Binnenland

Op mijn werktafel ligt een deprimerend hoge stapel rapporten van en over de PvdA. Schuivende panelen uit 1987: de sociaal-democraten moeten zich instellen op het nieuwe tijdperk van individualisering en internationalisering. Bewogen beweging uit 1988: de PvdA moet meer nadruk leggen op gemeenschapszin. Het rapport-Van Kemenade uit 1991: de PvdA moet ophouden met navelstaren en toptalent uit de maat­schappij voor politieke functies zien te rekruteren. Het rapport-De Boer uit 2002: de Haagse kaasstolp moet aan diggelen worden geslagen.

De werkgroep Politiek Inhoudelijke Koers waarvan Margreeth de Boer voorzitter was, schreef een analyse die aan actualiteit niets heeft ingeboet. De denktank werd ingesteld naar aanleiding van de dra­ma­tische verkiezingsnederlaag van 15 mei 2002. Koks kroonprins Ad Mel­kert werd toen weggevaagd door de erven For­tuyn. De PvdA zat met zichzelf in de knoop, constateerden De Boer en haar secretarissen René Cuperus en Paul Kalma. Van wie was de partij eigenlijk? Van de burgers of van de bestuurders? Van de bewoners van de slecht onderhouden arbeiderswijken of van de moderne middengroepen in hun huisje met tuintje op vinexlocaties? Van de immigranten of van de autochtonen? Op al die dilemma’s werd overigens nog niet meteen antwoord gegeven. Maar het waren brandende kwesties voor de sociaal-democratie en daar moest een onbevangen debat over worden gevoerd.

Waardoor komt het dat Frans Becker en René Cuperus in hun boek over de ‘verloren slag’ van 22 november 2006 opnieuw moe­ten vaststellen dat de PvdA zich in een spagaat bevindt waar de partij met geen mogelijkheid uitkomt?

Een van de oorzaken is dat het debat waar de commissie-De Boer vijf jaar geleden op aandrong, nooit is gevoerd.

Kort na het verschijnen van het alarmerende rapport trad een nieuwe partijleider aan: Wouter Bos. Van the new kid on the block werd verwacht dat hij de kiezers die naar de LPF waren uitgeweken, terug kon winnen. De oud-staatssecretaris van Financiën was charmanter dan zijn voorganger Melkert. Hij luisterde in plaats van alleen maar monologen te houden. Zijn koffie nuttigde hij liever in volkskoffiehuis

De Aanloop aan het Jonckbloetplein dan in het Kamerrestaurant.

Wat toen niet opviel, was dat Bos de door Margreeth de Boer in kaart gebrachte dilemma’s niet oploste. In zijn boek Dit land kan zoveel beter schreef de kandidaat-premier dat een moderne sociaal-de­mo­cra­ti­sche partij de steun van de middengroepen nodig had. Vervolgens lanceerde hij een AOW-voorstel dat juist die groepen trof. Aan het begin van zijn campagne legde hij – terecht – de nadruk op het belang van integratie. Om het een paar weken later nog alleen over de huurliberalisatie en de voedselbanken te hebben. Hij noemde Balkenende ‘asociaal’ maar trok daaruit niet de conclusie dat de PvdA beter met de SP en GroenLinks kon regeren dan met het CDA.

Als partijgenoten hem erop attendeerden dat er ook een scenario nodig was voor het geval de PvdA niet de grootste partij werd, hield hij dat af (‘Dat brengt me in de verkeerde mood’). Als het moeilijk werd, zette het communicatietalent het liefst zijn iPod met muziek van The Verve op.

Negen zetels verlies werd het en terecht constateren Becker en Cuperus dat de PvdA is klemgeraakt tussen het CDA met zijn succesvolle normen-en-waardenoffensief en de SP die de kiezers voorhield dat ook in een tijd van globalisering alles qua sociale zekerheid bij het oude kan blijven. De middengroepen voelen zich niet veilig bij een PvdA die de AOW ter discussie stelt. De arbeiders voelen zich verraden door de lippendienst die de partij aan markt­werking in de zorg bewijst. Gefrustreerde au­toch­tonen ergeren zich aan het toe­treden van Abou­ta­leb en Albayrak tot het kabinet. Migranten nemen het de PvdA kwalijk dat die partij een eind aan het dubbele paspoort wil maken, al maakt ze er niet zoveel heisa over als Wilders, de VVD en nu ook de SP. En dan zijn er nog de femi­nisten, homoactivisten en happy singles die niets moeten hebben van de knusheid en klefheid die worden gepredikt door het christelijk-sociale kabi­net waarin Wouter Bos vice-premier is. Ga er maar eens aan staan!

Het erge is dat het niet alleen misliep omdat Wouter even een dipje had.

Laatst was ik bij een politiek café van een PvdA-afdeling in Amsterdam-West. Alle dui­­vel­se dilemma’s die Becker en Cuperus beschrijven, bleken zich ook in zo’n buurt voor te doen. De ene bezoeker eiste een dialoog met de moslimjongeren, de ander voelde zich als vrouw daardoor bedreigd. Een man in een rood hesje riep dat Wilders tenminste een mening had over het dubbele paspoort en de PvdA niet. Een jongen uit Marokko verweet de partij onder één hoedje te spelen met de politie en de AIVD. Op een bepaald moment schreeuwde een blonde vrouw van in de dertig het uit: ‘Ik weet niet meer waarvoor ik sta.’

Het echte drama is dat de achterban van de PvdA net zo’n vat vol tegenstrijdige gevoelens is als Wouter Bos zelf.