Vrijdagmiddag, grote pauze. Groep 7 speelt ‘rondje om de (tafeltennis)tafel’ met een volleybal, terwijl hun juf Rofayda Bouhtala collega Loes Stoltenborg bijpraat over de ochtend. ‘Ze hebben hard gewerkt, dus ze hoeven vanmiddag alleen hun taakjes af te maken. Daarna mogen ze iets voor zichzelf doen.’ Bouhtala is herstellende van een fikse corona-infectie. Ze werkt halve dagen en Stoltenborg, de juf van groep 8A, neemt haar klas vanmiddag over.

Tegen het einde van de pauze opent Stoltenborg WhatsApp. Haar klas werkt vandaag thuis, foto’s van sommen uit het thuiswerkpakket stromen binnen: ‘Juf, ik begrijp deze niet.’ ‘Je moet de getallen op volgorde van klein naar groot zetten,’ spreekt Stoltenborg in, nauwelijks boven het tumult van een betwiste bal uitkomend. ‘Pak er een papiertje bij, schrijf ze onder elkaar op een getallenlijn.’

Voor Bouhtala is het uitdagend de draad weer op te pakken. Ze heeft hoofdpijn en mist haar gebruikelijke energie. ‘Maar gelukkig heb ik een heerlijke klas. “Geeft niet juf, we kunnen het zelf,” zeggen ze als mijn stem het niet meer trekt tegen het einde van de instructie.’

Themales over de dood

Als Bouhtala vertelt over de tragische uitwerking van corona op haar familie schiet ze vol. ‘Juf, waarom huilt u?’ vraagt een leerling. ‘Ik heb toch verteld dat mijn oom is overleden,’ antwoordt Bouhtala. ‘O ja,’ het meisje slaat haar armen om het middel van de juf.

De Huizingaschool staat in Amsterdam Nieuw-West, waar het coronavirus flink rondwaart. Eind oktober werden in het stadsdeel wekelijks 743 besmettingen per honderdduizend bewoners geconstateerd, ruwweg twee keer zo veel als het landelijk gemiddelde. Op school hebben inmiddels meerdere leerkrachten, kinderen en familieleden het virus gehad. Stoltenborg heeft deze week een kringgesprek over de dood gefaciliteerd nadat maar liefst drie kinderen uit haar klas een naaste hadden verloren. ‘We hebben het gehad over afscheid nemen, hoe een uitvaart gaat in verschillende culturen. De kinderen gaven aan dat ze het moeilijk vinden om hun ouders verdrietig te zien.’

De Huizingaschool kampte voor de pandemie al met een tekort aan leerkrachten en nu zit steevast een handvol thuis

Ook wat betreft het onderwijs is de school in een precaire situatie beland. Enerzijds worden plannen gemaakt voor bijspijkerlessen van de ‘Slobgelden’, het budget dat onderwijsminister Arie Slob beschikbaar stelde om de achterstanden door het thuisonderwijs in het voorjaar weg te werken. Nederlandse basisschoolleerlingen hebben tijdens dat thuisonderwijs zo goed als geen vooruitgang geboekt, concluderen wetenschappers van de University of Oxford na analyse van de Cito-scores van 350.000 kinderen. Kinderen met laagopgeleide ouders blijken het sterkst achteruit te zijn gegaan. Lees ook deel 1 van deze serieHoe de Huizingaschool dealt met kansenongelijkheid19 september 2020

Tegelijkertijd zet de tweede golf het onderwijs opnieuw onder grote druk. De Huizingaschool kampte voor de pandemie al met een fiks tekort aan leerkrachten en nu zit steevast een handvol thuis, met covid, in afwachting van testuitslagen of in quarantaine. Het team houdt zijn hart vast voor de gevolgen. ‘Bijna dagelijks krijg ik van collega’s de vraag: we gaan toch niet dicht, alsjeblieft?’ aldus directeur Susan Herrings. Spottend: ‘Dus al gaan de scholen dicht, wij blijven open.’

Vierdaagse schoolweek

Op maandag 19 oktober is de kogel door de kerk. ‘We gaan werken met een vierdaagse schoolweek,’ schrijft Herrings aan de ouders. Groep 4A heeft in de weken dat hun juf covid had maar liefst dertien verschillende leerkrachten gezien. Deels invallers van buiten de school die na een eerste dag constateerden dat het werk te zwaar was. Met de thuiswerkdag is er ruimte om de eigen leerkrachten en assistenten te verdelen over de klassen van de afwezigen. De school houdt rekening met obstakels thuis. ‘Mocht uw kind geen laptop of computer hebben, dan kan deze worden opgehaald […] Mocht u moeten werken en geen opvang hebben, [dan kijken we] in welke klas uw kind die dag kan werken.’

Kaoutar Abouyahya, die als aanspreekpunt voor de ouders op school werkt, belt de thuiswerkers dagelijks om eventueel te ondersteunen bij het inloggen of de opdrachten toe te lichten.

‘Heel goed dat jullie er zijn, jullie kunnen helpen voorlezen.’

‘Och moeders, wat troosteloos dat jullie hier in de regen staan,’ roept meester Jorge Bolle door het open raam van zijn kleuterklas. ‘Ah en vaders, zie ik. Goedemorgen.’ Buiten staat een groepje ouders onder paraplu’s in de grauwe ochtendschemering – het is de laatste week voor de wintertijd. De kinderen nemen een voor een plaats op een opstapje bij het raam voor een afscheidsknuffel of een nagekomen broodtrommel. ‘Geen ouders in de klas, ik kan er maar niet aan wennen,’ zegt Bolle, die al twintig jaar lesgeeft op de Huizingaschool. ‘De samenwerking en verbondenheid tussen ouders en school is voor het jonge kind juist zo belangrijk.’

Na een laatste collectieve zwaai begint het kringgesprek. ‘Wat zijn we met veel vandaag,’ constateert Bolle. Twee aanwezigen zitten eigenlijk niet in de kleuterklas, maar zijn verstekelingen uit groep drie, die vandaag de thuiswerkbeurt heeft. ‘Heel goed dat jullie er zijn, jullie kunnen helpen voorlezen.’ Bolle wijst op de thematafel met boeken over de herfst, de meiden schudden driftig van nee. ‘Ach jawel, volgens mij kunnen jullie dat. We proberen het straks samen.’ Een verlegen glimlach breekt door.

Zorgen

Voor kinderen pakt het thuisonderwijs wisselend uit, zo bleek dit voorjaar op de Huizingaschool. Kinderen die goed zelfstandig kunnen werken, thuis een rustige plek hebben en wier ouders kunnen helpen met uitleg, presteerden uitstekend tijdens de eerste golf. Andere kinderen kwamen niet of nauwelijks tot leren, of dat nou samenhing met minder zelfstandigheid, drukte thuis, ouders die de handen vol hebben of de taal niet machtig zijn. Om die groep maakt de school zich zorgen, ook nu weer.

De dag dat Bouhtala’s groep 7 thuis moest werken, waren acht kinderen toch op school. ‘Juf, ik kan me thuis niet concentreren, mag ik hier werken?’

‘Van dag tot dag leren die kinderen minder,’ zegt Berdien Bode, die als Intern Begeleider de kinderen van de onderbouw extra ondersteunt. ‘Het baart me zorgen. Zeker als de verstoring van het onderwijs nog lang duurt, verwacht ik blijvende achterstand in taalontwikkeling, maar ook in sociale vaardigheden als kinderen hun klasgenootjes niet zien. Het betekent dat voor sommige kinderen de kansen in de schoolcarrière afnemen.’

Toenemende ongelijkheid

Minister Slob deelt de zorgen over toenemende ongelijkheid door het thuisonderwijs en stelde 244 miljoen euro beschikbaar voor mbo’s, basis- en voortgezet onderwijs. De Huizingaschool krijgt ruim 44000 euro, een flinke hap uit de ruif, omdat de school maar liefst 39,8 ‘weegt’ op een schaal van 20 tot 40. Die schoolweging, op basis van sociaaleconomische factoren, gebruikt de overheid om de complexiteit van de leerlingpopulatie te kwantificeren.

De school heeft 49 kinderen geselecteerd voor het bijspijkerprogramma, dat twintig weken duurt. Onder begeleiding van coaches van de Weekend Academie gaat de bovenbouw aan de slag met rekenen en de middenbouw met leesvaardigheid. ‘Juist na het leren van de letters is het belangrijk dat de kinderen spelenderwijs meters maken met lezen om er vaardig in te worden,’ zegt Berdien Bode, die meedenkt over de lessen.

Succes ervaren

Is het dweilen met de kraan open, dit bijspijkeren terwijl de reguliere lessen uitvallen? Niet per se, stelt Herrings: ‘De kinderen werken in groepjes van vier, op hun eigen niveau. Ook de kinderen die vaak wat achterlopen op hun klasgenoten kunnen daardoor succes ervaren. Dat sterkt hen in het gevoel dat ze kunnen lezen, kunnen leren. Als ze die competentie ervaren, komen ze ook beter tot de thuisopdrachten.’

Omdat ze plezier cruciaal acht voor het succes van de extra lessen, denkt Herrings kritisch mee met de aanbieders. Waar andere scholen een willekeurige dag van de week kiezen voor de bijlessen van anderhalf uur, meent Herrings dat dat alleen op de kortere woensdag kan, omdat ze de kinderen anders overvragen.

‘Misschien kunnen we buiten een spel doen? Veel kinderen zijn aangekomen.’

Het voorgestelde kwartiertje pauze wijst ze van de hand: te kort. De kinderen moeten eerst rustig eten. ‘En misschien kunnen we daarna een half uur buiten een spel doen, gefaciliteerd door de begeleiders?’ stelt ze voor. ‘Dat biedt ontspanning en de mogelijkheid een band op te bouwen. Bovendien zijn bij ons, net als overal in het land, kinderen aangekomen tijdens corona.’ Goed idee, moet te regelen zijn, reageren de afgevaardigden van de Weekend Academie.

Zelfstandig aan de slag

De tweede golf vergt veel van het team: leerkrachten moeten voor de thuiswerkdag voor ieder kind opgaven selecteren waar hij of zij zelfstandig mee aan de slag kan en vervolgens lesgeven aan een klas waarvan ze het programma en de gebruiksaanwijzing maar deels kennen. Oudergesprekken vinden plaats via beeldbellen en natuurlijk is er de kans op besmetting.

Juf Loes Stoltenborg, die reuma heeft en daarmee extra kwetsbaar is, loopt met een mondkapje door de gang. ‘Maar ik ben liever op school met risico op complicaties bij besmetting, dan zeven dagen per week thuis. De kans dat ik daar psychisch mee in de problemen kom, acht ik vele malen groter.’

De ouders hebben begrip voor het feit dat de school de druk niet aan kan. Een enkeling ziet de school het liefst de deuren sluiten, uit zorg voor kwetsbare familieleden. Veel ouders zetten alle zeilen bij om hun kinderen die extra dag thuis te helpen. Niet eenvoudig, zeker niet als daar ook kleine kinderen rondlopen voor wie de vereiste stilte niet is op te brengen, klinkt het op het schoolplein.

‘Het is leerzaam voor de kleuters om oudere kinderen in de klas te hebben.’

Als in de kleuterklas van meester Jorge Bolle de speelhoeken zijn verdeeld onder de kinderen van groep een en de tweedegroepers klaar zitten voor het oefenen van de letter h – van herfst – moet Bolle eerst nog op zoek naar het werkpakket dat zijn gastleerlingen verondersteld worden te maken in afwezigheid van hun juf. Is het belastend, gasten die geïnstrueerd moeten worden op een heel ander niveau? ‘Nee hoor, waarom? Het is leerzaam voor de kleuters om oudere kinderen in de klas te hebben. En het is leuk om kinderen terug te zien, zeker als ze als kleuter bij mij hebben gezeten.’

Natuurtalent

Zo resulteert het geïmproviseer in meer opstekers. Neem bijvoorbeeld eerstejaarsstudent International Business Administration Soufiane Najidi, de negentienjarige zoon van Intern Begeleider Fatima Aitja. Op de middelbare school gaf hij bijles en hij had weleens op de Huizingaschool geholpen met spullen sjouwen. Wetend van het prangende tekort aan leerkrachten, polste hij Herrings of hij geen klas kon overnemen. Herrings: ‘Dat was natuurlijk een grote gok, maar we zaten omhoog en dan vaar je maar op het vertrouwen in Fatima.’

‘Wie kan mij de regels vertellen die gelden tijdens de uitleg?’ begint Najidi de spellingsles aan zijn klas, groep 5B. Gretige vingers schieten omhoog. ‘Effia, vertel.’ ‘De regel tijdens de uitleg is dat je goed luistert naar wat diegene zegt.’ ‘Heel goed. En wat nog meer?’ Stil zijn, naar het bord kijken. Na de opfrissessie brengen de kinderen de regels overtuigend in praktijk tijdens de les over korte en lange klanken. ‘Reda is al goed aan het werk, zie ik,’ stuurt Najidi vervolgens geroutineerd wanneer het tijd is zelf aan de slag te gaan.

De inspiratiebron voor zijn pedagogische aanpak ligt bij zijn eigen ervaringen op school – die waren niet altijd positief. ‘Ik lag vaak overhoop met leerkrachten. Sommige werden te boos, ze schreeuwden zelfs,’ zegt Najidi. ‘Alsof ze zelf nog kind waren. Ik sloot me af en kreeg afkeer van school, van het leerproces.’

Najidi had meer aan de leerkrachten die interesse toonden en het positieve benoemden. ‘En dus probeer ik dat nu zelf te doen.’

Na het compliment aan Reda zitten al gauw alle veertien kinderen rustig te oefenen met ‘bomen’ en ‘bommen’, ‘taken’ en ‘takken’.

‘Hij is een natuurtalent,’ constateert Herrings.

Het duurde niet lang voor er mailtjes van ouders binnenkwamen met het verzoek hem alsjeblieft te houden. ‘Het kan dankzij corona,’ aldus Najidi. Van halfacht tot drie is hij op school. ‘Omdat mijn studie op het moment helemaal online is, kan ik die in de avonduren en het weekend doen. Mijn vrienden werken als vakkenvuller of bij een callcenter. Ik doe iets wat me boeit. In de auto naar huis denk ik vaak terug aan interacties met de kinderen, bijvoorbeeld aan een bijzondere jongen in wie we als team veel energie steken. Hoe gaat dat? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat hij leert? Het geeft me voldoening om daarmee bezig te zijn.’

Om de privacy van de kinderen te waarborgen, zijn hun voornamen gefingeerd.

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl).