Lieve Roos, lieve haas,

Op 31 maart schreef ik mijn laatste bericht uit een vliegtuig aan je. Ik had je twee dagen daarvoor verteld dat ik een affaire had en verliefd was. Niet veel later bleek je zwanger. Soms lijkt de werkelijkheid veel op een roman, niet altijd een even goede roman. Ik schreef: ‘Haas, misschien had ik eerder tot me moeten laten doordringen, dat ik twijfelde, niet aan jou, maar aan mij, of ik klaar was voor iets waar ik misschien niet klaar voor ben, een kind krijgen, me settelen. Misschien had ik eerder moeten zeggen: ik voel dat ik wil ontsnappen. Maar ik dacht: voel ik het wel goed, en er was zoveel mogelijk, er was ruimte voor veel, ik dacht dat ik kon ontsnappen binnen de parameters van onze relatie.’

We maakten onze reis, ik schreef, jij las mee en had de vrijheid wijzigingen in mijn stukken aan te brengen, je maakte foto’s, je kreeg een miskraam, we huilden, vochten (met woorden, al heb je ook één keer lauwe thee over mij heen gegooid toen ik zei dat je humorloos was), we reden van motel naar motel, naarmate de reis langer duurde leek het alsof ik eeuwig met jou door het westen van Amerika zou blijven reizen. Alsof er geen eind aan zou komen, alsof dit het leven was, Groundhog Day maar dan anders. Er staat dan ook zoveel niet in de artikelen.

Hier lees je ‘Liefde en seks in Amerika’ terug: deel 1, deel 2 en de dubbele slotaflevering. Roos van Ees schreef Arnon ook deze brief: ‘Het leven gaat verder waar de literatuur eindigt’.

What the fuck

Roos: Hoe we in een sneeuwstorm buiten Salt Lake City een auto-ongelukje kregen, waardoor in Delta onze auto weggesleept moest worden en de man die een nieuwe auto bij een hotel langsbracht zei: ‘What the fuck are you doing in Delta?’

Hoe een zeventigjarige polygamist tegen mij zei: ‘Well, you’re kind of hot, you’ll be fine,’ en ik niet wist of het nou een belediging of een compliment was.

Hoe Katie, de jongste vrouw van polygamist Marion, jou een ‘asshole’ noemde.

Hoe ik na de miskraam met een maandverband vol bloed zeven uur achter het stuur zat rijdend langs de kunst van Californië om op tijd op de volgende locatie te zijn voor onze afspraak de dag erna, jij hebt immers geen rijbewijs. Sowieso al die uren dat we samen in de auto zaten, de moeilijke gesprekken die we daar voerden, dat als ik boos was ik jouw lievelingsnummers van de muziek-playlist oversloeg. Hoeveel we samen gelachen hebben.

Arnon: Het museum in Delta, Utah over het kamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog ongeveer tienduizend Japans-Amerikaanse burger geïnterneerd waren.

Een romantisch restaurant ergens in Oregon langs een rivier waar we waren beland op weg naar Portland en waar we zo’n ruzie kregen dat ik echt dacht: ja, hier houdt het op, ik ga terug naar New York en jij wilde alleen verder. En hoe we daarna toch weer samen verder gingen en moesten lachen.

Hoe we mensen wilden uitnodigen om een deel van de reis met ons mee te maken omdat we dachten dat dat makkelijker was. Maar niemand kwam.

De gesprekken die we opnamen in de auto, waarmee we tot nu toe niets hebben gedaan.

Het restaurant en de bar in Burns, Oregon, waar jij aan de praat raakte met een van eenzaamste mensen die ik ooit ontmoette en hem omhelsde toen hij over zijn scheiding vertelde. We verlieten de bar en ik dacht: weer iemand die we hadden moeten redden. En we hebben het niet gedaan.

Hoe ik elke avond toch weer aan mijn nieuwe roman schreef en de aantekeningen van die dag uitwerkte en als ik dan eindelijk naast je ging liggen, meestal was het tegen die tijd al twee uur in de nacht, jij in slaap was gevallen met je laptop nog open. Alsof er niets was veranderd.

Roos: Hoe we samen ‘Het is over’ van Annie MG Schmidt in de auto zongen, een nummer dat ironisch genoeg al voor onze relatie een van mijn lievelingsnummers was.

Hoe ik jou naakt fotografeerde en een half uur stekels uit je voeten heb lopen trekken.

De dochter van de jager die vertelde dat haar vriendje het net met haar had uitgemaakt en hoe ik te midden van al mijn eigen verdriet opeens met een huilend mooi meisje in mijn armen zat, en haar troostte met de woorden dat alles goed komt en dat ik weet hoe ze zich voelt.

Hoe ik mijn lach moest inhouden toen ecoseksueel Madison aan het masturberen was en jij in kleermakerszit in korte broek met gympen en hoog opgetrokken sokken als een schooljongen ernstig aantekeningen zat te maken in een schriftje terwijl je recht tussen haar benen in haar blote poes keek.

Zoveel mensen, zoveel ontmoetingen.

Arnon: Voor mij waren die ontmoetingen het wezenlijke van deze reportages. Dat ons eigen verhaal erin sloop, kwam omdat er níet over schrijven nog absurder zou zijn geweest dan er wel over schrijven.

Dat we het vliegtuig misten in Seattle en toen in een Hilton belandden vlakbij de luchthaven en we vervolgens bijna weer het vliegtuig misten, alsof we niet weg wilden. Hoe harmonieus en weemoedig het was daar in het Hilton.

Rouw in een leeg bed

Roos: Ik heb de afgelopen weken vaak terugverlangd naar de reis, het schemergebied waarin de pijn zich nog in een wachtkamer bevond. We hoefden niet te settelen, liefste. Van mij hadden we ook eeuwig zoekende avonturiers mogen blijven, levend uit koffers en elkaar als transporteerbaar thuis.

Na jouw beslissing de relatie te beëindigen voelde onze reis als het regelen van een begrafenis. Het verdriet is er, de geliefde is al dood, maar je bent nog met het lijk in de weer, te druk met allerhande praktische dingen, continu omringd door mensen. De rouw komt pas als je in je lege bed ligt. Daar lig ik nu, ik ga door de rouw, maar het voelt dus ook alsof ik nog steeds de begrafenis aan het regelen ben om alles een zo waardig mogelijk einde te geven. Eerst met mijn eigen stuk en nu weer met deze dialoog. Je wilt de begrafenis zo goed mogelijk regelen. We willen er iets moois van maken. Daarom schrijven we elkaar, om het samen af te sluiten, maar ook om in gesprek te blijven.

Arnon: Uiteindelijk vlogen we terug naar New York. Ik meende dat we in Seattle, waar onze reis eindigde, nader tot elkaar waren gekomen. De reis voelde als een oorlogsgebied dat we samen hadden bezocht, dat alleen al schepte een band. Maar voor jou was het anders. Ik zou over enkele dagen naar de vrouw vliegen op wie ik verliefd was, jij bleef alleen achter. Misschien heb ik onderschat hoe moeilijk dat kon zijn na zo’n reis van vijf weken. Misschien heb ik veel onderschat.

Soms kun je op het absurde in het leven alleen maar reageren met nog meer absurditeit.

Roos: Het startpunt en eindpunt van de reis waren voor ons zo anders. In onze laatste week vertelde je me droogjes dat jouw nieuwe geliefde de avond dat wij terug zouden vliegen naar Europa (ik naar Amsterdam, jij naar Zagreb, op Schiphol zouden we afscheid nemen) naar Kroatië zou komen. Toen kwam de realiteit als een mokerslag binnen. Ik besefte dat ik me tijdens de reis nog helemaal niet had voorbereid op de eenzaamheid die me te wachten stond. Ik leefde nog in de wereld van ons samen, ook al had je dagelijks contact met je nieuwe liefde.

Je schreef in je eerste artikel dat onze reis een poging zou worden tot conscious uncoupling, naar het boek van gezinstherapeute Katherine Woodward Thomas. Los van het feit dat je dat boek nog steeds niet hebt gelezen, liefste, het was allesbehalve conscious. We waren twee kippen zonder kop op die reis. We hadden geen enkel idee waar we aan begonnen. Misschien dachten we dat de reis een antigif zou zijn. Soms kun je op het absurde in het leven alleen maar reageren met nog meer absurditeit. Zoals sommige mensen de hevigste kater de volgende ochtend wegdrinken met een glas wodka.

Ik zal nooit zeggen dat ik spijt heb van onze reis. Onze reis is een testament aan wie wij waren, de liefde en de stormachtigheid daarvan. Een relatie van twee mensen die aan elkaar gewaagd zijn in de zin dat we beiden avontuur boven comfort verkiezen. Het fundament van onze relatie was dat wij geloofden ruimdenkend en flexibel genoeg te zijn om overal samen middels creatieve oplossingen uit te komen.

Tijdens de reis luisterde ik in de auto veel naar een liedje van de Noorse zangeres Sigrid, ‘Mine Right Now’. Ze zingt:

I ruin the moment ‘cause I picture the end
But I don’t wanna go there, so I tell myself that
Hey, it’s alright if we don’t end up together
‘Cause you’re mine right now
Hey, I don’t mind if we don’t get to forever
‘Cause you’re mine right now

Vijf weken zat je nog naast me in de auto, lag je nog naast me in bed, misschien kon ik daar genoegen mee nemen, zonder aan het einde te denken. Rouw en trauma gaan ook altijd gepaard met ontkenning. Maar jij was in je hoofd natuurlijk allang weg, en ik moest weggaan uit ons. Ja we maakten de reis samen, het was ons gezamenlijke project, maar de reis had voor ons beiden ook zo’n andere lading, het kon bijna niet verder uit elkaar liggen.

Soms communiceer je nu nog steeds met me alsof ons emotionele vaarwater hetzelfde is. Je vergeet de fundamenteel andere positie waarin we momenteel verkeren. Jij hebt iets gewonnen (een nieuwe liefde, vrijheid waar je naar verlangde), ik heb iets verloren. Natuurlijk voel ik ook wel dat er niet enkel iets verloren is maar ook iets te winnen valt uit al deze pijn. Maar momenteel is het verlies voor mij nog een harde werkelijkheid. Voor jou is het verlies al iets van het verleden.

Een publieke zaak

Arnon: Jij vloog naar ons thuis in Amsterdam, het huis van mijn moeder waar jij sinds anderhalf jaar woont en te midden al mijn moeders spullen een soort van nest voor ons hebt gemaakt. Een week nadat je landde op Schiphol zou je een feest geven om je liefdesverdriet te vieren, zeg ik dat goed?

Roos: Tijdens onze reis zette ik een appgroep op met vrienden en kondigde aan dat ik een heartbreak celebration party wilde organiseren. Waarom? Omdat ik doodsbang was mensen onder ogen te komen te midden van dit liefdesverdriet. Ik schaamde me. Ik wilde steun van de mensen die mij dierbaar zijn, maar zag er tegenop elke keer de pijn bij elke nieuwe ontmoeting op te moeten rakelen. Ik kan het beter in één keer met iedereen bij elkaar doen. Tijdens de avond zaten we verspreid over de vloer en in een kring en deelden persoonlijke verhalen over liefde en liefdesverdriet. Mijn vriendin Hedy d’Ancona zei later dat het haar aan de feministische praatgroepen uit de jaren zeventig deed denken. De dag erna schreef ik mijn brief aan jou.

Arnon: Voor jou was de brief, die je me schreef en waarmee je de serie afsloot, een liefdesbrief en mijn reactie (die wellicht wat zakelijk was) voelde als een afwijzing, zei je later.

Voor mij was die brief een afrekening van jou met mij én een liefdesbrief. Je verklaarde me nogmaals de liefde en rekende af met die liefde. Wat een project van ons allebei was geweest, werd publiekelijk opgevat als een zaak, Arnon versus Roos, of Roos versus Arnon, wat zonde was, wat geen recht deed aan de vijf weken die wij samen hebben doorgebracht en de kleine vier jaar ervoor.

Onze reis was een gezamenlijk project en dat jouw stem erin een plek zou hebben was vanaf het begin voor mij belangrijk.

Mij ging het in mijn artikelen erom dat intimiteit en wreedheid, ook ongewilde wreedheid, zo vaak samengaan. Ik kan mij niet voorstellen dat mensen die intieme relaties hebben gehad dergelijke wreedheid niet hebben ervaren. Onze reis was een gezamenlijk project en dat jouw stem erin een plek zou hebben was vanaf het begin voor mij belangrijk. Ik zei vaak als je iets over mij zei, soms grappig, soms hard, soms allebei: ‘Oh, dat moeten we even opschrijven.’ En je deelde op mijn verzoek gedachten uit je dagboek met mij.

Roos: Die brief belichaamde zowel een eind als een begin voor me. De afsluiting van een gemis en van de hoop, die mij afhankelijk maakten van jouw beslissingen en acties. Zo moest die brief een startpunt van mijn eigen helingsproces worden. In plaats daarvan werden de weken die op mijn stuk volgden verre van rustig, juist geen periode waarin ik mijzelf kon proberen te repareren. Die tijd luidde namelijk ook een periode van nieuwe pijn in.

Deze dialoog is wellicht een poging om misinterpretatie van de artikelen over onze reis en onze relatie enigszins te voorkomen, eventueel ook dingen recht te zetten, terwijl ik me er tegelijkertijd van bewust ben dat lezen voor een groot deel interpreteren is en we bereid moeten zijn te accepteren dat iedereen een eigen interpretatie zal hebben. In dat niet al te persoonlijk opvatten ben jij vast beter getraind dan ik.

Ik probeerde in mijn brief te reflecteren op hoe het is iemands materiaal te zijn geweest en hoe ik daar als jouw geliefde ook zelf medeplichtig aan ben geweest. Dat is een complex vraagstuk waar ik nog steeds mijn hoofd over breek. Tijdens het schrijven had ik een zin in mijn achterhoofd die voor mij de kern was van de brief. Het is een zin uit het gedicht ‘After Our Planet’ van Mark Strand: ‘I am writing from a place you have never been.’

Zolang je over me schreef, wist ik tenminste dat ik nog een goed verhaal was.

Toen ik verliefd werd op jou, voelde ik al snel aan dat de beste manier om als geliefde loyaliteit en overgave aan jou te bewijzen is door jou alle vrijheid te geven in jouw schrijven. Jij schrijft ook uit liefde, en je hebt zoveel mooie en lieve woorden over mij geschreven in de afgelopen jaren. Ik verlangde naar jouw liefde en in een relatie met jou betekende dat dat ik er dus ook naar ging verlangen dat jij over me schreef, want dat is een manier waarop je jouw liefde toont. Zolang je over me schreef, wist ik tenminste dat ik nog een goed verhaal was.

Het beste materiaal voor een schrijver als jij ligt in de meest intieme, kwetsbare en soms pijnlijke momenten. Zo werd mijn kwetsbaarheid, mijn pijn, mijn leven jouw materiaal. Dat voelde ook als iets moois, want jij voorzag mijn meest kwetsbare momenten van nieuwe betekenis. Jij wist mijn pijn tot iets nieuws, iets betekenisvols te transformeren. De pijn had nut gekregen, deed ertoe, had een hoger doel gekregen: jouw kunst. Dat is bijna verslavend, en ik snap daardoor ook het gewicht dat het schrijven in jouw leven heeft. Hoe jij overleeft door te schrijven. Het was niet anders tijdens onze reis. Alle ontroerende momenten, zowel liefdevol als pijnlijk, dienden ergens voor: ze waren bestemd voor jouw artikelen en mijn beeld.

Toen eindigde de reis en bleef ik opeens alleen achter met alle open wonden die geen hoger doel meer dienden. Ik voel nu pas hoe vervreemd ik door mijn rol in jouw schrijven de afgelopen jaren ben geraakt van mijn kwetsbaarheid, mijn intieme gedachten en gevoelens, mijn ervaringen en mijn pijn. Ik ging mijn leven ervaren door het oog van jouw pen.

Jij werd de auteur van betekenis in mijn leven.

Jij schrijft altijd voor lezers, je kunt je niet voorstellen teksten te schrijven die niet gelezen worden, zoals een dagboek. Ik heb wel lang in een dagboek geschreven. Tijdens onze relatie schreef ik er steeds minder in. Recent pakte ik mijn dagboek weer op en las oude teksten van vroeger, zelfs van nog ver voor jou, en vroeg me af waarom ik er gedurende onze relatie minder in schreef. Eerst dacht ik dat het was omdat ik in mijn dagboek vooral schreef over worstelingen met het leven, misschien was ik met jou te gelukkig geworden om het dagboek nog nodig te hebben.

Nu realiseer ik me dat het om een andere reden is dat ik er niet meer in schreef. Wie heeft nog een dagboek nodig als je een geliefde hebt die jouw pijn registreert en het van nieuwe betekenis voorziet door erover te schrijven? Jij werd de auteur van betekenis in mijn leven. Jij bent jarenlang mijn lezer geweest, de lezer van mijn leven, de lezer van mijn pijn. En nu ben ik mijn lezer kwijt, jij leest nu een ander. Wie leest mij nu?

Jouw pijn

Roos: Het heeft me veel verdriet gedaan te zien hoeveel pijn jij hebt gehad de afgelopen tijd door hoe er op jouw stukken is gereageerd. Dat je pijn niet gelezen werd in je eigen stukken. Ik moest denken aan onze sessie in Menlo Park, bij Peter en Ellyn en de tranen die in jouw ogen sprongen toen Peter zei dat in jouw jeugd je pijn er niet toe deed, niet mocht bestaan, niet gezien werd. Want wat was jouw pijn nou naast de pijn van het oorlogsverleden van je ouders?

Ik denk aan Blauwe maandagen, hoe komisch het boek ook is, het zit vol met de pijn die opgroeien in het huishouden van jouw jeugd ook is geweest. Jouw moeders reactie op het boek: ‘Ik heb geen zoon meer.’ Zeker, ze vergaf je, maar zag alsnog je pijn niet. Natuurlijk weet ik dat jij op je eigen kenmerkende manier (met afstand, ironie, humor en een weerzin tegen elke vorm van sentimentaliteit) in de artikelen over onze reis ook over jouw eigen pijn schreef. Schrijven is niet alleen overleven en ontsnappen voor jou, het is ook jouw pijn een stem geven.

En veel mensen zagen, lazen dat niet. Toen kwam mijn brief aan jou en mensen lazen mijn pijn wel. Mijn pijn was onmiskenbaar, al in jouw artikelen, maar zeker in mijn eigen stuk. Ik stel me voor dat de grootste pijn waar ik nu doorheen ga, van al het verlies (van jou, van ons en ons kindje), te groot is. Het is geen oorlogsverleden, maar misschien voelt het toch alsof er tegenover mijn pijn geen ruimte is voor jouw pijn. Het enige wat ik je kan schrijven is dat ik jouw pijn zie, dat jouw pijn ertoe doet voor mij.

Ik heb veel respect voor pijn, daarom zwijg ik er graag over.

Arnon: Ja, de literatuur is verslavend en gevaarlijk. Als ze niet potentieel gevaarlijk was zou ze niets waard zijn, ik weet niet of ik schrijf om mijn pijn te laten zien – ik benadruk altijd weer het recht verborgen te blijven. Ik heb veel respect voor pijn, daarom zwijg ik er graag over. Eigenlijk luister ik liever dan dat ik spreek. Ik eigen mij verhalen toe door te luisteren en te leven – ik denk wel dat schrijven een poging is dichter bij de waarheid te komen en indirect bij de rechtvaardigheid.

Wat je schrijft over het lezen van jouw pijn vind ik mooi. Het ‘lezen’ van jouw angst en jouw kracht, van je diepste wanhoop en het vermogen je razendsnel weer op te richten, heeft mij veranderd. Het was volstrekt anders dan alles wat ik tot dan toe aan overlevingskunst en lijden had gezien, en ik heb ook je lichtere kanten met zoveel plezier ‘gelezen’, bijvoorbeeld hoe je theezakjes uit restaurants in je zak stopte, iets wat me erg aan mijn moeder deed denken die overal alles meenam wat ze maar kon meenemen.

Roos: Ik weet dat jij liever luistert dan spreekt. Ik heb tijdens onze relatie vaak met verbazing jouw verdwijntruc bestudeerd, wanneer we aan het dineren waren met andere mensen en je het vrijwel altijd voor elkaar kreeg om aan het einde van het gesprek niks over jezelf gedeeld te hebben. Maar jij luistert om daarna via je pen te kunnen spreken. Want het luisteren is voor jou ook registreren en na zo’n etentje sprak je niet zelden over de avond in een column. Spreken doe je zeker. Misschien over je eigen pijn alleen via een omweg, in verkapte bewoordingen, maar over andermans pijn zwijg je niet, toch liefste?

Secretaresse van het onzichtbare

Arnon: Maar luisteren is voor mij niet alleen instrumenteel, ik luister uit oprechte interesse, en een schrijver is ook, zoals Coetzee schreef, een secretaresse van het onzichtbare. Je voedt je met de wereld, soms lijkt het alsof de wereld je iets dicteert. Je schreef in je brief over mijn onvervangbaarheid voor jou. Toen mijn moeder stierf, kort voor ik jou ontmoette, dacht ik: nu ben ik eindelijk voor niemand meer onvervangbaar.

Bewust of onbewust zocht ik kennelijk iemand voor wie ik toch weer onvervangbaar zou blijken te zijn.

Vervangbaar zijn is ook vrij zijn. Maar bewust of onbewust zocht ik kennelijk iemand voor wie ik toch weer onvervangbaar zou blijken te zijn.

Roos: Is dat waarom je twee maanden nadat we verliefd werden al zei een kind met me te willen? Ik zei tijdens de reis een keer tegen je: ‘Misschien was ik de rebound voor het verlies van je moeder.’

Arnon: Wat betekende het kind voor me, waarover ik begon in de zomer van 2015? Een bewijs van mijn liefde voor jou, een bewijs van vertrouwen, een teken dat de zucht naar avontuur vele vormen aan kan nemen, absolute roekeloosheid. We hebben samen een rozenstruik geplant in de tuin van een receptioniste in de staat Washington voor het kindje dat niet geboren is. De brief die je aan het kindje schreef kon ik niet overtypen zonder te huilen, nog steeds zou me dat niet lukken, denk ik.

Ik heb dingen gezegd in paniek waar ik spijt van heb. Veel spijt, maar ik hoopte dat de reis ook het begin van heling zou zijn van wonden, ook de wonden die ik had toegebracht. Dat hoop ik nog steeds. Ik hoop dat de herinnering, onze herinnering, hoe we daar stonden, de absurditeit en de sentimentaliteit ervan, de nabijheid en de afstand, de pijn en het omgaan met die pijn, voor jou ook helend zijn.

Nu is de betekenis van het kind voor mij het moment dat wij bij het rozenstruikje stonden, dat moment namelijk kwam veel van wat rouw was en is in mijn leven samen. Ik ben niet zo goed in rouwen, het leven gaat door, het moet doorgaan en alleen al daarom kan men zich, kan ik me de lethargie van de rouw niet permitteren. Misschien planten wij ons ook voort om te kunnen rouwen, denk ik nu, om ervoor te zorgen dat zoals jij dat noemt onze pijn en onze vreugde gelezen wordt. Misschien was het verlangen naar een kind een verlangen naar de mogelijkheid op een andere manier gezien en dus gelezen te worden. Het kind betekende voor mij anders lezen en anders gelezen worden.

Al deze pijn en dit einde is misschien niets minder dan zwanger zijn van een nieuw eigen leven.

Roos: In jouw kinderwens lag een angstaanjagende opgave voor mij besloten. Na depressie en worstelingen met suïcidaliteit in mijn jeugd werd het een geruststellende gedachte dat ik het leven aankon zolang ik wist dat als de pijn te groot werd, ik niet verder hoefde te leven. Leven met een nooduitgang. Toen ik besloot met jou een kind te willen, moest ik afscheid nemen van die wrange overlevingsstrategie. Een kind willen is ‘ja’ zeggen tegen het leven.

Die ‘ja’ ben ik aangegaan door samen met jou naar een kind van ons te gaan verlangen en door in onze liefde te geloven. Ik heb vaak tegen je gezegd dat ik bang was dat het kindje er nooit zou komen, dat je al weg zou zijn, een ander zou hebben, voordat het er daadwerkelijk was. Maar jij was zo overtuigd, zo zeker beloofde je me dat ik me daar toch helemaal geen zorgen over hoefde te maken. Dus droomde ik met jou mee. Stond mezelf toe gelukkig te zijn, wetende dat ik het kwijt kon raken. Als je grootste angsten werkelijkheid worden, voelt de wereld onveiliger dan ooit.

Toen we erachter kwamen dat ik zwanger was, terwijl jij het net had uitgemaakt, en ik voor de keuze stond om het te houden of te aborteren voelde het alsof ik de keuze ‘ja’ te zeggen tegen het leven opnieuw moest maken. Toen kreeg ik een miskraam en kwam er zoveel pijn en verdriet naar boven, die eigenlijk overlevingsdrang was. De dood die zo lang een geruststellende optie in mijn leven was geweest, een mogelijke of onvermijdelijke ontsnapping, confronteerde me nu met een onvoorstelbaar verlangen terug naar het leven dat in mij had gehuisd.

Toen het nog een optie was dat het kindje geboren kon worden, belichaamde het dat ik iets had om voor te overleven. Opeens was dat weg. Nu is het een enorme zoektocht die overlevingsdrang, dat verlangen naar het leven, terug te vinden zonder het daadwerkelijke leven dat in me groeide. Hoewel ik ook elke ochtend als ik weer in ongeloof en verwarring wakker word tegen mezelf zeg dat al deze pijn en dit einde misschien niets minder is dan zwanger zijn van een nieuw eigen leven.

Arnon: Onlangs gingen we samen voor de laatste keer naar onze relatietherapeut. Op de weg terug naar het station stortte je in tranen neer op het trottoir, ik ging naast je zitten. We hielden elkaar vast. Ik zei dat ik niet uit je leven zou verdwijnen, dat ik van je hield, veel, ook al was de relatie voorbij.

Ik zou willen dat mijn liefde jou niet zoveel angst zou aanjagen.

Roos: Onze relatietherapeute zei tegen je toen je verwoordde dat je onderschat had hoeveel pijn dit alles mij zou doen: ‘Je had niet gedacht dat iemand ooit zoveel van je zou houden.’

Je hebt vaak tegen me gezegd dat je bang bent dat je geen liefde waard bent. Ik zou willen dat mijn liefde jou niet zoveel angst zou aanjagen.

Ik weet door onze relatie dat mijn leven me nooit onherstelbaar beschadigd heeft, want door al mijn door schade en schande opgebouwde angsten en muren heen ben ik vol vertrouwen van je gaan houden. Ik ben een goede overlever juist omdat ik pijn niet uit de weg ga, ik graaf me er een weg doorheen. Ik geloof niet dat slechts tijd wonden heelt. Als je een been breekt, zeggen we ook niet: de tijd heelt het wel. Dan heelt het scheef en blijft het hoogstwaarschijnlijk eeuwig een zwakke plek. Nee, je laat je goed behandelen en gaat in revalidatie. Waarom zou dat bij een gebroken hart of een gebroken ziel anders zijn?

Ik doe nu alleen die conscious uncoupling training van Katherine Woodward Thomas (die we samen interviewden), ik ben in therapie bij Peter (de therapeut bij wie we in Californië in therapie waren) om de miskraam te verwerken, ik heb sessies met onze oude relatietherapeut om grip te krijgen op alles wat er gebeurd is. Ik zie in pijn vooral een kans om te veranderen. Een gebroken hart is ook een opengebroken hart, en hoewel met zoveel zenuwen en aderen blootliggend elk speldenprikje een bloeding kan veroorzaken of je kan verlammen, is het ook een periode dat dingen misschien diep door kunnen dringen en zaken die hardwired zijn kunnen veranderen. ‘So don’t mind if I fall apart, there’s more room in a broken heart’ zingt Carly Simon. Het is een proces van posttraumatische groei.

Iedereen gaat anders om met pijn. Ik ben van de school: bek houden en doorleven.

Arnon: Wat ik je nu kan aanbieden: liefdevolle afstand. Misschien wordt die afstand in de loop der tijd kleiner.

Jouw pijn pijnigt mij. Iedereen gaat anders om met pijn. Ik ben van de school: bek houden en doorleven. Zo ben ik opgevoed en er is wel wat voor die school te zeggen.

Wat niet betekent dat jij tot die school moet toetreden, maar dat ik het recht opeis zo met pijn om te gaan.

Copy-paste een andere vrouw

Roos: Dat recht zal en kan ik jou ook nooit ontzeggen. Ik kan mezelf wel in bescherming nemen tegen de pijn die jouw manier van doorleven mij doet. Jij zit al middenin een nieuwe relatie. Ik moet eerst zelf weer sterker in mijn schoenen staan voor ik met die realiteit kan leven. Jij bent nu in New York en ik realiseerde me dat jouw leven zonder mij precies hetzelfde is. Je zit dezelfde restaurants aan dezelfde tafels. Je gaat naar de krav maga-trainers Raz en Serge, naar je Franse leraar Michel, je ligt op dezelfde plek op een kleedje in Central Park, slaapt in dezelfde kamer in hetzelfde hotel in Amsterdam.

Dat alles doe je nu met een ander. Allerlei plekken en rituelen die voor mij als dingen van ons waren gaan aanvoelen worden nu rituelen van jou met een ander. In zoveel van mijn herinneringen aan onze tijd samen kan ik nu copy-paste een andere vrouw plakken. Terwijl mijn leven zonder jou overhoop ligt. Natuurlijk, ooit zal een nieuw iemand vast kerst bij mijn familie komen vieren, maar mijn leven is niet meer hetzelfde. Verre van. Dat is ontzettend pijnlijk, maar het is ook een fascinerend omver gespit stuk grond waarmee ik aan de slag kan.

Ik keek deze week de nieuwste aflevering van The Handmaid’s Tale (een serie die we voorheen samen keken). In een scène biecht handmaid June via een cassettebandje aan haar man Luke, die veilig in Canada woont, op dat ze een geheime affaire heeft gehad in Gilead. In tranen spreekt ze in: ‘I’m doing what I need to do to survive. And you need to too.’ Het ontroerde me zo. Wat doen mensen meer dan ieder op hun eigen gebroken manier proberen te overleven in deze wereld?

Jij doet ook gewoon maar wat je nodigt hebt om te overleven. Schrijven en ontsnappen. Wie ben ik om jou dat te ontzeggen. Zo ben ik zoekende naar mijn nieuwe manier van overleven. Want ik wil niet terug naar mijn oude manier, dat was een leven met muren.

Ooit zullen we teruggaan naar het rozenstruikje, we zullen lachen en huilen. Veel lachen, alles is grotesk, ook onze liefde.

Arnon: Kort voor ik je verliet herlas ik Emmanuel Berls Rachel en andere gratiën waarin Berl met zoveel liefde schrijft over de vrouwen die een rol in zijn leven hebben gespeeld. Het verleden, besefte ik eens te meer, leeft in ons, woekert in ons, is niet dood en weg, maar breidt zich in ons uit op goede én op slechte manieren. We zijn dit project samen aangegaan, het was een experiment, in een deel van de openbaarheid is dit verworden tot een simpel dader-versus-slachtofferverhaal, voor mij, voor jou, dat weet ik, was het anders, genuanceerder, complexer, tegenstrijdiger.

Ik ben daar in Heiloo naast je op de grond op het trottoir gaan zitten om je laten voelen dat ondanks alle pijn, die van jou, die van mij, ik niet tegen jou maar voor je ben, ik bied je liefdevolle afstand aan en loyaliteit en misschien van daaruit vriendschap.

Je verleden ontrouw worden is jezelf ontrouw worden.

Ik heb je vader beloofd dat ik je in vrede zal laten gaan, dat doe ik ook, en dat betekent niet dat ik verdwijn of ontken wat wij samen allemaal hebben meegemaakt, integendeel.

Het betekent ook niet dat we hoeven te kiezen tussen werkelijkheid en literatuur. Daar waar wat wij werkelijkheid noemen te vinden is, is er literatuur, althans zijn er verhalen.

Ooit zullen we teruggaan naar het rozenstruikje, we zullen lachen en huilen. Veel lachen, alles is grotesk, ook onze liefde.

Roos: Gisteren kreeg ik een sms’je van Valerie, de vrouw in Washington State in wier tuin ons rozenstruikje is gepland. Ze schreef: ‘Hello, the rose plant is growing. There was a mama deer and two babies eating near the plant. So beautiful.’ Het hertje waar ik in mijn brief aan ons kindje (die in jouw laatste artikel staat) over schreef is dus al komen snuffelen. Nu moeten alleen de haas en de vos nog op bezoek komen.

Arnon: Ik zou je graag vertellen wat jouw pijn met me doet en heeft gedaan. Maar ik kan dat alleen indirect via de omweg van fictie – wees er echter van verzekerd dat jouw pijn een demon voor mij is geworden die op mijn schouder zit – een net niet getemde roofvogel. Dit alles was uiteindelijk moeilijker voor me dan de dood van mijn moeder.

Roos: Misschien lees ik het ooit in je fictie, toch hoop ik dat je ooit tegenover me zult zitten en me in je eigen woorden, op een persoonlijke manier, in elkaars liefdevolle nabijheid kunt vertellen wat ik voor je betekende, wat onze relatie heeft betekent in jouw leven.

Ik wil geen roofvogel op jouw schouder zijn, liefste. Ik wil jou niet pijnigen met scherpe klauwen of snavels. Als mijn pijn al een roofvogel is dan hoop ik dat zij een voogd is die jou beschermt voor toekomstige pijn.