Het is mooi als een leider een queeste achter de rug heeft. Een tocht met ontberingen om mee te worstelen en tegenslag om te boven te komen.

Per aspera ad astra. Het publiek heeft z’n leiders graag gepokt en gemazeld door een portie ellende, want dat schept een band. Bill Clinton beschikte destijds als presidentskandidaat over een voorbeeldig oorsprong-verhaal: geboren op het platteland van Arkansas in een armoedig gehucht met de voorspellende naam Hope, vader drie maanden voor zijn geboorte overleden, opgegroeid met een alcoholische stiefvader die vrouw en kind sloeg, als tiener gevochten met zijn stiefvader om zijn moeder te verdedigen, naar de universiteit, Hillary ontmoet enzovoort. Hij kreeg er altijd de zalen mee plat.

Iets clintonesks meende ik ook te ontwaren in het Volkskrant-interview met de nieuwe GroenLinks-voorman Jesse Klaver (29), waarvan de kop luidde: ‘Dat ik als bastaard werd gezien, heeft me een enorme drive gegeven.’

Terwijl ik geen wenkbrauw meer optrek...