buiten de grachtengordel. Op de stoep staat een bestelauto (‘Dat zit ook niet in de modellen, al het verkeer van de besteleconomie’). Een vrouw die over de stoep loopt, probeert er eerst links langs te gaan, maar daar is geen ruimte. Als ze aan de andere kant van de stoep gaat kijken, schrikt ze, want daar komt een fietser in tegengestelde richting. Na een paar keer proberen geeft ze het op en draait zich om.

Daarna laat hij een video zien van een kind dat op een haar na wordt geschept op een van de kruispunten waar hij dit meermalen heeft zien gebeuren. En een video van een buitenwijk, waar naast auto’s geen andere mogelijkheden van vervoer zijn. Kloppenburg: ‘Hier moeten we naar kijken. Ik wil met alle beleidsmakers, topambtenaren en journalisten naar station Lelylaan toe. Hup, daar verzamelen. Huh? Geen OV-fiets?’

Na flink wat beschouwingen, zijpaden en nog meer video’s gaan we weer in de tuin zitten.

Hoe ver zijn we nu van uw toekomstdroom verwijderd?

‘Dat is dubbel. Van de ene kant denk ik: fuck een eind op met je 2050, het kan allang. Er gebeuren echt goede dingen, qua technologie gaat het hard en hoe snel een stad als Parijs transformeert, dat is niet te geloven. Tegelijk zitten er tussen droom en werkelijkheid allerlei regels en politiek.’

‘Elektrificeren helpt, zonnepanelen helpen, maar je ziet dat we het zijn kwijtgeraakt om voor de juiste mensen de juiste dingen te doen.’

Hoe groot gaat de rol van technologie zijn, volgens u? Mobiliteitsexperts Maarten Steinbuch en Carlo van de Wijer geloven bijvoorbeeld dat elektrisch vliegen heel reëel is.

Diepe zucht. ‘Ik weet het niet. De techniek gaat helpen. We moeten absoluut ophouden met Boeings volproppen met mensen en kerosine. Nu gaan we in de herfst naar Mallorca, met kerst naar Curaçao. Daar hoeven we niet voor te elektrificeren. Ik vind dat Maarten Steinbuch en Carlo van de Wijer daar niet genoeg naar kijken. We moeten minder, anders én schoner. Zij zitten naar mijn smaak te veel op alles schoner en dan hebben we het probleem opgelost.’

En Thalia Verkade, die zich in haar boek Het recht van de snelste afvraagt of we überhaupt wel moeten reizen?

‘Tja. Ik vind dat ze een waanzinnig vernieuwend boek heeft geschreven. Ik ben het er helemaal mee eens dat het verkeer onze publieke ruimte heeft overgenomen en dat we niet zo op reistijdwinst moeten focussen. Maar zij pleit ervoor dat iedereen straks op een paar minuten van huis werkt. Dan denk ik: volgens mij ben je nog nooit bij een sorteercentrum geweest. Onze arbeidsmarkt is helemaal niet op zo’n concept ingericht. Ja, voor een journalist. Maar niet voor iedereen. Natuurlijk moeten we de vraag stellen waar we wel en niet voor moeten reizen. Maar we moeten ook aan de slag met dingen die we nú kunnen doen.’

Welke dingen zijn dat?

‘Die deelauto’s bij sociale huurwoningen in buitenwijken. Dan begin je met bouwen aan een nieuw netwerk van publiek vervoer, precies waar dat nu ontbreekt. In 2024 komt in de Parijse voorstad Saint-Denis het grootste deelfietsconcept van de wereld, bij de Olympische Spelen. Ze willen daar echt aan de wereld gaan laten zien dat het kan. Dat hebben we nodig, grote icoonprojecten. Maar die moeten we dan vervolgens wel gaan opschalen naar alles en iedereen. Dat laatste vind ik een van de grootste opgaven van deze tijd. Het is echt geen technologisch vraagstuk. Elektrificeren helpt, zonnepanelen helpen, maar je ziet dat we het zijn kwijtgeraakt om voor de juiste mensen de juiste dingen te doen. Dat is bij mobiliteit ook totaal aan de hand. Je ziet wel dat ongehoorzame ambtenaren echt beginnen te ageren. Het knettert en het dondert bij de overheid, dat vind ik goed om te zien.’

Fietser geschept

De middag na ons gesprek appt Kloppenburg. Precies op het punt waar hij de afgelopen tijd zo vaak stond te filmen, is een fietser geschept door een afslaande vrachtwagen. ‘s Ochtends was ik nog een video aan het monteren waarop een kind over de motorkap vliegt en nu dit. Toen ik op die kruispunten aan het filmen was, dacht ik elke keer: het is niet de vraag of het misgaat, maar wanneer. Ik ben absoluut niet verbaasd, maar schrik er nog steeds van. Het zit me ergens toch diep, daar kwamen die tranen vanmorgen denk ik ook vandaan. Dat ik al die dingen voorbij zie komen en dan in de middag over het systeem moet gaan praten met iemand die zegt: ja, ja, ja, heel ernstig allemaal, maar…’

Zijn middagafspraken heeft hij afgezegd, appt hij. Hij gaat met de kinderen spelen.