De emoties liepen hoog op in de rechtbank te Amsterdam, op donderdag 28 februari. Die dag werd uitspraak gedaan in een kort geding rond het Nationaal Holocaust Namenmonument dat moet verrijzen aan de Amsterdamse Weesperstraat, middenin de voormalige Jodenbuurt. De Pools-Amerikaanse architect Libeskind, ook ontwerper van het Jüdisches Museum Berlin, heeft voor het Auschwitz Comité een murencomplex getekend, opgemetseld uit 102.220 bakstenen. Op elke steen zal de naam staan van een in de Holocaust vermoorde Nederlandse Jood, Sinti of Roma – meer dan honderdduizend doden zonder graf.

Daniel Libeskind (1946) had spontaan zijn diensten aangeboden aan initiator Jacques Grishaver van het Auschwitz Comité. Daarbij speelde zijn verbijstering mee, vertelde de architect begin april op een door De Balie georganiseerde avond in de Amsterdamse Stadsschouwburg, over het feit dat ‘juist in het liberale, vooruitstrevende Nederland, relatief het grootste aantal joden is weggevoerd naar de vernietigingskampen. Niet Polen. Niet Oekraïne. Niet Litouwen. Nee, Nederland.’

Bewoners van de voormalige Amsterdamse Jodenbuurt verzetten zich tegen de komst van het monument op de door het gemeentebestuur aangewezen plaats: het was te groot uitgevallen volgens de buren en er moesten bovendien vierentwintig bomen worden gekapt.

102.220 bakstenen

De rechter was een paar dagen eerder hoogstpersoonlijk poolshoogte komen nemen, samen met voor- en tegenstanders. Hij zag er het omstreden Monument van Joodse Erkentelijkheid van beeldhouwer Jobs Wertheim, dat vijf jaar na de bevrijding werd opgedragen aan ‘de beschermers der Nederlandse Joden in de bezettingsjaren’. Een nogal cynische tekst in een buurt van waaruit tussen 1940 en 1945 de meeste Amsterdamse joden zijn weggevoerd, recht onder de ogen van hun merendeels passieve stadgenoten. Op de bomen in het plantsoentje langs wat ooit was bedoeld als stadssnelweg waren T-shirts gespijkerd met dramatische teksten, die een angstige sfeer van bomenvervolging opriepen: ‘De ambtenaren hebben besloten dat je ruimte moet maken voor een monument. Deze stad hecht geen waarde aan jou. Trek je wortels op en vlucht voor je leven.’ De link met de Shoah werd nog net niet letterlijk gelegd, maar de suggestie was al pijnlijk genoeg.

De 102.220 bakstenen lagen al klaar om te worden opgemetseld, het einde van een lange weg leek in zicht.

Toch besloot de rechter op die februaridag dat nog niet mocht worden begonnen met de bouw van het monument, dus mocht ook niet begonnen worden met de kap van de vierentwintig bomen, in afwachting van de rechtszaak op 28 mei en de daaropvolgende uitspraak, uiterlijk drie maanden later.

Het was de zoveelste tegenvaller voor Jacques Grishaver (1942), al twintig jaar voorzitter van het Auschwitz Comité en de grote motor achter het initiatief. De 102.220 bakstenen lagen al klaar om te worden opgemetseld, het einde van een lange weg leek in zicht. Hij was er chagrijnig van. Na de uitspraak liep Petra Catz (1951), die namens de bewoners het woord voerde, naar Grishaver en de zijnen toe en vroeg: ‘Mag ik u nog even een hand geven.’ Maar daar was het gezelschap van Grishaver volgens Catz nu even niet van gediend. ‘”Opzouten,” riepen ze. En: “Wegwezen”.’ Diezelfde dag nog liet de getergde Grishaver aan jonet.nl – website voor ‘onafhankelijk Joods nieuws’ – weten dat Catz in zijn ogen iemand is die ‘overal tegen is’ en bovendien ‘een hekel heeft aan joden’ – een uitspraak waarvan hij nu overigens afstand neemt.

Ongegronde bezwaren

‘En dat terwijl ik zelf Joodse wortels heb,’ zegt Petra Catz verontwaardigd als we haar spreken in haar woning aan de Plantage Middenlaan, middenin de voormalige Jodenbuurt. Haar Joodse vader wist als twintiger te ontsnappen uit de trein die onderweg was naar Auschwitz vanuit het internerings- en doorgangskamp Drancy, ten noorden van Parijs. Hij had later het gevoel dat hij zijn ouders, die achterbleven in de trein, in de steek had gelaten. Maar, schreef hij er in de winter 1942-1943 over: ‘Ik vond het zoiets minderwaardigs om zo met je te laten sollen, dat het haast innerlijk onmogelijk was dit lijdelijk te ondergaan.’ Hij overleefde de oorlog, terwijl zijn ouders – de grootouders van Petra Catz – en andere familieleden door de nazi’s werden vermoord.

‘Hij wil niet met anderen overleggen, hij geeft geen ruimte voor andere ideeën, van wie dan ook. Zijn Auschwitz Comité heeft dit naar zich toe getrokken.’

Ze wil haar eigen familiegeschiedenis niet in de strijd gooien, zegt Catz, ‘al zou mijn vader het vast eens zijn met wat ik nu doe.’ Ze vindt het hele conflict rond het Namenmonument vooral erg pijnlijk. ‘Voor Jacques Grishaver heb ik wel bewondering, hij is een vechtjas, hij wil iets bereiken en zet zijn tanden in deze zaak. Maar ik ben niet blij met de manier waarop hij dat doet. Hij wil niet met anderen overleggen, hij geeft geen ruimte voor andere ideeën, van wie dan ook. Zijn Auschwitz Comité heeft dit naar zich toe getrokken. Natuurlijk mag iemand dat doen, maar het grote gewicht dat ze aan zichzelf toekennen – en de ruimte die ze daarvoor van de gemeente gekregen hebben – is onderdeel van onze bezwaren.’

Grishaver stelt dat alle bezwaren van Catz en haar buurtvereniging inmiddels zijn weerlegd en hij vraagt zich af wat haar en haar kleine clubje tegenstanders het recht geeft de plannen te blijven traineren. ‘Zij doet er alles aan om de komst van het Namenmonument tegen te houden. Maar de ingediende bezwaren zijn door de bezwaarschriftencommissie allemaal ongegrond verklaard.’ Dus hebben twee nabestaanden van slachtoffers van de Holocaust het nog steeds met elkaar aan de stok over het Nationaal Holocaust Namenmonument. Een monument dat is ontworpen door een vlak na de oorlog in het Poolse Łódź geboren Joodse architect, zoon van twee Holocaust-overlevenden – voor de oorlog woonden er meer dan tweehonderdduizend Joden in Łódź, toen het Rode Leger binnentrok waren er nog geen duizend van over.

Weerspiegelend zonlicht

Twee weken na de rechterlijke uitspraak, op een druilerige ochtend in maart, gaf Jacques Grishaver een korte rondleiding door het wat modderige plantsoentje waar het monument moet verrijzen en waaraan op het eerste gezicht niet veel verloren is. ‘Ik zit er wel een beetje doorheen,’ vertelde hij. De uitspraak in kort geding was hard aangekomen. ‘Nu moeten we nog langer wachten voor we met de bouw kunnen beginnen, waardoor de kosten steeds verder oplopen. Oudere mensen die de oorlog hebben meegemaakt willen het monument graag zien als het af is. Ik was zelf een ondergedoken kind, ik ben nu 77 en hartpatiënt, ik wil het zelf ook nog meemaken. Om me heen zie ik de ene na de andere generatiegenoot de geest geven.’

Auto’s zoeven voorbij over vier rijbanen, aan de overkant staat het studentenhuis Weesperstraat, een tamelijk kolossaal ontwerp uit de jaren zestig van architect Herman Hertzberger. Een enkele student verwacht overlast van door het monument weerspiegeld zonlicht en heeft zich achter het protest van de buurt geschaard. Grishaver, verdrietig: ‘Ze hebben zelfs gezegd dat ze niet willen uitkijken op wat ze “een attractiepark” noemen.’

Kapitein op het schip

In Café Dignita achter Hermitage Amsterdam, in de hoftuin van de Diakonie, grenzend aan de plek waar het Namenmonument zal verrijzen, doen toeristen zich tegoed aan een ‘zoet ontbijt’ of Amerikaanse ‘golden glow’ pannenkoeken. Jacques Grishaver, in een grijs verleden eigenaar van een legerdumpzaak in Amsterdam-Oost, houdt het vanochtend bij een cappuccino. Hij vertelt over zijn eigen oorlogsgeschiedenis. Hij werd geboren in de ’s Gravesandestraat in Amsterdam-Oost, waar destijds veel joodse families woonden. Toen de razzia’s begonnen, brachten zijn ouders de kleine Jacques en een van zijn opa’s naar een onderduikadres in de Linnaeusdwarsstraat, ‘ze noemden dat het “Schillenboerenstraatje”.’ Daar woonde een mevrouw die een overspelige relatie had met een van zijn oudooms. ‘Van hem had ze drie kinderen en daar paste ik ook nog wel bij.’

‘Hij doet het, hij bedenkt het, en wij als bestuur ondersteunen hem, hebben af en toe kritiek op hem, maar hij is de kapitein op het schip en het moet zoals hij het wil.’

Zijn ouders belandden in de Hollandsche Schouwburg maar het lukte ze te ontkomen bij een van de weinige geslaagde ontsnappingspogingen – ze overleefden beiden de oorlog. Van zijn moeders kant is bijna iedereen vermoord, tientallen familieleden verdwenen in de gaskamers. Aan zijn vaders kant waren zijn tantes allemaal gemengd gehuwd, waardoor ze de oorlog overleefden.

Grishaver, die een koninklijke onderscheiding kreeg voor zijn werk bij het Auschwitz Comité, is onvermoeibaar in zijn strijd om de herinnering aan de Holocaust levend te houden. Hij organiseert met zijn comité al jaren groepsreizen naar Auschwitz en Sobibor. ‘Hij is onstuitbaar, als hij iets in zijn hoofd heeft, dan gaat hij ervoor,’ zei oud-burgemeester van Amsterdam Ed van Thijn in de documentaire ‘Gedreven, bevlogen, bezeten; Jacques Grishaver en zijn Auschwitz Comité’. ‘Hij ís het Nederlands Auschwitz Comité,’ aldus secretaris Naomi Koster in diezelfde documentaire. ‘Hij doet het, hij bedenkt het, en wij als bestuur ondersteunen hem, hebben af en toe kritiek op hem, maar hij is de kapitein op het schip en het moet zoals hij het wil.’

Een gezamenlijk plan

Het eerste plan voor een Namenmonument dateert alweer uit 2006. Het moest een nationaal Holocaustmonument worden, vond Jacques Grishaver. Tien jaar geleden kreeg hij een afwijzende reactie op zijn plan van toenmalig burgemeester Job Cohen (1947), kleinkind van in Bergen-Belsen vermoorde grootouders. Cohen beoordeelde een tweede namenmonument vlakbij de Hollandsche Schouwburg als ‘niet wenselijk’. Hij vroeg Grishaver om in overleg met de Hollandsche Schouwburg tot een gezamenlijk plan te komen. Het Joods Cultureel Kwartier, waar de Hollandsche Schouwburg onderdeel van uitmaakt, voelde wel voor samenwerking.

Overleg volgde, maar zonder resultaat. Grishaver: ‘De samenwerking met het Joods Cultureel Kwartier is tegenwoordig gelukkig uitstekend.’ Job Cohens opvolger Eberhard van der Laan – zoon van ouders die zich hadden verzet tegen de Duitse bezetter – omarmde in tegenstelling tot zijn voorganger het idee van een namenmonument en nam zitting in het comité van aanbeveling voor het Holocaust Namenmonument Nederland. De keuze viel op het Wertheimpark waar sinds 1993 het Auschwitzmonument van Jan Wolkers staat, gemaakt uit gebroken spiegels, want: ‘De hemel blijft voorgoed geschonden.’

‘Iedereen in deze buurt is zich bewust van de geschiedenis van deze plek.’

Er werd besloten dat er een brede maatschappelijke discussie zou komen, maar die bleef beperkt tot een bijeenkomst waar vertegenwoordigers van het NIOD, de Anne Frankstichting, het Nationaal 4 en 5 mei comité, de Hollandsche Schouwburg en anderen aanwezig waren. Uit de notulen wordt pijnlijk duidelijk dat er tussen de verschillende aanwezigen veel ongemak bestaat. Jaap Wertheim (1939) – als kind ondergedoken tijdens de Duitse bezetting – liet namens de Hollandsche Schouwburg weten dat het hem net zomin als burgemeester Job Cohen wenselijk leek als er ‘vijfhonderd meter van elkaar’ twee monumenten zouden staan. Grishaver wierp vervolgens tegen dat hij die dag ‘voor het eerst’ hoorde dat de Hollandsche Schouwburg zichzelf ook beschouwde als Holocaustmonument. De voorzitter suste de situatie met de opmerking dat burgemeester Van der Laan beide initiatieven een afzonderlijk recht van bestaan gaf en ‘betrokkenen moesten kijken hoe ze elkaar kunnen versterken’.

Op 18 maart 2014 – ‘niet toevallig op de dag voor de gemeenteraadsverkiezingen,’ aldus Petra Catz – hakte het gemeentebestuur de knoop door zonder ook maar enige bemoeienis van of kennisgeving aan de gemeenteraad: het monument in het Wertheimpark zou er komen.

Lees ookDe kinderen van de Joodse crèche18 april 2017
Een kwart miljoen mensen

Catz woont vlakbij dat park, schuin tegenover de Hollandsche Schouwburg en een paar deuren voorbij de locatie waar tijdens de oorlog de Joodse Crèche was en waarnaast nu het Holocaust Museum in oprichting is gevestigd. In hetzelfde pand woonde tijdens de oorlog de tandarts Henri Schaap, zijn vrouw Rosa en hun twaalfjarige dochter Martha, die allemaal op 11 juni 1943 werden vergast in Sobibor. Na de oorlog woonde de arts Isaac Dasberg er met zijn familie. Het huis groeide uit tot een ontmoetingsplaats voor vrienden en familie die terugkeerden uit de concentratiekampen.

‘Iedereen in deze buurt is zich bewust van de geschiedenis van deze plek,’ zegt Petra Catz. Als voorzitter van de Buurtvereniging is ze betrokken bij de voorbereidingen voor de jaarlijkse 4 mei-herdenking in de Hollandsche Schouwburg. Catz werkte jarenlang bij Amnesty International, waar ze het hoofd was van de afdeling vluchtelingen. ‘Ik kom uit de mensenrechtenhoek,’ zegt ze. Ook werkte ze een tijdje bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Bosnië.

‘Al snel bleek dat de openheid minder groot was dan aanvankelijk beloofd. Een ambtenaar zei tegen ons: “Je moet weten, als de burgemeester iets wil, dan gebeurt het ook”.’

Haar vader Hans Catz trok na zijn ontsnapping uit de trein door Europa, werd dertien keer opgepakt maar wist steeds te ontkomen. Via Frankrijk en Zwitserland kwamen hij en twee vrienden uiteindelijk in Italië terecht. Ze gaven zich uit voor Zuid-Afrikaanse sergeants in geallieerde dienst, werden door de Duitsers opgepakt en brachten het laatste jaar van de oorlog door in een Duits kamp voor krijgsgevangenen. Over de avonturen van haar vader schreef Petra Catz samen met haar broer Folkert het boek Door het oog van de naald.

In 2013 raakte Catz betrokken bij de discussie over een Holocaustmonument in het naburige Wertheimpark. Dát het monument er zou komen stond voor burgemeester Eberhard van der Laan en de rest van het gemeentebestuur vast. Wel zouden er eerst nog gesprekken met de buurt worden gevoerd. ‘Maar al snel bleek dat de openheid minder groot was dan aanvankelijk beloofd,’ zegt Catz. ‘Een ambtenaar zei tegen ons: “Je moet weten, als de burgemeester iets wil, dan gebeurt het ook”.’

Tijdens een bijeenkomst op het Amsterdamse stadhuis op 2 juli 2014 mochten de bewoners voor de eerste keer meepraten. Onder de aanwezigen ook Karina Wolkers, weduwe van Jan, ontwerper van het Auschwitzmonument in het Wertheim-park dat overschaduwd dreigde te worden door het namenmonument. De weduwe Wolkers vond dat het spiegelmonument door Jan Wolkers specifiek voor die plaats en omstandigheden was ontworpen. Van der Laan stelde zich voorzichtig op, hij wilde voorkomen dat er problemen zouden ontstaan tussen de erven Wolkers en het Auschwitz-comité. Er waren twijfels of het kleine parkje de verwachte bezoekersaantallen wel aan zou kunnen. Het zou, vreesden omwonenden, niet langer een park zijn, maar eerder een doorgang naar het monument, voor jaarlijks een kwart miljoen mensen.

‘Jokkebrokkerij’

Kort daarop zag het gemeentebestuur alsnog af van het park als aangewezen plek voor het Namenmonument. Bijna twee jaar later, in april 2016, werd het plantsoentje tussen de Hermitage en de Weesperstraat gekozen als nieuwe locatie. In september van dat jaar liet het comité ‘Niet hier’ weten bezwaren te hebben tegen die nieuwe locatie. Nee, ze waren niet tegen het monument als zodanig, maar wel tegen die plek. Die zou te klein zijn, de drukke Weesperstraat was ongeschikt. En er moesten dus bomen wijken, wat in strijd was met de plannen voor de vergroening van de buurt.

‘Het is verdrietig dat het zo gaat,’ zegt Petra Catz, die bezwaar heeft tegen dit ontwerp maar ook geschokt is door het ondemocratische gehalte van de procedure. ‘Er werd wéér gemanipuleerd, dat is toch wel ernstig voor een stadsbestuur.’ Burgemeester Van der Laan beloofde een gefaseerde procedure en zegde toe dat alles ditmaal volgens het boekje zou gaan. Maar het Auschwitz Comité vond dat te lang duren en de procedure werd in elkaar geschoven. Nadat een door de gemeente ingehuurd bureau – Royal HaskoningDHV – een jaar onderzoek deed naar een twaalftal locaties, waarbij de criteria van het Auschwitz Comité driemaal zwaarder meewogen, kwam het onooglijke plantsoentje aan de stadssnelweg als eerste keus uit de bus.

‘Dat Libeskind de bezwaren tegen het monument plaatst in het licht van de Holocaustontkenning vind ik al helemaal pijnlijk.’

Buurtbewoners stapten naar de bestuurscommissie en ook naar de gemeenteraad om bezwaren naar voren te brengen, maar werden van het kastje naar de muur gestuurd. ‘We luisteren niet naar uw argumenten, kregen we daar te horen en: u staat toch al met 5-0 achter.’ In het raadsbesluit werden wel ‘randvoorwaarden’ opgenomen waaraan het ontwerp zou moeten voldoen. Zo zou het zicht op de achterliggende Hermitage en Diakonie intact moeten blijven. ‘Nu dat niet lukt, schrijft de gemeente dat het nooit ging om randvoorwaarden maar om “aandachtspunten”,’ zegt Catz. ‘De gemeente neemt haar toevlucht tot jokkebrokkerij.’

‘In het licht van Holocaustontkenning’

Het zou raar zijn, vindt Petra Catz, als haar mening door haar achtergrond zwaarder zou wegen. ‘Maar ik vind het dus ook gek als de mening van mijnheer Grishaver meer waard zou zijn dan die van een ander. Of die van Daniel Libeskind. En dat Libeskind ons in interviews schaart onder opkomend rechtspopulisme en de bezwaren tegen het monument plaatst in het licht van de Holocaustontkenning vind ik al helemaal pijnlijk.’ Catz kreeg in oktober vorig jaar steun van kunstenaars, architecten en wetenschappers – onder wie prominenten als Abram de Swaan (1942) die als baby werd ondergebracht bij een pleeggezin en architect Moshe Zwarts (1937) die als jongen Bergen-Belsen overleefde – die in een open brief in NRC Handelsblad vraagtekens zetten bij het monument.

Het Auschwitz Comité reageerde woedend, volgens het Comité wisten veel ondertekenaars niet eens precies waartegen ze getekend hadden. Onder de kop ‘We zijn het zat’ schreef Grishaver dat de brief onwaarheden bevatte en dat er ‘persoonlijke belangen’ meespeelden. Daarmee hintte hij op plannen van ondertekenaars Roos Theuws en Marien Schouten die een alternatief herdenkingsmonument ontwierpen.

‘Stemmingmakerij’

‘Tja, in Berlijn, Londen, Washington zijn ook monumenten ontworpen, en daar is een open procedure gevoerd, waarin een commissie alle inzendingen beoordeelt,’ riposteert Catz. ‘Waarom is dat bij ons niet zo gegaan? Het is een nationaal monument op gemeentelijke grond dat voor meer dan negentig procent uit publieke middelen wordt gefinancierd. En toch mag niemand zich ermee bemoeien?’ Een gotspe, noemen Grishaver en de zijnen dat argument. ‘Bij die voorbeelden uit het buitenland gaat het om pure overheidsinitiatieven, in Nederland moest het Auschwitz Comité het voortouw nemen. Pas toen het monument bij Catz en haar club in de buurt dreigde te komen, gingen ze zich ermee bemoeien.’

‘Drayer schreef over “Amsterdammers die hun woongenot en het behoud van 24 bomen gewichtiger vinden dan een monument voor 102.220 vermoorde landgenoten”.’

Ook Volkskrant-columnist Elma Drayer vroeg zich af waar het koppige verzet eigenlijk vandaan kwam. Ze verweet de buurtorganisatie Nimby-gedrag in een column met de kop ‘Ontzettend belangrijk, hoor, zo’n Holocaust Namenmonument, maar liever in andermans achtertuin’. Catz vond dat stuk ‘kwaadsprekerij en onjuist’, vertelt ze. ‘Drayer schreef over “Amsterdammers die hun woongenot en het behoud van 24 bomen gewichtiger vinden dan een monument voor 102.220 vermoorde landgenoten.” Dat is stemmingmakerij. Echt onzin.’ Ze nam contact op met de hoofdredacteur van De Volkskrant, die haar wees op de meningsvrijheid van de columnist.

Voor Jacques Grishaver verwoordde de column van Elma Drayer ‘precies hoe ik erover denk’, vertelt hij in Café Dignita. ‘Het Namenmonument is hier juist perfect op zijn plaats.’ Hij wijst naar het Jonas Daniel Meijerplein met de Portugese synagoge en het standbeeld van de Dokwerker, vlakbij is het Joods Historisch Museum. Grishaver laat zien waar straks de bakstenen muren zullen verrijzen, hoe het fietspad kan worden verplaatst, waar de metro-ingang is en hoe hoog de roestvrijstalen Hebreeuwse letters zullen reiken. ‘Die letters zullen straks samen het Hebreeuwse woord “In herinnering aan” vormen.’

Ondanks alle tegenslag is hij vastbesloten zijn strijd voort te zetten om zo recht te doen aan de meer dan honderdduizend vermoorde Nederlandse Joden, Roma en Sinti voor wie zo’n driekwart eeuw na hun dood nog steeds geen grafmonument is opgericht. Juist in de stad en de buurt waaruit de meesten van hen zijn weggevoerd zou het er nu toch eindelijk eens van moeten komen, vindt Grishaver. ‘We zijn nu al twaalf jaar bezig om een gedenkplaats van de grond te tillen die recht doet aan de zwartste bladzijde uit de Nederlandse en de Amsterdamse geschiedenis. We hebben de steun van de gemeente, van de rijksoverheid, van tienduizenden mensen die een steen hebben geadopteerd. Dus dat monument, dat komt er.’


Webredacteur Lou-Anna Druyvesteyn ging in gesprek met Harm Ede Botje over het Namenmonument, de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en de rol van Vrij Nederland in de oorlog. ‘Ook de grootste helden hadden zwakheden. Mensen zijn vooral heel erg mensen.’