Tijdens een etentje in de Ridderzaal was ik getuige van een hoog oplopende discussie tussen drie voormannen van ondernemend Nederland. Het CDA had de verkiezingen net verloren, Mark Rutte zat nog lang niet in het zadel. Onderwerp van gesprek: de gewenste richting van het kabinetsbeleid. De man die aan tafel de grote werkgevers vertegenwoordigde, gaf hoog op van de internationalistische en pro-Europese traditie van Nederland. We moesten handel drijven en openstaan voor talentvolle immigranten. De politici boden te weinig weerwerk aan het om zich heen grijpende nationalisme en populisme. Zijn gesprekspartners – één was van het midden- en kleinbedrijf, de ander kwam uit de bouwwereld – wekten de indruk dat ze hem het liefst aan hun vork wilden rijgen. De grote werkgevers hadden makkelijk praten, betoogden zij. Met ronkende taal over een open Nederland in een snel globaliserende wereld oogstte je applaus op de hoofdkantoren van multinationals als Philips, Shell en Akzo. Maar hun...