De kracht van woorden kan niet gebagatelliseerd worden wanneer het een keer tegen je werkt. Daar is het vrije woord te belangrijk voor.

De afgelopen twee weken heb ik me getuige gevoeld van een soort familievete. Zo eentje waarbij je geen partij wilt kiezen omdat de betrokken familieleden allemaal ergens wel een punt hebben, en omdat ze uiteindelijk toch aardig wat genetische overeenkomsten met elkaar vertonen – maar niettemin moet je kiezen.

NRC-columniste Rosanne Hertzberger zou je zo’n familielid kunnen noemen. De verwantschap is intellectueel van aard. Ik houd van haar nuchtere stukken waarin altijd haar wetenschappelijke achtergrond en haar eigenzinnige, onafhankelijke geest doorklinken. Als je iemand geen ‘linkse fatsoensdeuger’ kunt noemen, is zij het wel. Als je iemand geen ‘jankfeminist’ kunt noemen, is zij het wel. Als je iemand niet tot de grachtengordelelite kunt rekenen, is zij het wel. Ze woont niet eens in Amsterdam.

Toch wordt zij sinds haar actie om bedrijven aan te spreken op hun adverteergedrag op seksistische websites, verketterd door familieleden uit de hoek van GeenStijl, Dumpert en ThePostOnline. Daarmee wordt het voor mij moeilijk, want ook met die tak van de familie voel ik verwantschap. Voormalig GeenStijl-medewerkster en tegenwoordig ThePostOnline-columniste Annabel Nanninga is een goed voorbeeld van zo’n geestverwant. Hoe vaak zijn we het niet eens geweest over de absurditeit van alternatieve geneeswijzen, over gemierenneuk uit eigenbelang van zichzelf feminist noemende vrouwen, over de excessen van de islam? En net als bij Hertzberger ben ik het ook vaak genoeg met Nanninga oneens, maar hé, dat hoort er ook bij, als je familie bent.

Nu staan die twee ineens tegenover elkaar. Er is inmiddels een compleet boekwerk aan opiniestukken, blogs en tweets over de kwestie-GeenStijl-adverteerdersboycot bij elkaar geschreven. Ik zou me erbuiten kunnen houden, maar dat gaat niet. De zieke psychopatenreacties van reaguurders op GeenStijl, in gang gezet door de redactie van die site in een stukje over journaliste Loes Reijmer (‘Zou u haar doen?’) en achteraf niet veroordeeld door die redactie, maken het onmogelijk om te zwijgen.

Ik wil namelijk niet in een wereld leven waarin mannen de opvattingen van vrouwen beantwoorden met verkrachtingsfantasieën. Hypocriet? Vast wel, kan me niet schelen. Heb ik zelf nog nooit iets vrouwonvriendelijks geschreven? Vast wel, maar geen verkrachtingsfantasieën. Bovendien: moet je je neerleggen bij je eigen fouten en zwaktes? Wat een treurige, fatalistische wereld krijg je dan.

Ik ben een voorstander van de radicale vrijheid van meningsuiting waar GeenStijl en hun geestverwanten voor staan. Maar vrijheid is niet zomaar een onwrikbaar, natuurkundig gegeven. Er is een reden dat mensen in de loop van de geschiedenis altijd en overal gevochten hebben voor vrijheid en dat nog steeds doen, en die reden is inhoudelijk van aard. Vrijheid is geen hol vat. Vrijheid heeft betekenis, het vrije woord heeft betekenis. Het kan leiden tot grootse ideeën, originele opvattingen, haarscherpe wetenschappelijke publicaties, vernieuwende filosofieën, misschien zelfs wereldveranderende manifesten. Of het kan leiden tot reaguurdersdrek. En die drek heeft net zo goed impact op mensenlevens. Op het leven van vrouwen bijvoorbeeld, vrouwen die het soort verbale smerigheid over zich heen krijgen als in het geval van Loes Reijmer.

En daar wringt de schoen bij de mensen die GeenStijl verdedigen. Annabel Nanninga verwoordt het heel helder in een opiniestuk dat zij afgelopen zaterdag publiceerde in het door haar zo verafschuwde NSB-krantje NRC Handelsblad. De verkrachtingsfantasieën van de GeenStijl-reaguurders noemt zij daar ‘pittige commentaartjes’. Dapper slaat zij zichzelf op de borst dat zij zelf heel vaak verbaal is afgemaakt, online, maar dat dit haar ‘nooit een minuut slaap gekost’ heeft. ‘Grove reaguursels zijn als monsters in een horrorfilm; lekker griezelen en wie er na het uitzetten van de tv nog niet van kan slapen, is mentaal vier jaar oud of heeft een hysterische agenda.’

Als woorden in staat zijn je advertentie-inkomsten te beïnvloeden, dan zijn woorden misschien ook wel in staat om vrouwen het gevoel te geven dat ze mentaal zijn aangerand, nietwaar?

Dat lijkt mij een ernstige, ernstige onderschatting van de kracht van het vrije woord. En die onderschatting zie je bij alle verdedigers van Dumpert en GeenStijl terug. Aan de ene kant is het vrije woord voor hen het allerbelangrijkste. Durf je mensen op hun vrije meningsuiting aan te spreken, dan open je bij wijze van spreken in alle gastvrijheid de poorten voor de legers van IS. Maar tegelijkertijd blijkt dat vrije woord volgens hen geen deuk in een pakje boter te kunnen slaan. Een handjevol woorden, ach, je hoeft er niet wakker van te liggen, en doe je dat wel, dan ben je een hysterische kleuter.

Wat is het nou, mensen? Heeft dat vrije woord nu wel of niet impact?

Ik moet mijn positie bepalen. Hoe zou ik met mezelf kunnen leven, als schrijver, wanneer ik de kracht van het woord niet zou onderkennen? Natuurlijk hebben woorden impact. En daarmee kies ik dus automatisch de kant van Rosanne Hertzberger en de 130 vrouwen die afgelopen weekend in NRC en Volkskrant in een opiniestuk bedrijven confronteerden met de seksistische websites waarop zij adverteren.

Zo’n opiniestuk is geen censuur. Niemand belet de GeenStijlers om onbetaald verder te gaan met het verspreiden van hun ontzettend vrije mening. Maar als je ziet hoe gepikeerd er in die kringen gereageerd wordt, als je ziet welke infantiele jij-bakken er uitgedeeld worden, als je ziet hoe snoeihard en categorisch er wordt afgerekend met iedereen die het waagt kritiek te uiten op het weblog – dan zie je ook dat ze bij GeenStijl geschrokken zijn. Dat ze ook daar eindelijk beseffen: woorden hebben impact.

Misschien is dat dan toch winst. Als woorden in staat zijn de hoogte van je advertentie-inkomsten en daarmee je voortbestaan te beïnvloeden, dan zijn woorden misschien ook wel in staat om vrouwen het gevoel te geven dat ze mentaal zijn aangerand, nietwaar? Wie de kracht van woorden bagatelliseert, draait de vrijheid van meningsuiting pas echt de nek om.

Goed, en dan ga ik nu maar eens een e-mail schrijven aan Bert van Leeuwen. Misschien dat hij met Het Familiediner de situatie nog een beetje kan redden…