In zijn nieuwe bundel essays Het visioen aan de binnenbaai beoefent Oek de Jong het persoonlijke, autobiografische essay wanneer hij terugkijkt op het ontstaan van Opwaaiende zomerjurken en zijn vriendschap met Frans Kellendonk.

Wanneer Oek de Jong De avonden van Gerard Reve leest denkt hij regelmatig over de hoofdpersoon: ‘Die Van Egters, die Frits, die zou eens een ongelooflijk pak op zijn sodemieter moeten hebben, daar zou hij van opknappen, dat zou hem goeddoen.’ Die gedachte duikt speciaal op bij passages waarin Van Egters zijn vrienden of zijn vader weer eens aan het sarren is. Wanneer hij zijn vader voor de zoveelste keer een verhaal uit zijn jeugd laat vertellen en dan zit te wachten op bepaalde details die zijn vader subiet weer oplepelt. Zoals het detail van het bankje in het verhaal dat hij als jongen van twaalf in de fabriek een machine moet bedienen waar hij niet bij kan: ‘Nu komt het bankje, denkt hij vol afschuw, nu komt het bankje.’

De Jong heeft het over...