Terwijl politiek Den Haag zich de afgelopen weken vooral druk maakte over wat de ‘asielcrisis’ wordt genoemd – Mark Rutte zelf moest er aan te pas komen om oproer in de VVD-fractie tegen de asielwet van partijgenoot Eric van der Burg te bezweren – speelde er een andere kwestie die veel meer mensen raakt: de gigantische tekorten op de arbeidsmarkt.

De afgelopen maanden hagelt het berichten over winkels die wegens personeelstekort moeten sluiten, horecazaken die vroeger dichtgaan, bouwprojecten die platliggen omdat er geen personeel te vinden is, lessen die uitvallen op scholen bij gebrek aan leraren, stijgend ziekteverzuim in de zorg door de enorme werkdruk.

De kwestie kwam pas echt in de publieke belangstelling door de lange rijen op Schiphol in de aanloop naar de zomer, door gebrek aan bagage-afhandelaars en beveiligingspersoneel. Plots verschenen er politici voor de camera die er schande van riepen. De media brachten reportages over de beschamende arbeidsomstandigheden bij de bagage-afhandeling op de luchthaven: loodzwaar werk, onmogelijke werktijden en een brutoloon van nauwelijks meer dan elf euro per uur. Uiteindelijk moest Schiphol-topman Dick Benschop onder zware druk het veld ruimen – waarmee het probleem verre van opgelost was.

De grote vraag die boven de markt hangt: hoe is het mogelijk dat er opeens op vrijwel ieder terrein personeelstekorten aan het licht komen? Waar zijn al die mensen opeens gebleven?

knarst en kraakt

In Sociale Vraagstukken zette socioloog Mieke van Stigt laatst de oorzaken helder op een rij. In de eerste plaats het demografische probleem dat we al decennialang konden zien aankomen: de pensionering van de babyboom-generatie, waardoor grote gaten vallen. Ten tweede: de coronacrisis. Volgens schattingen hebben tussen de 1,4 miljoen en de drie miljoen Nederlanders corona gehad. Een recent onderzoek van het UMC Groningen en het Radboudumc wees uit dat één op de acht patiënten langdurig klachten houdt na een besmetting. Het gevolg laat zich raden: hogere werkdruk voor degenen die nog wel voluit kunnen werken, én hoger ziekteverzuim. En ten derde: de banen zelf. De afgelopen decennia is er onder andere in de postbestelling, de bagage-afhandeling, de schoonmaakbranche, de supermarkten en de zorg een wildgroei aan flexbaantjes ontstaan waar mensen nauwelijks van rond kunnen komen. De vakbonden en politieke partijen als de SP trokken met regelmaat aan de bel, maar werden als spelbrekers aan de kant gezet.

Terwijl well to do Nederland de laatste jaren voor een prikje de wereld over vloog, uit shoppen ging en pakjes liet bezorgen, werd de prijs betaald aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Intussen wordt er steen en been geklaagd over vooral vrouwen die op grote schaal in deeltijd werken: met een paar uurtjes erbij per week zou de krapte op de arbeidsmarkt al op te lossen zijn. Maar voltijdwerken stuit op praktische bezwaren, zoals: zorgtaken, gebrek aan kinderopvang en verlies van toeslagen waardoor meer werken nauwelijks loont. Daar komt nog bij dat bijvoorbeeld leraren en verzorgend personeel in de hang naar controle van het management de afgelopen jaren werden opgezadeld met steeds grotere hoeveelheden overbodig administratief werk: hoe aantrekkelijk is het dan nog überhaupt in het onderwijs of de zorg aan de slag te gaan?

Tijdens de coronacrisis werden de problemen op de arbeidsmarkt tijdelijk aan het zicht onttrokken door de economische stilstand en de grootschalige overheidssteun, maar nu de steunpakketten zijn afgebouwd en de economie weer op gang is gekomen, knarst en kraakt het hele systeem.

In de politiek is het besef langzamerhand doorgedrongen dat de markt alleen de schrijnende personeelstekorten niet gaat oplossen. Aan minister van Sociale Zaken Karien van Gennip is nu de taak de kluwen te ontwarren. Maar de bottom line is deze: terwijl well to do Nederland de laatste jaren voor een prikje de wereld over vloog, uit shoppen ging en pakjes liet bezorgen, werd de prijs betaald aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Hoog tijd om de lasten eerlijker te verdelen.