De troef van Jay McInerney is en blijft: psychologie. Een hemelbestormende roman is ‘Prachtige, dierbare dagen’ niet, maar wel een die aangename verpozing biedt. En je meeneemt naar de jaren tachtig, al speelt het in het door de crisis getroffen New York van 2008.

De jaren tachtig, altijd weer die jaren tachtig. Jay McInerney (1955) definieerde dat decennium met zijn debuut Bright Lights, Big City (1984), een in de tweede persoon enkelvoud gestelde zedenschets over de New Yorkse cocaïnecultuur, een eersteling die gemunt werd als The Great Gatsby van het yuppentijdperk. McInerney werd een literaire ster die door de buitenwereld vereenzelvigd werd met zijn snuivende en feestende hoofdpersoon en ook zodanig benaderd werd. Hij deed daar gretig aan mee, behalve (af en toe) in zijn werk. Zijn tweede roman Ransom (1985) gaat over een karatevaardige Amerikaan die in foute contreien verzeild raakt tussen Pakistan en Afghanistan, met alle funeste gevolgen van dien. Dat boek, een van...