Op een gure dag in februari staat in een Amsterdamse televisiestudio Matthijs van Nieuwkerk opgewekt met een redacteur te praten over een fantastische nieuwe dassencollectie.

Jan Mulder haakt aan. Vanaf een statafel kijkt Maxim Februari (50) toe, met geschminkt gezicht en in een mooi pak. Hij aarzelt. Dan legt hij het servetje op zijn nog halfvolle bord met stamppot en voegt zich bij het gezelschap, met een nerveuze trek rond de mond. Straks zal hij in De Wereld Draait Door praten over zijn boek De maakbare man. Het optreden maakt deel uit van wat Februari zelf gekscherend ‘Maxim on Tour’ noemt. Zijn missie: transseksualiteit bespreekbaar maken.

De schrijver annex columnist, jurist en filosoof is gespannen. ‘Maar ik ook,’ zegt Van Nieuwkerk. ‘Dat ben ik nooit, maar straks zeg ik iets verkeerd.’

Vlak voor de uitzending zweept hij zijn publiek in de studio op met een welkomstpraatje. ‘Vanavond hebben we een bijzondere gast,’ zegt hij. ‘Ik ken haar als Marjolijn Februari en las altijd haar columns…’ Ineens, met de handen voor de mond: ‘Hij, het is natuurlijk hij! Excuseer me.’

De uitzending verloopt voorspoedig. Februari vertelt zijn verhaal met de hem kenmerkende mengeling van ernst en zelfspot. Wat vindt hij eigenlijk van zijn uiterlijk tot nu toe, wil de presentator tot slot weten. ‘Ik ben tevreden,’ antwoordt Februari, zo zacht dat het in de zaal niet hoorbaar is. Na afloop snelt Van Nieuwkerk op hem af. ‘Wat een bevrijding, wat vind ik dit ontroerend, wat deed je het goed!’

‘Je was fantastisch,’ zegt de visagiste die hem reinigingsdoekjes voor de schmink aanreikt met glinsterende ogen. ‘Het loopt storm op Twitter!’ roept een redacteur. Februari staat daar met de handen in de zakken en laat het enthousiasme ogenschijnlijk stoïcijns over zich heenkomen. Pas als hij buiten in een taxi stapt, lijkt het succes ook tot hem door te dringen. ‘De sfeer was ontzettend positief,’ zegt hij met een stralende lach. ‘Gelukkig heb ik het onderwerp niet uit mijn handen laten flikkeren.’

‘Waarom zit dat kassameisje zo naar me te lachen, dacht ik aanvankelijk. O, wacht, ze flirt met me! Hoe moet ik daar nu op reageren?’

Gehaktballen

Een maand eerder ontmoet ik Maxim Februari (Maximiliaan Drenth, zoals zijn echte naam luidt) voor het eerst, aan de keukentafel van de jarendertigwoning waar hij samenleeft met zijn vriendin Gerda. Rondom de tuin staan reusachtige beuken. Februari draagt een wollen trui en herenschoenen. ‘De hele wereld is nieuw,’ zegt hij. ‘Je loopt op straat en wie gaat er opzij? Ineens gaan er mannen voor me aan de kant, maar niet alle, bijvoorbeeld niet die van twee meter. Ik moet mijn plaats in de mannelijke hiërarchie nog vinden.’

Toen laatst een jongen met zijn scooter tegen het portier van zijn auto knalde, stapte Februari ‘patsboem’ uit om verhaal te halen. ‘Voorheen zou ik bedachtzamer en beheerster zijn geweest. Dat de jongen uiteindelijk afdroop, gaf me een gevoel van triomf. Het leven dient zich aan in compleet nieuwe, rauwe data. Waarom zit dat kassameisje zo naar me te lachen, dacht ik aanvankelijk. O, wacht, ze flirt met me! Hoe moet ik daar nu op reageren? Een vriend adviseerde om een grapje te maken en terug te lachen. Voorheen las ik als een antropoloog in de krant over flirten op de werkvloer. Ineens ben ik in die heterowereld beland.’

De puberteitsverschijnselen waar hij een tijd last van had, zijn nu ‘gelukkig’ achter de rug, vertelt hij met een lach. ‘Mijn stem sloeg over en mijn lichaam groeide zo hard dat ik voortdurend honger had. Ik dacht: kan mij de politiek of het nieuws schelen, geef me liever een paar gehaktballen en laat me in bed liggen! Niet handig als je een column moet schrijven, daar maakte ik me zorgen over.’

Het was een fase. Zijn lichaam is voortdurend in verandering. Zijn taille verdwijnt, zijn lichaam wordt rechter en zijn spierkracht neemt toe zonder dat hij er iets voor hoeft te doen: ‘fantastisch’. ‘Langzamerhand komt mijn gezichtsbeharing op gang,’ zegt hij dit voorjaar. ‘Ik heb nu nog een babyface, de verkoopsters denken dat ik een leuke jongen van vijfendertig ben. Testosteron is een wonderlijke verjongingskuur. Mijn lichaam was in de overgang, maar door dit hormoon is het nu weer in opbouw. Het rare is dat je de hormoonbehandeling begint zonder een flauw idee te hebben hoe je eruit komt te zien. Misschien word ik wel afzichtelijk. Je doet het toch omdat het water je tot de lippen is gestegen.’

Meneer

Vorige zomer had Maxim Februari, toen nog bekend als Marjolijn, met een vriendin afgesproken om te lunchen op een Amsterdams terras. Februari was vroeg en ging vast aan een tafeltje zitten. ‘Meneer is al gearriveerd,’ zei de ober toen hij kort daarna de vriendin ontving. Meneer, dacht die vriendin nog, ik heb toch met Marjolijn afgesproken? Toen zat er voor Februari niets anders meer op dan het te vertellen: dat hij al heel jong wist dat hij een jongen was en sinds april het mannelijke hormoon testosteron gebruikte om lichamelijk te transformeren tot een man. ‘Ik vond je stem al zo hees,’ zei de verbaasde vriendin, ‘en je gezicht zo opgezwollen. Ik dacht dat het een griepje was.’

Daarna ging het snel. Februari stuurde een mail aan zijn kennissen en collega’s, de week erop beleefde hij op 22 september 2012 zijn coming-out als man in zijn wekelijkse column in NRC Handelsblad.

De interviewverzoeken stroomden binnen, maar het mediacircus barstte pas echt los na de verschijning van zijn boek De maakbare man.

Jezus Christus-syndroom

Als kind, vertelt hij nu, voelde hij zich belachelijk in meisjeskleren, schaamde hij zich elk moment van de dag. ‘In de puberteit werd mijn schaamte nog erger. Ik ben een ridicuul fenomeen, zei ik altijd. Dat gevoel heeft me nooit verlaten. Ik vond mezelf mislukt.’

maxim februari

Dat hij zijn linkerarm en -been niet goed kan bewegen, hielp ook niet. ‘Tijdens de sportdag was ik de allerslechtste van de school, wat iedereen kon zien op de scoreborden in de hal. Uit discretie werden de intellectuele prestaties dan weer niet getoond, zodat ik de mislukking ook niet kon compenseren. Ik besefte al jong dat ik lichamelijk niets voorstelde.’

Februari wachtte zo lang met zijn transitie omdat hij zijn ouders niet tot last wilde zijn. Hij groeide op in Utrecht met nog een broer. Zijn vader was architect. Zijn familie was moeizaam uit de Tweede Wereldoorlog gekomen en zweeg over het verleden. Zijn grootvader van moeders kant was in vreemde krijgsdienst gegaan en had met de Duitsers aan het oostfront meegevochten. Hij was de hele oorlog van huis. Zijn vrouw accepteerde uit principe geen cent van wat hij verdiende en zwierf met haar vier kinderen tussen familieleden. Na de oorlog belandde haar man wegens landverraad voor vier jaar in de gevangenis. Hoewel zij niets verkeerds had gedaan, werd haar bezit door de Nederlandse staat in beslag genomen en het hele gezin statenloos verklaard. Ze bleef hem trouw bezoeken in de gevangenis, met steeds een ander kind, maar uiteindelijk scheidden ze alsnog. Maxims moeder zag haar vader pas op haar elfde buiten de gevangenis. Ze heeft zich altijd enorm geschaamd en raakte er net als haar broers en zus ernstig door beschadigd.

‘Die schaamte werkt door op de volgende generatie,’ zegt Februari. ‘Op mij zeker. Ik heb lang aan het Jezus Christus-syndroom geleden, ik wilde alles wat kapot was helen en het onrecht in de wereld goedmaken. Ik wilde mijn ouders zeker niet belasten. Ik stond mezelf als twintiger toe om lesbisch te worden, een stap in de goede richting, maar het bleef knagen en ik kwam steeds meer in de knel. Ooit neem ik de beslissing, dacht ik steeds, maar ik stelde het elke keer weer uit voor mijn omgeving.’

‘Ooit neem ik de beslissing, dacht ik steeds, maar ik stelde het elke keer weer uit voor mijn omgeving.’

Zijn carrièrepad verliep grillig, zoals wel vaker bij transseksuele mensen. Februari studeerde af in filosofie, kunstgeschiedenis en recht, en promoveerde in de filosofie. Hij was achtereenvolgens consultant, romanschrijver, wetenschapper, columnist en tegenwoordig veiligheidsdeskundige. ‘Steeds weer probeerde ik een nieuw beroep en een ander personage uit in de hoop samen te vallen met wie ik was.’

Herentoilet

Was hij als filosoof niet in staat om sekseverschillen te overstijgen? ‘Ik heb altijd relativerend geschreven over de begrippen mannelijk en vrouwelijk, maar de ober noemt je gewoon mevrouw. De maatschappij legt bovendien steeds meer nadruk op sekseverschillen. En je identiteit vormt zich in relatie tot anderen. Als filosoof ben ik decennialang bezig geweest om alle kanten op te redeneren en mijn lichaam compleet buitenspel te zetten. Ik probeerde het ongemak al schrijvend te overstijgen. Maar vorig jaar, op mijn negenenveertigste, was ik uitgedacht. Mijn energie om me aan te passen was op. In mijn boek schrijf ik dat ik het grootste deel van mijn leven zo ongelukkig ben geweest dat ik in de Seine wilde springen. Nu naderde de afgrond echt. Als ik deze stap niet had gezet, was ik er waarschijnlijk helemaal mee gestopt.’

Zijn zesentwintig jaar oudere vriendin Gerda, vertaalster, met wie hij al eenentwintig jaar samen is, wist van meet af aan van zijn worsteling. Hoewel ze liever had gehad dat alles bij het oude was gebleven, steunde ze Februari in zijn besluit. Na een intake bij het VUmc en langdurige gesprekken kreeg hij de diagnose genderidentiteitsstoornis en mocht hij, nadat hij ‘mentaal stabiel genoeg’ was verklaard, met de hormoonbehandeling beginnen.

maxim februari

Zijn lichamelijke onzekerheid is daarmee niet ineens verdwenen. ‘In kledingzaken ben ik altijd bang dat de verkopers zien dat ik zulke kleine handen heb. Maar het gaat de goede kant op. Familieleden zijn opgelucht als ze me zien: o, hij ziet er gewoon goed uit, niet als een monster. Toen ik na een paar maanden testosterongebruik naar de dames-wc’s ging, schoot een binnenkomende vrouw weer naar buiten om te kijken of ze niet verkeerd zat. Toen heb ik de oversteek naar de heren-wc’s gewaagd.’

Geslaagd traject

In De maakbare man schrijft Februari over de hormonen en lichamelijke veranderingen, maar ook over de sociale aspecten van een transitie en de vooroordelen. ‘Vrouwen zijn er vast van overtuigd dat je door het gebruik van testosteron een lawaaierige macho wordt,’ schrijft hij, ‘mannen nodigen je broederlijk uit hun motorzaag te komen bekijken.’ Maar het gaat om je innerlijke overtuiging een man te zijn, legt hij uit, niet om mannelijkheid. ‘Je identiteit heeft nu eenmaal weinig te maken met de vraag hoe handig je bent met een motorzaag.’

In zijn goed ontvangen debuutroman De zonen van het uitzicht (1989) schreef Februari zo verhuld over transseksualiteit dat de literaire kritiek het hoofdpersonage, de tweeslachtige Griekse god Hermaphroditus, wegzette als een postmoderne, versplinterde figuur. Met De literaire kring (2007) schreef hij een droogkomische, scherpzinnige zedenschets over de Nederlandse culturele elite. Door zijn verschillende pseudoniemen – M. Februari, Marjolijn Februari en M. Drenth von Februar – wist hij aan elke categorie te ontsnappen.

In zijn nieuwe boek noemt hij man en paard. Een à twee op de tweeduizend geboren mannen en een à twee op de vierduizend geboren vrouwen lijdt aan ernstige genderdysforie. Zo ‘exotisch’ is transseksualiteit dus niet, concludeert Februari. Hij somt een lijstje do’s en don’ts op: de term ‘ombouwen’ is respectloos, en je zegt zeker geen ‘zhij’.

Transseksuelen in Nederland hebben het lastig, bleek ook weer uit een vorig jaar verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau: de werkloosheid en arbeidsongeschiktheid ligt hoger dan gemiddeld, evenals de kans op depressie, zelfmoordgedachten en suïcide.

Februari benoemt het in zijn boek, maar wijdt er niet te veel over uit. ‘Het beeld is nog steeds: transseksualiteit is tragisch en je belandt erdoor in de goot. Het is mijn missie, mijn taak, om juist te laten zien dat een transitie ook een geslaagd traject kan zijn.’ Hij wil dit onderwerp overigens ook ‘wegwerken’ zodat hij het er niet nog eens over hoeft te hebben als hij met een nieuw project komt.

‘Het beeld is nog steeds: transseksualiteit is tragisch en je belandt erdoor in de goot. Het is mijn missie, om te laten zien dat een transitie ook een geslaagd traject kan zijn.’

Onbeleefd 

‘De etiquetteregel die ik er met mijn boek dacht ingeramd te hebben, is niet bij iedereen doorgekomen,’ zegt hij een paar dagen na zijn verschijning in DWDD aan de telefoon. ‘Ik had gisteren een nogal langdurig gesprek over geslachtsorganen met een journaliste die verder alleen naar leed viste. Heeft hij een penis, de journalisten raken er niet over uitgepraat. Dan verwijs ik ze naar wat in mijn boek staat: dat vraag je niet, dat is onbeleefd.’

De maanden februari en maart zijn volgepland met interviews. ‘Het hele land kijkt naar u,’ had een interviewer gezegd, en zo voelt het ook. Na zijn optreden in DWDD heeft de filosoof een berg fanmail en steunbetuigingen gekregen; de reacties zijn overwegend positief. Maar Februari blijft nerveus. ‘Het is enerverend om midden in je evolutie bekeken te worden,’ zegt hij. ‘Ik voel me verantwoordelijk als representant van deze groep en heb geen idee hoe overtuigend ik ben voor het verschijnsel. Straks zeggen mensen als ze me zien: nou, het oogt nog niet veel, of: hij houdt zijn glas op een typisch vrouwelijke manier vast. Ik kom over mijn boek praten, en het lichamelijke krijgen ze erbij cadeau. Mensen willen me zien. Dat is zenuwslopend voor een beschouwelijk ingestelde schrijver die niet graag via het lichaam communiceert.’

In DWDD werd hem voor het eerst gevraagd hoe blij hij met zijn uiterlijk is. ‘Ik heb besloten om te zeggen dat ik volmaakt tevreden ben over mijn uiterlijk om de positieve stemming te ondersteunen en te tonen dat je niet zo heel erg guapo hoeft te zijn om toch blijmoedig als man te kunnen functioneren. Het zou ook ondankbaar van me zijn als ik klaagde. Ik ben geen George Clooney, maar ik kan ermee door.’

Zijn transitie heeft hij inmiddels omgesmeed tot een professioneel project. ‘Het is mijn valkuil. Ik ben weer bezig dingen heel verantwoord te intellectualiseren zonder ze te beleven, alsof ik tussen mezelf en de wereld een beschermlaag plaats. Ik denk steeds: ga je mannelijkheid nou eens uitleven!’ Hoe? Het is lang stil. ‘Iets simpels als kleren kopen zou al goed zijn. Ik moet gewoon naar buiten en me verhouden tot de mensen.’

Marjolein Febrauri in 2008, 'Zo ‘exotisch’ is transseksualiteit niet, concludeert Februari.'
Marjolein Febrauri in 2008. ‘Zo ‘exotisch’ is transseksualiteit niet.’
Wat een stuk!

Halverwege maart strijkt Maxim on Tour neer in cultureel centrum De Rode Hoed in Amsterdam voor een debat over De maakbare man. ‘Meestal heb ik het over burgerschap en moraal,’ zegt Februari vanaf het podium tegen zijn publiek, ‘vanavond spreek ik over geslachtshormonen en dagelijkse obstakels.’ Hij schraapt nerveus zijn keel. In de zaal zijn opvallend veel vrouwen met korte kapsels en wijde truien die zijn gekomen, zo vertelde Februari me vooraf, om ‘hun levenslot een slinger te geven’, net als hij deed. Op de eerste rij zit zijn vriendin Gerda. ‘Zij dacht voor de gezelligheid mee te komen, maar is demonstratiemateriaal: ze is bij me gebleven, reden voor journalisten om haar de hemel in te prijzen.’

Tot slot openbaart Februari zijn droom: in een simpel poloshirt en een oude broek op een Frans terras met ‘monsieur’ te worden aangesproken.

Met een beamer toont hij zijn transformatie aan de hand van filmpjes die hij vanaf het begin heeft gemaakt en foto’s, begeleid door geluidsfragmenten: op verschillende momenten in zijn transitie heeft hij met steeds lager wordende stem voorgelezen uit Virginia Woolfs meesterwerk Orlando, waarin de mannelijke hoofdpersoon op een dag ontwaakt als vrouw. Na de laatste, meest recente foto van Max in pak applaudisseert het publiek uitbundig. ‘Wauw, wat een stuk!’ roep een vrouw.

Tot slot openbaart Februari zijn droom: in een simpel poloshirt en een oude broek op een Frans terras met ‘monsieur’ te worden aangesproken. Na afloop vormt zich een lange rij mensen bij Februari, die klaarstaat met een bemoedigend woord en een pen om boeken te signeren.

‘Ik vind het een bijzondere avond,’ zegt een vrouw met kort blond haar bij de bar. ‘Het is voor het eerst dat iemand zo openlijk over transseksualiteit praat. Veel mensen in onze omgeving worstelen met deze problematiek.’

‘Ik wilde vroeger ook een jongetje zijn,’ zegt haar vriendin. ‘Elke dag keek ik in de spiegel of “hij” er was aangegroeid. Nu laat ik het zo.’

Iets verderop staan Maja en Jo flyers uit te delen voor het transgender filmfestival Transcreen dat ze organiseren. ‘Moedig dat Max zo naar buiten treedt,’ zegt Jo. ‘Hij bereikt er een enorm publiek mee. Er is wel een generatieverschil. Onze generatie in de queer scene denkt niet zo in die hokjes van man-vrouw, wij zweven er tussen en uiten dat ook. In dat opzicht is Max een old school trans.’ Maja vindt het ‘leuk’ dat Februari vanavond over YouTube begon. ‘Tegenwoordig film je jezelf in je woonkamer en openbaar je je coming-out op YouTube. Een enorme vrijheid.’

Iets leuks doen

Begin mei ontmoeten we elkaar in Eethuys Café De Generaal nabij het treinstation van Baarn. Wandelaars strijken neer op het terras voor koffie. ‘Ik ben heel tevreden,’ steekt Februari van wal terwijl hij aan het tafeltje in de zonovergoten serre aanschuift. ‘Het is me gelukt om mijn positieve boodschap door de media te loodsen. Het scheelt dat ik die wereld ken en weet wat wel en niet te zeggen. Het effect van een programma als DWDD is onvoorstelbaar. Als columnist verzet je al jaren geen steen, niet eens een millimeter, en hiermee bereik je ineens de hele wereld – althans, zo lijkt het.’ Veel ‘transmannen’ zijn dankbaar voor de opgewekte boodschap van Februari, vertelt hij. Ze geven zelf geen interviews meer omdat hun verhaal altijd vervormd werd tot tragiek. ‘Maar er gaat veel goed. Zo goed, dat televisieploegen uiteindelijk van reportages over transgenders in de kliniek afzien, hoorde ik in de VU. De transmannen zeiden tegen me: jij hebt het beeld echt veranderd, je taak zit erop, ga nu iets leuks doen!’

Maar er is ook kritiek, vertelt Februari. ‘Het is een complex sociaal fenomeen. Vrouwen voelen zich verraden nu een van de schaarse vrouwelijke columnisten man blijkt. Sommige kennissen die met dezelfde problematiek worstelen, voelen zich verraden door mijn oversteek. Dat leidt tot enige spanning. Ik ken het middengebied goed, heb mijn leven lang tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid gezweefd omdat ik dacht dat iets anders niet mogelijk was. Maar ik voel me echt een man. Soms hoor ik ook dat ik te bourgeois zou zijn, te established. Ik ben nu een witte heteroseksuele man die voor de NRC schrijft, ook nog in pak. Ik zou me te veel aanpassen aan de burgerlijke norm, te weinig queer, anders, zijn. Zelf zie ik mij als het paard van Troje: ik ben wel binnen, maar val niet samen met het establishment en kan vanuit daar invloed uitoefenen.’ Met een lachje: ‘Nu kan ik mijn feministische strijd makkelijker voortzetten. Hard nodig, want er is geen wereld zo seksistisch als die van de Nederlandse literatuur en cultuur.’

Schofterig

De vervelendste reacties komen uit onverwachte hoek. Mensen vragen Februari geregeld of hij veel last heeft gehad van religieuze groeperingen. Helemaal niet, antwoordt hij dan, calvinisten denken serieus over het leven. ‘Het zijn juist de meest progressieve kringen waar men lacherig over mij doet. De meest nare geluiden komen van columnisten in de Volkskrant en de VPRO Gids. Ik heb een paar van die stukjes gelezen en ben er toen mee opgehouden. Ik heb de beroepsgroep al lang geleden afgeschreven en krijg nu geen reden er positiever over te gaan denken.’

Jammer dat je geen foto hebt van Maxim op de herenplee, tweette Sylvia Witteman aan een journalist. ‘Dat de vrouw van de hoofdredacteur van de Volkskrant van mij een bezienswaardigheid maakt, vind ik onbegrijpelijk. Ze doet hetzelfde als de bouwvakkers die bij de ingang van de VU-kliniek met een brede grijns naar de transseksuele mensen keken die er naar binnen liepen: wat een lachwekkend verschijnsel.’

Een andere columnist schreef: ach ja, transseksualiteit… Ik heb ook altijd een pinguïn willen zijn. ‘Progressieve kringen in Nederland hebben vaak ontzettend achtergestelde denkbeelden,’ vervolgt Februari. ‘Ze vinden bij voorbaat dat ze zo ruimdenkend en voortreffelijk zijn dat ze zich schofterig kunnen gedragen. Begrijp me goed, als ze willen opschrijven dat ik een idioot ben, moeten ze dat vooral doen. Maar in dit geval hebben ze een verantwoordelijkheid: als ze denigrerend over mij schrijven, zullen hun lezers sneller denigrerend over hun trans-collega’s en trans-familieleden spreken. Kennelijk voelen mijn collega’s die verantwoordelijkheid niet.

Mannelijkheid uitleven

Zelf voelt Februari zich soms te verantwoordelijk voor het project. ‘Alsof alles van mij afhangt, de hele acceptatie van transseksualiteit valt of staat met het geniale antwoord dat ik geef op elke triviale vraag. Ik wil minder een rolmodel zijn en voortaan alleen nog maar spreken namens mijzelf. Nu iedereen alles weet, kan ik eindelijk mijn mannelijkheid uitleven.’

Maar hoe? Dat weet hij nog steeds niet goed. De fysieke transformatie is in volle gang: zijn schouders worden breder, zijn broeken te groot. Hij heeft een paar weken nodig gehad om van alle media-aandacht te bekomen en komt nu pas aan de ‘emotionele verandering’ toe. Dat iedereen hem op zijn transitie aanspreekt, maakt het er niet makkelijker op: ‘Mensen zijn voordurend bezig mijn gedrag te duiden als mannelijk of vrouwelijk.’ Toen hij laatst voor een fotograaf poseerde die opmerkte dat de wind zijn haar omhoog blies en hij zei dat hij dat voelde, antwoordde de fotograaf: ‘Dat je dat voelt, is nog een typisch vrouwelijke eigenschap.’

‘Tot voor kort zag men mij als een nurkse vrouw, lees ik in de kranten, nu schijn ik ineens zo leuk en open te zijn.’

‘Tot voor kort zag men mij als een nurkse vrouw, lees ik in de kranten, nu schijn ik ineens zo leuk en open te zijn,’ zegt Februari. Maar in de fotoserie in De Rode Hoed ging hij toch steeds blijer kijken naarmate zijn transitie vorderde? ‘Nee nee nee,’ zegt hij resoluut. ‘Dat is je eigen interpretatie. Ik zou ook mannelijker zijn gaan schrijven sinds ik testosteron gebruik. Dat is niet zo. Hoogstens schrijf ik kernachtiger omdat ik het in de NRC met minder woorden moet stellen dan in de Volkskrant. Ik ben niet blij met zulke observaties, ben altijd bang geweest om in een paar steekwoorden neergezet te worden. Nu wordt alles vanuit transseksualiteit verklaard, maar ik ben in wezen niet veranderd.’

De boekverkoop loopt, ondanks alle publiciteit, niet storm. Financieel zijn het een paar magere maanden. Er komen veel verzoeken binnen voor lezingen en essays, maar nooit over transseksualiteit en altijd onbezoldigd. Februari heeft het idee dat de boekhandelaren hun zaak niet openstellen omdat het onderwerp te specialistisch is. ‘Ik heb weer inkomen nodig,’ zegt hij. ‘Een beetje paniekerig ben ik nu wel. Het voelt alsof ik na een jaar in de gevangenis plotseling ’s avonds laat op straat word gezet. Die existentiële angst voor armoede, de angst om niet meer voor jezelf te kunnen zorgen, wordt met het klimmen der jaren steeds erger. Het is ook niet zo gelukkig dat ik freelancer ben geworden. Ik kom uit een familie van ondernemers, vrije jongens, maar de een slaagt beter dan de ander. Ik ben altijd bang dat het misloopt.’ Hij kijkt op zijn horloge en staat op. ‘Ik moet als de donder aan het werk!’

Als een puber

Tijdens de zomer mailen we veel. De mails worden bloemrijker en uitbundiger. Februari is in ‘rustiger vaarwater beland’ en het betaalde werk is weer aan komen stromen. Eigenlijk zou hij privé iedereen moeten bellen en spreken, mailt hij na een vakantie met Gerda in Duitsland, maar ‘het is vast niet erg als ik daar nog een paar weken mee wacht’. Inmiddels is hij ‘als een gek aan het afvallen’. Broeken die hij vorige herfst kocht, blijven zonder riem onmogelijk op hun plaats, jasjes zijn juist alweer na een half jaar te klein waardoor hij er voortdurend ‘idioot’ uitziet. ‘Deze zomer oog ik meer dan ooit als een puber, maar een paar mannen die al tien jaar onderweg zijn, merkten vol vertedering op dat ik nog aan het begin sta. Dat gaf me de hoop dat ik ooit nog een volwassen man word om te zien.’

maxim februari

‘Dat lange mailen is procrastinatie,’ zegt hij als we elkaar in oktober weer bij hem thuis ontmoeten. Eerder had hij opgebiecht ooit nog een grote roman te willen schrijven waarin al zijn inzichten samenkomen. ‘Het is nogal een ontboezeming, maar als publieke filosoof breng je je intellect niet op de toppen van je kunnen. Met mijn columns lever ik bouwstenen aan, argumenten, waarmee anderen hun mening in elkaar kunnen zetten. Ik ben opgevoed met een groot wantrouwen tegen de mens en kreeg mee dat ik nooit achter ideologieën aan moest lopen maar voor mezelf moest denken. Mijn familiegeschiedenis heeft mijn denken over moraal en de kwetsbaarheid van het individu sterk beïnvloed. Als columnist probeer ik die morele begrippen heel secuur te ontrafelen, ik wil namelijk niet alleen met een rood potlood strepen zetten in andermans gedrag. Hoe dan wel bij te dragen aan de maatschappij, die vraag stel ik mezelf. Er wordt me wel eens verweten dat ik louter goedheid in de wereld zie. Dat is niet zo. Ik ken de duisternis, ook van zeer nabij, maar ik ben er tegen. En ik verzet me ook tegen mijn eigen neerslachtigheid. Ik neem verantwoordelijkheid door mee te denken en opgewekt te blijven, in elk geval in mijn stukken.

Het is een dienstbare, ook wel leuke taak. Maar veel liever zou ik mijn technische filosofische werk verder ontwikkelen en uiteindelijk komen met een groot inzicht waarvan ik zelf versteld sta, al vrees ik dat niemand daar op zit te wachten. En ik streef nog altijd naar het schrijven van een meesterwerk, een grote roman.’

Was hij daar eerder toe gekomen als hij zijn transitie eerder was begonnen? ‘Dat is een pijnlijke vraag. Tegenwoordig ga je op je twintigste voor je studie in transitie en begin je met een nieuw leven. Ik durf me niet eens voor te stellen hoe mijn leven dan was geweest, daar zou ik erg treurig van worden. Misschien had ik het dan wel verder geschopt dan armzalige stukjesschrijver en was ik een groot schrijver geworden. Misschien had ik dan wel kinderen gehad – die heb ik altijd gewild, alleen had ik er niet over nagedacht hoe dat dan moest.’

Mannen onder elkaar

Steeds heeft hij zichzelf weggemaakt, vertelt Februari. Dat thema van ‘zwijgen, onzichtbaar worden en verdwijnen’ komt in veel van zijn werk terug. ‘Veel transmensen geven de voorkeur aan being left alone omdat het zo moeilijk is je te midden van anderen een houding te geven.’ Hij vraagt zich wel eens af waarom uitgerekend hij zich al jaren onderwerpt aan ‘het monster van de publieke opinie’. ‘Misschien wel vanwege dit: being diagnosed in public. En als je op een podium klimt, ben je in feite onzichtbaar. Je bent een stem waar je publiek naar luistert, geen lichaam. Zodra je ervanaf komt, ben je weer een lichaam, dan moet je dingen zeggen zonder onderwerp of script en wordt het ongemakkelijk. Hoe harder ik nadenk over wat ik moet zeggen, hoe ontoegankelijker ik eruitzie. Misschien dat ik daarom de afgelopen jaren zo vaak heb gehoord dat mensen bang voor me zijn. Ik ben sociaal niet heel gemakkelijk en kom van feestjes meestal thuis met een gevoel van mislukking. Het is misschien een heel raar, romantisch verlangen naar vriendschap en wederzijds begrip.’

De mannen in zijn vriendengroep hebben afstand genomen, vertelt hij. ‘Als vrouw was ik groot met mijn één meter tachtig. Als man krimp je ineens, zeker als je vrienden allemaal één meter vijfennegentig zijn. Kennelijk hadden we elkaar op lengte uitgekozen. Dit jaar legden ze me uit: bij jou kon ik altijd toekomen aan mijn vrouwelijkheid en hoefde ik niet macho te doen, zoals bij veel vrouwelijke vrouwen. Dat is veranderd, we zijn nu mannen onder elkaar.’

‘Tijd om te lunchen,’ zegt Gerda die de woonkamer in is gelopen, een warme en kordate vrouw met een fors postuur. Ze toast witbrood in de open keuken, dekt de tafel en zet salades neer. Hoe is dit jaar vol veranderingen voor haar geweest?

‘Het heeft me niet in de weg gezeten,’ zegt ze nuchter.

Terwijl Max zwijgend zijn toast eet, vertelt zij smakelijke anekdotes. ‘Tja, op deze leeftijd sluit je niet meer snel nieuwe vriendschappen,’ besluit ze een verhaal. Als Max tegensputtert en zegt dat dat best mogelijk is, zegt ze op achteloze toon: ‘Trek je dit nu niet aan, Max, het ging niet over jou.’

Op Gerda oefenen

Het is een druilerige avond in november. Een bordje met een pijl aan de deur van het café ’t Oude Slot in Schagen wijst je de weg naar de zijingang. Ineens sta je in een soort woonkamer met barok behang en een art-decobar met vergulde lampen en spiegels. De veertig dames en een enkele heer van het Boekencafé hebben zich met koffie rond houten tafels verschanst en kijken nieuwsgierig toe hoe Maxim Februari op het podium stapt. Het onderwerp transseksualiteit is niet direct het hunne en dus opent de filosoof de avond met Aretha Franklin. ‘Ze zingt: “You make me feel like a natural woman”. Kennelijk voelt ze zich niet vanzelf op en top vrouw. Je hebt een ander nodig die je identiteit bevestigt en in jou oproept wat je prettig vindt,’ zegt hij. Zijn pose is zelfverzekerd, rustig gebaart hij met een hand. De vrouwen in de zaal knikken.

Na afloopt kijkt Februari zoekend rond. Een paar mensen hadden hem van tevoren gemaild dat ze zouden komen om over hun problematiek te praten, maar ze zijn thuisgebleven. Misschien voelden ze zich beschroomd in deze setting.

‘Dan zeggen ze tegen een verbaasde ober: de koffie is voor haar. Het is alsof iemand een kleedje onder je wegtrekt, je gaat onderuit.’

De avond heeft Februari goed gedaan. Vanochtend beleefde hij zijn ‘ongelukkigste moment’ van het afgelopen jaar tijdens een fotosessie bij hem thuis. Of je stem gedaald is, weet ik niet, had de bebaarde, masculiene fotograaf gezegd, misschien klonk je altijd al zo. Hij had Februari tot vier keer toe gevraagd andere kleding aan te trekken en elke keer nee geschud als hij de trap af kwam in iets nieuws. Vroeg hem: ‘En nu iets mannelijker gaan staan.’

‘Hij overdonderde me,’ zegt Februari. ‘Ik liet met me sollen, voelde me zo’n sukkel. Ik moet nodig assertiever worden. Er zijn oude bekenden die me na anderhalf jaar nog steeds met zij aanspreken, zelfs waar onbekenden bij zitten. Dan zeggen ze tegen een verbaasde ober: de koffie is voor haar. Het is alsof iemand een kleedje onder je wegtrekt, je gaat onderuit.’

Met een lachje: ‘Ik zal mijn assertiviteit op Gerda oefenen, zal ze leuk vinden. Het is voor haar nu soms al slikken. Voorheen was zij de ongeduldige en kordate, nu reageer ik directer.’

Voortdurend herkend

De openbaarheid blijft een lastige plek om te werken en te leven. Op YouTube en elders online zie je steevast mensen verdwijnen zodra ze anderhalf jaar onderweg zijn in hun transitie: accounts worden opgeheven, filmpjes en dagboeken verwijderd. ‘Op dat punt ben ik nu beland, maar ik kan helaas nergens meer argeloos komen. Sinds mijn mediaoptredens word ik voortdurend herkend, dat heb ik onderschat. Toen ik laatst in de speeltuin met de kleinkinderen was, kwam een vrouw met indringende blik naar me toe: “Wat heeft u geleden, wat een tragiek!” Het liefst zou ik naar het buitenland verhuizen.’

Laatst haalde hij een smoking voor een wetenschapsdiner met black tie voorschriften op bij de verhuurder die hem vroeg of hij er eerder had gehuurd. ‘Ja, zei ik, waarop hij door zijn kaartenbak met klantgegevens en kledingmaten bladerde. “M. Drenth, bent u dat?” Nee, loog ik. En dat moet ik de rest van mijn leven blijven doen, liegen over mijn verleden. Zo word ik nooit minister-president.’

Hoe zijn zijn ouders er nu onder? ‘Mijn ouders hebben al zo veel desillusies door mij achter de rug en mijn vrouwelijkheid al op zo veel manieren in rook zien opgaan. Mijn moeder hoopte op een modelievende dochter met wie ze kon winkelen; die droom ging al vroeg in duigen. Toen ik thuiskwam met de mededeling homoseksueel te zijn, vonden ze dat vreselijk omdat ze zo graag kleinkinderen hadden gewild. Wat doe ik mijn ouders aan, dacht ik. Dat ik die taak niet heb ingelost, vind ik nog steeds erg, maar de scherpe randen slijten. Ze hebben Gerda’s kleinkinderen als de hunne omarmd.’

Hij lichtte zijn ouders pas in over zijn testosterongebruik toen hij verkouden begon te klinken. ‘De laatste maanden ben ik heel erg gaan lijken op de vader van mijn moeder, ook volgens mijn familie. Dat vinden zij wel grappig, maar mijn vader vindt het jammer, want ik leek altijd op hem. Mijn naamsverandering vinden ze lastig. Het is een breuk in onze gezamenlijke geschiedenis. Natuurlijk hadden ze dit alles liever niet gehad, ze vinden het moeizaam. Maar ik heb me zo lang schuldig gevoeld, dat ik dat gevoel nu moet loslaten.’

Toen zijn ouders laatst op bezoek waren, vertelden ze dat ze op de BBC een programma van Stephen Fry over transseksualiteit hadden gezien. ‘In oude religies werd transseksualiteit als iets goddelijks beschouwd, vertelden ze. Ik geloof dat ze langzaam aan het idee wennen.’

En, bevalt het? Die vraag wordt hem de laatste tijd vaak gesteld. ‘Ja, zeg ik dan, het bevalt. Maar in feite is het veel grootser en wezenlijker. Te intiem om met anderen te bespreken. Ik word de laatste maanden vaak wakker met een onbestemd gevoel: stel dat ik in de spiegel kijk en het blijkt een droom, ik zit weer in een vrouwenlichaam. Dan krimp ik ineen en beheerst de ijzige kilte des doods mij. Die gedachte kan ik geen seconde toelaten. Ik zou het eind van de dag niet halen.’ Hij is even stil, dan: ‘Maar eindelijk daalt nu ook de rust langzaam in. Ik snap dit, ik kan dit.’