Elf jaar was ik toen ik begon te twijfelen aan het bestaan van een godheid. In mijn geval Allah, omdat ik uit een moslimfamilie kom. In die tijd was ik veel bezig met planeten en het heelal. Op een dag stond ik onder de douche en trof het me als een donderslag hoe nietig wij zijn, en dat het eigenlijk helemaal niet kon dat we door een god zouden zijn geschapen. Ook over andere dingen begon ik te twijfelen. Waarom mocht ik geen varkensvlees eten? En waarom moest ik vasten tijdens de ramadan? Mijn vrienden op de lagere school – ik zat op een voornamelijk witte school vlakbij Brussel – aten gewoon, en zij kregen toch ook geen straf?

We hadden ruzies, mijn vader en ik. Over de Koranschool waar ik elk weekeinde naar toe moest, gevestigd in een oud gebouw met strenge mannen die met lange latten op je vingers sloegen of aan je oor trokken als je iets fout deed. Wat doe ik hier, vroeg ik me af, ik hoor hier niet thuis.

Diep teleurgesteld

Ik begon te protesteren, weigerde mijn bed uit...