Begin jaren tachtig begon ik als docent maatschappijleer bij wat toen heette de Streekschool Elandsstraat, een banketbakkersschool in het midden van de Amsterdamse Jordaan. De school bestond uit een paar honderd studenten en twee directeuren. De vakdocenten droegen bakkerskleding en je rook er de hele dag heerlijke banketbakkersgeuren. Het eerste jaar kwam ik tien kilo aan doordat ik er elke dag bonbons en saucijzenbroodjes aangeboden kreeg. Met Sinterklaas kwamen mijn kinderen om snoepgoed van marsepein te maken. De school was ambachtelijk, met een heleboel praktijklokalen om te leren bakken en koken.

Van die gemoedelijkheid en ambachtelijkheid is nu, zo’n kleine veertig jaar later, niet veel meer over. Het middelbaar beroepsonderwijs is massaler en anoniemer geworden. Tot vorige maand werkte ik als beleidsmedewerker in een groot gebouw van het ROC van Amsterdam met 3200 studenten aan de Zuidas. Tijdens mijn loopbaan kreeg ik te maken met vrijwel alle thema’s en problemen die spelen in het mbo. Sinds 1 september ben ik met pensioen.

Begin jaren tachtig droegen de vakdocenten op de bakkersschool nog bakkerskleding. Veertig jaar later is de beroepensfeer vrijwel uit de school verdwenen.

De beroepensfeer is vrijwel uit de school verdwenen. In mijn streekschooltijd kwamen de praktijkdocenten rechtstreeks uit bakkersbedrijven. Er was makkelijk contact tussen de branche en de school. Als je toen op stagebezoek ging, zag je dat er veel uitwisseling was tussen vakdocenten en de mensen die bij de bakkerijen werkten. Docenten gaven bijvoorbeeld tips over nieuwe machines. En de banketbakkers gaven andersom ook weer lestips uit de praktijk aan de docenten.

Euro de Jaeger

In 1995 introduceerde PvdA-minister Jo Ritzen van Onderwijs de ‘Wet educatie en beroepsonderwijs’. Hij hoopte dat deze wet ertoe zou leiden dat minder studenten zonder diploma de school zouden verlaten en dat ze makkelijker zouden doorstromen naar andere opleidingen. Hiervoor moesten alle bestaande mbo’s, opleidingen voor volwasseneneducatie en het vormingswerk voor jongeren fuseren. De kwaliteit van het onderwijs, de examens én de kansen voor studenten zouden hierdoor enorm verbeteren.

mbo
MBO College Zuid

Bijna 3200 mbo-studenten van zeer verschillende beroepsopleidingen zoals schoonheidsverzorging, juridische dienstverlening en sport volgen hier hun onderwijs. In de werkruimtes van de stafmedewerkers hangen reproducties van de Hema. De directie wil voorkomen dat docenten de indruk krijgen dat er geld wordt besteed aan onnodige zaken. Het gevolg daarvan is dat de skyline van New York de kamers siert. De muren van de lokalen zijn kaal omdat daar niets mag worden opgehangen. Het geeft een onpersoonlijke sfeer. Een school zou mooi en inspirerend moeten zijn en studenten zouden kennis moeten maken met kunst. In ziekenhuizen kan dit wel, maar in mbo’s blijkbaar niet.

Helaas ontwikkelden de Regionale Opleidings Centra (ROC’s) die zo ontstonden zich tot bedrijfsmatig geleide onderwijsfabrieken. Dat kwam onder andere doordat de wet ook voor een andere financiering zorgde: de ROC’s kregen een zak geld, die door het schoolbestuur naar eigen inzicht mocht worden besteed.

Alles werd anders: managers, mannen in pakken, kwamen het mbo binnen. De organisatie is hierdoor drastisch veranderd, en trekt een heel ander soort directeuren aan. Deze managers krijgen hoge salarissen en komen vaak helemaal niet uit het onderwijs. Zo ging Edo de Jaeger in 2003 leidinggeven aan het college van bestuur van het ROC van Amsterdam (ROCvA). Daarvoor had hij banen als compagniecommandant in het leger en adjudant van de koningin. Managers als De Jaeger zien het ROC als een bedrijf en de student als klant. In- en uitstroomcijfers zijn voor hen belangrijk.

Terwijl salarissen van docenten op de nullijn staan, verdient de bestuursvoorzitter zo veel dat het ROCvA er bestuurlijke boetes voor krijgt.

‘Edo de Jaeger verdient meer dan Mark Rutte,’ vertelt Tamar van Gelder, dagelijks bestuurder voor de sector mbo van de onderwijsvakbond AOb. De Jaeger strijkt 237.000 euro per jaar op terwijl hij wettelijk maximaal 195.500 euro zou mogen verdienen, de zogenaamde Balkenendenorm. Door toenmalig minister van Onderwijs Jet Bussemaker is hij herhaaldelijk gevraagd om uit te leggen waarom het zoveel moet zijn. Die uitleg weigert hij.

Het ROCvA heeft daarom een bestuurlijke boete gekregen die de school naast zijn riante salaris betaalt, terwijl de salarissen van docenten al jaren op de nullijn staan. In de wandelgangen wordt hij dan ook Euro de Jaeger genoemd.

Door de bedrijfsmatige benadering wordt pr ook steeds belangrijker. Het ROC moet uitsluitend positief in het nieuws worden gebracht. Tijdens mijn carrière ben ik verschillende keren door Edo de Jaeger op het matje geroepen als ik me in de pers of in het blad van het ROC van Amsterdam kritisch uitliet over het beleid. Telkens wilde hij dat ik mijn opvattingen zou rectificeren, wat ik niet deed. Ik moest beloven dat ik me niet meer kritisch zou uitlaten over het beleid van de school. Tweemaal was ik bang dat ik ontslagen zou worden. Door hulp van de onderwijsvakbond AOb gebeurde dat niet.

Ook andere docenten en personeelsleden hebben dit ervaren. Je ziet het ook aan de publiciteit rond de problemen bij ROC TOP, de school die vijf jaar geleden voortkwam uit scholengroep Amarantis. In de berichtgeving hierover, bijvoorbeeld bij Het Parool, wil niemand met naam genoemd worden.

Een apart gebouw voor de directie

De veranderde wijze van bekostigen van het mbo door het ministerie leidde tot een andere inzet van financiële middelen. Geld was niet meer automatisch bestemd voor verbetering van het onderwijs. In 2002 betrok het college van bestuur met stafdiensten als ict en personeelszaken het ‘bestuursgebouw’ in Amsterdam-Zuidoost. Voor het eerst in de geschiedenis van het beroepsonderwijs werd een apart gebouw voor de directie neergezet.

In grote computerruimtes konden studenten zelfstandig leren. Toen de studenten niet aan hun schoolwerk bleken te gaan, werd alles weer omgebouwd.

Ook is er veel geld besteed aan nieuwe grote scholen langs de metrolijnen. Een mooie kans voor gebouwen waarin goed onderwijs gegeven kan worden, zou je zeggen. De investeringen begonnen echter bij de ict. Er kwamen dure bewakings- en registratieapparatuur en grote computerruimtes waar studenten zelfstandig konden leren. Toen deze aanpak niet succesvol bleek omdat de scholen op militaire vestingen gingen lijken en de studenten niet zelfstandig aan hun schoolwerk bleken te gaan, werd alles weer afgeschaft en omgebouwd.

Mooi intussen, die gebouwen, maar geld voor goed onderhoud en smaakvolle en doeltreffende inrichting is er niet. Dat geld wordt opgepot. In 2017 had het ROC van Amsterdam 16 miljoen euro op de plank liggen.

MBO College Zuid-Oost

Wat dit tot gevolg heeft, vertelt Numan Yilmaz, docent burgerschap van de ict-opleidingen van de school in Amsterdam-Zuidoost. In maart werd hij verkozen tot gemeenteraadslid namens DENK. ‘De school waar ik werk is vijftien jaar geleden opgeleverd. Er waren toen veel open leerruimtes die later provisorisch weer tot aparte lokalen zijn verbouwd. Een drama, want alles is gehorig en klein. Er is nog steeds een grote ruimte waar vier verschillende docenten aan verschillende groepen les moeten geven. De computers, beamers en smartboards doen het regelmatig niet. Stoelen zijn vaak stuk. Vandaag viel er nog een poot van een stoel. Ik viel bijna. Daar zijn er wel vijf van in zo’n lokaal. De wc’s zijn vies. De muren zijn kaal. Iets ophangen mag niet.’

Er is geen aandacht voor de leeromgeving. Die is zo sober mogelijk. Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. In 2012 ging ik werken in een nieuw groot schoolgebouw aan de Amsterdamse Zuidas. Bijna 3200 mbo-studenten van zeer verschillende beroepsopleidingen zoals schoonheidsverzorging, juridische dienstverlening en sport volgen hier hun onderwijs. In de werkruimtes van de stafmedewerkers hangen reproducties van de HEMA.

De directie wil voorkomen dat docenten de indruk krijgen dat er geld wordt besteed aan onnodige zaken. Het gevolg daarvan is dat de skyline van New York de kamers siert. De muren van de lokalen zijn kaal en onpersoonlijk omdat er niets mag worden opgehangen. Een school zou mooi en inspirerend moeten zijn en studenten zouden er kennis moeten kunnen maken met kunst. In ziekenhuizen kan dit wel, maar in mbo’s blijkbaar niet.

Iedereen moet alles doen

De managers gedragen zich als leiders van een bedrijf, maar in feite leiden zij teams waar geen arbeidsdeling is: iedereen moet alles doen. De docenten zijn bevlogen en houden veel van de studenten en hun vak, maar ze worden voortdurend overvraagd omdat ze worden gezien als multi-inzetbare medewerkers met vele taken. Iedereen in het team is verantwoordelijk voor alles: lesgeven, stagebezoek, loopbaangesprekken, examenorganisatie en intake. Het contact met studenten gebeurt via WhatsApp. In het hele gebouw zie je docenten voortdurend bezig met hun telefoon.

Het management zegt dat het lage niveau van de studenten wel toekan met een docent die niet bevoegd is.

Er zijn ook veel docenten die vakken moeten geven waarvoor ze niet zijn opgeleid. Het argument van het management is dat het lage niveau van de studenten wel toekan met een docent die niet bevoegd is voor dat vak. Het gevolg is dat de kwaliteit van het onderwijs daalt, de professionaliteit van de docent wordt aangetast en zowel de onbevoegde leraar als zijn bevoegde collega te maken krijgt met taakverzwaring.

Er is weinig aandacht voor het belang van goed lesgeven en voor wat goed lesgeven ís. Docenten moeten veel uren voor de klas staan, maar ook hun lessen voorbereiden en nakijken. Daar is geen tijd voor ingeruimd en het wordt door de managers ook niet belangrijk gevonden. Ik hoorde regelmatig opmerkingen als: ‘Dat voorbereiden van de lessen hoef je toch na je eerste jaar niet meer te doen?’

‘Het werk kost veel meer uren dan waarvoor ik betaald word,’ zegt Christa Beckers, docent Duits aan de opleiding voor machinist railvervoer. ‘Er is geen kant-en-klaar lesboek voor Duits aan machinisten. Ik wil ervoor zorgen dat studenten gemotiveerd raken en blijven. Dat betekent veel organiseren, mensen van de Bundesbahn uitnodigen, een reisje naar Duitsland plannen, veel materiaal van internet halen.’

Bovendien zijn er grote niveauverschillen in de klassen van soms meer dan 25 studenten, legt Beckers uit. ‘Van het laagste vmbo- tot havoniveau. Ik ben betrokken bij de ontwikkeling van de examens en neem ze af. De werkdruk is ongeveer een dag per week voor 2 x 1,5 uur lesgeven, maar ik krijg betaald voor vier uur werk.’

‘Lesgeven op het mbo is moeilijker dan op mavo, havo en vwo. In het mbo moet je alles zelf ontwikkelen en uitzoeken.’

Als de schoolleiding goed zou kijken wat er van de studenten wordt gevraagd, wat ze allemaal moeten kunnen en hoeveel tijd Beckers heeft om ze op het gewenste niveau te krijgen, zouden ze zien dat dit eigenlijk helemaal niet kan in de tijd die ze ervoor uitbetaald krijgt. Beckers geeft ook les in het voortgezet onderwijs. ‘Ik vind het lesgeven op het mbo moeilijker dan op de mavo, de havo en het vwo,’ zegt ze. ‘Daar zijn heldere eindtermen, een duidelijke structuur, aandacht voor vakdidactiek en er zijn bestaande lesmethodes. In het mbo moet je, zeker als talendocent, alles zelf ontwikkelen en uitzoeken.’

Opvoedcursus

Sinds 2006 is het vak burgerschapsvorming een verplicht onderdeel in het onderwijs. In het mbo zie je de gevolgen van de bedrijfsmatige aanpak ook hierbij heel duidelijk.

Burgerschap is belangrijk op het mbo, want mbo-studenten krijgen geen geschiedenis en maatschappijleer, zoals havo- en vwo-leerlingen. Na hun twaalfde kijken ze ook niet meer automatisch naar het Jeugdjournaal, zoals op de basisschool, en vast ook niet naar het Achtuurjournaal. Het is daarom belangrijk om aandacht te besteden aan actuele en maatschappelijke onderwerpen door er in de les over te praten en de dilemma’s te bespreken waar politici, burgers en bestuurders voor staan. Dat gebeurt in het vak burgerschap.

Schoolleiders in het mbo hebben vaak de neiging om het vak te zien als een gedrags- of opvoedcursus. Dan gaat het over petten af in de klas, op tijd komen en taalgebruik. Maar docenten willen graag weten hoe ze over maatschappelijke dilemma’s moeten praten met studenten. Ze willen graag bevoegde docenten die dit vak geven.

Voor leesclubs en debatten voor leerlingen (die bij uitstek bij het vak burgerschap horen) is vanuit de schoolleiding al helemaal geen belangstelling. Dit soort zaken drijft op welwillendheid en bevlogenheid van individuele docenten.

Voor de vorm

De huidige minister van Onderwijs Arie Slob (ChristenUnie) wil strengere eisen voor het burgerschapsonderwijs. Daarom is er een ‘burgerschapsagenda’ voor het mbo ontworpen. Een vage en algemene agenda. De presentatie van die agenda in februari 2018 was tekenend voor het dedain van politiek en schoolbestuur voor leerlingen en docenten in het mbo. Bij die bijeenkomst in het ROC Mondriaan in Den Haag had men het over studenten die ‘kritisch moeten leren denken’ en over ‘migratierugzakjes’. Men sprak in termen van ‘beleidsinformatie’ en ‘beslissingsproces’.

De ondertekenaars van de ‘burgerschapsagenda’ wisten blijkbaar wat goed is voor mbo-jongeren, maar waren vergeten ze erbij te betrekken en naar ze te luisteren.

Voor de vorm had men twee klassen met mbo-studenten uitgenodigd. Zij moesten aanwezig zijn in het kader van hun les burgerschap. Van het taalgebruik van de politieke prominenten begrepen ze niets. Docenten waren helemaal niet uitgenodigd. De ondertekenaars van de ‘burgerschapsagenda’ wisten blijkbaar wat goed is voor mbo-jongeren, maar waren vergeten ze erbij te betrekken en naar ze te luisteren.

In de wet die Slob voorstaat, komt te staan dat de school een plek moet zijn ‘waar studenten het goede voorbeeld horen te krijgen’. De docenten en studenten van het ROC van Amsterdam werken in een school die bestuurd wordt door mensen die riante salarissen innen en niet malen om de boetes die ze daarvoor krijgen. Welk voorbeeld geeft dit college van bestuur zelf af?

Omroepberichten

Het mbo is door de grootschaligheid en de bedrijfsmatige aanpak grondig veranderd. Maar het blijft prachtig onderwijs. De buitenwereld is er, anders dan in het voortgezet onderwijs, altijd aanwezig. ‘Het is heel concreet,’ zegt docent Duits Christa Beckers. ‘Het Duits is direct het Duits waar het over gaat. Bij treinmachinisten bijvoorbeeld in de vorm van informatie geven aan reizigers, omroepberichten, veiligheidscommunicatie. Dan loopt de les gesmeerd. Het doel is duidelijk, de studenten zijn actief en dat geeft veel voldoening.’

Van docenten hoor je ook vaak dat de focus op het beroep studenten optimistisch en doelgericht maakt. Als docent in het mbo kom je in aanraking met een wereld die interessanter en leuker is dan je ooit had gedacht. Die wereld is belangrijk omdat er zo veel studenten deel van uitmaken. Hoe langer je er werkt, hoe meer je ervan overtuigd raakt dat er veel meer aandacht voor moet zijn.

Niet op de managementmanier – zo veel mogelijk studenten in zo kort mogelijke tijd door de opleiding heen jagen. Maar op de onderwijsmanier: zo veel mogelijk aandacht voor de taak van docenten, de leeromgeving en de vakinhoud.

Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Annelies Kappers, oud-docent ROC van Amsterdam.