‘Ik dacht dat we vrienden waren.’ Lisa’s grote held, actrice Elisabeth Moss, is lid van de Scientologykerk.

Onderop haar roze naaldhakken stond met zwarte stift ‘Fuck Off’ geschreven. Een geheime boodschap aan het patriarchaat, vertelde haar stylist later. Elisabeth Moss wandelde er afgelopen zondag mee over de rode loper, nog niet wetende dat ze die avond de Emmy voor beste vrouwelijke hoofdrol in ontvangst zou nemen voor haar aandeel in The Handmaid’s Tale, naar de dystopische roman van Margaret Atwood over een theocratische samenleving waarin vrouwen als seksslavinnen en broedmachines worden gebruikt. Na afloop deelde Moss nog een foto op Instagram met een opgestoken middelvinger en in elke hand zo’n gouden beeldje. Dubbel-fuck off. Ik glom van plaatsvervangende trots en gaf een goedkeurend knikje naar mijn laptop.

Het is geen groot geheim dat ik op het bakvissige af fan ben van Moss. Een foto van Peggy Olson, haar personage in Mad Men en het feministische lichtpuntje in een grauwe wereld vol gewetenloze reclamemannen, is al jaren de schermachtergrond van mijn telefoon. En ergens wist ik het wel. Ik had de rollen die ze speelde bij elkaar opgeteld, door elkaar gehusseld en aangevuld met een glimp van haar publieke persoonlijkheid en wat zelfverzonnen eigenschappen die me gezellig leken. Maar ik voelde me er niet minder belazerd om toen ik deze week las dat míjn Elisabeth lid is van de Scientologykerk. ‘Ik dacht dat wij vrienden waren,’ mompelde ik verslagen.

Míjn Elisabeth lid is van de Scientologykerk. ‘Ik dacht dat wij vrienden waren,’ mompelde ik verslagen.

Nog helemaal in de jubelstemming was ik op een lange reeks tweets van New York Magazine-auteur Yashar Ali gestuit, of een ‘draadje’ zoals dat tegenwoordig heet. Moss zou absoluut geen Emmy mogen winnen voor deze rol, vond hij. De serie gaat namelijk over een totalitaire staat waarin één verkeerd woord je al in de problemen kan brengen, en waar kennen we dat gegeven toch van? Haar aanklacht tegen de fictieve Republiek Gilead zou niks waard zijn zolang de actrice een levensverwoestende organisatie als Scientology bestaansrecht geeft met haar geld en celebrity-status.

Anderen stelden me weer gerust. Haar persoonlijke overtuigingen zouden compleet losstaan van haar acteerwerk, dus ik kon gewoon fan blijven. En gunde ik haar soms geen onsterfelijke geest? Ik vroeg me ondertussen af of kijkers, en in andere gevallen luisteraars of lezers, wel in staat zijn om de privé-persoon en het personage écht van elkaar te scheiden. Toen singer-songwriter Ed Sheeran ineens opdook in het laatste seizoen van Game of Thrones brak er nog net geen opstand uit. En misschien was ik vooral zelf een kleinzerig type, maar ik vond Trump-apologeten Clint Eastwood en Kanye West tegenwoordig gewoon eikels, ook in de hoedanigheid van personage en muzikaal alter ego. Ironisch R. Kelly luisteren was er al helemáál niet meer bij, en hetzelfde gold voor Kempi.

Volgens de leed-etiquette is het niet chic om andermans ellende op jezelf te betrekken, maar zielige muziek wordt nog veel zieliger als de zanger te jong gestorven is. Jeff Buckleys Dream Brother snijdt pas echt door je ziel als je denkt aan hoe hij een paar jaar later verdronk in de Wolf River. En neem nou Nick Drake, de tragische Nick Drake. Of Amy Winehouse die spijtig genoeg ‘no, no, no’ zei toen men haar in een afkickkliniek wilde stoppen. Of Elliott Smith. Of David Bowie. De privé-persoon is in zulke gevallen een droevige meerwaarde aan de luisterervaring. Misschien moet ik Moss ook maar op die manier proberen te zien. Mijn denkbeeldige vriendin en feministische strijdmakker ligt onder de zoden, maar haar acteerwerk gaat door merg en been.