David Kleijwegt bewonderde Prince altijd van een afstandje. Maar één keer mocht hij dichtbij komen, zonder notitieblok, midden in de nacht en met bonzend hart.

Zijn eerste concert in Nederland had ik gemist, net als iedereen overigens, al zou je dat niet zeggen als je de verhalen mocht geloven. Want dan was Jan en alleman en zijn schoonmoeder erbij geweest, die avond in Paradiso aan het begin van de jaren tachtig. Mijn aandacht had hij destijds al wel getrokken. Een in tangaslip en regenjas gehulde geilneef die opzichtig zijn verlegenheid compenseerde met liedjes over pijpen en incest hoorde je ook toen niet elke dag. Een plaat als ‘Dirty Mind’ zou nu niet meer zomaar kunnen verschijnen. Stel je de ophef voor op social media die een tekstregel als ‘incest is everything it’s said to be’ nu zou veroorzaken.

Bij het tweede concert – hij was inmiddels een bonafide rockster, ik een beginnend popjournalist bij een grote krant – stond ik vooraan. Het was augustus 1986 en...